ECLI:NL:RBMNE:2022:6146
Rechtbank Midden-Nederland
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klaagschrift inzake inbeslaggenomen vaartuig in strafzaak
Op 7 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift van een klager, geboren in 1971, die zich verzet tegen de inbeslagname van een vaartuig, een Primeur 700 Tender. Het klaagschrift werd op 7 februari 2022 ingediend en op 21 februari 2022 inhoudelijk behandeld. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C. Vingerling, stelde dat het vaartuig gemeenschappelijk eigendom is van hem en zijn vrouw, en dat zijn vrouw het vaartuig graag wil gebruiken. De klager ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan witwassen en betoogt dat er geen reden is voor verbeurdverklaring van het vaartuig, aangezien hij het via een bankoverschrijving heeft betaald.
Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen de teruggave van het vaartuig en stelt dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, omdat het OM zal vorderen dat het vaartuig verbeurd wordt verklaard. De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is en dat de klager ontvankelijk is in zijn beklag. De rechtbank benadrukt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat het niet de bedoeling is om vooruit te lopen op de uitkomst van een hoofdzaak.
De rechtbank concludeert dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het inbeslaggenomen vaartuig zal verbeurd verklaren. Daarom verzet het strafvorderlijk belang zich tegen de opheffing van het beslag. De rechtbank verklaart het beklag ongegrond. Deze beslissing is genomen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mrs. A.A.T. Werner en O. Böhmer, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M. Neijenhuis, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2022. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening.