4.3Het oordeel van de rechtbank
Zoals uit het navolgende zal blijken, komt de rechtbank op basis van de hieronder genoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 december 2018 blijkt het volgende:
Vandaag dinsdag 25 december 2018, omstreeks 14.30 uur, was ik in mijn caravan op [adres 2] te [plaats] .
Ik liep langs de schutting in de richting van de achterzijde van de schuur en hoorde
ineens een hoop geschreeuw aan de andere zijde van de schutting. Ik hoorde aan het
geschreeuw dat het [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] was aan de andere zijde van de schutting. Ik keek over de
schutting heen in de richting van de schuur en kreeg direct een klap op mijn hoofd.
Ik zag dat er over de schutting met kracht een houten balk zwaaide in mijn richting
en voelde dat deze met een grote kracht op mijn hoofd terecht kwam. Ik voelde een
enorme pijn in mijn hoofd en zag dat het even zwart werd voor mijn ogen. Ik ben even
weg geweest. Niet bewusteloos maar wel door de enorme pijn die ik voelde in en op
mijn hoofd. Ik werd echt vol en met kracht opzettelijk op mijn hoofd geslagen met de
houten balk.
Uit het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] blijkt het volgende:
Toen mijn schoonvader bij het hek stond zag ik ineens dat iemand met een balk of stok
over het hek heen sloeg. Het ging echt hard. Ik zag dat de balk of stok van achteren
naar voren gezwaaid werd en met kracht op het hoofd van mijn schoonvader terecht
kwam. Het ging echt hard. Ik zag dat mijn schoonvader weg dook. Ik ben toen snel naar mijn schoonvader gelopen en keek over het hek heen. Ik zag daar de buurman, waar mijn schoonvader net ruzie mee gehad had, staan.
Ik zag dat de buurman die balk of stok nog steeds in z'n handen had. Ik was ook met
mijn schoonvader bezig, dus heb niet goed kunnen zien wat het was. Ik zag dat het voorwerp ongeveer 50 centimeter lang was en ongeveer 6 centimeter dik. Ik zag dat het een houten kleur had.
De verklaring van verdachte op zitting:
U houdt mij de foto’s vanaf pagina 53 van het procesdossier voor waarbij u aangeeft dat aangever letsel had op zijn hoofd. Ja dat klopt, ik heb dat later ook gezien. Ik kan niet verklaren hoe dat is gebeurd. Het klopt wel dat ik wist dat er iemand achter de schutting stond, ik hoorde inderdaad iemand praten.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een stuk hout aangever [slachtoffer] op het hoofd heeft geslagen. Het met enige kracht slaan met een stuk hout over de schutting in de richting van het hoofd van een korte afstand kwalificeert de rechtbank als een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Verdachte had wellicht niet het volle opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar met deze handelwijze is er wel een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Het hoofd is immers een kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam, en door het daarop met enige kracht slaan met een stuk hout is er naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
Deze aanmerkelijke kans heeft verdachte ook aanvaard. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat “twee kopjes boven de schutting uitstaken” en dat hij zag dat één van deze koppies van [slachtoffer] [te weten: aangever [slachtoffer] ] was. Ook heeft hij ter zitting verklaard dat hij mensen achter de schutting hoorde praten. Vervolgens heeft hij, toen [slachtoffer] in de schutting aan het zagen was, met een stuk hout op of over de schutting geslagen. Voor zover hij [slachtoffer] op dat moment niet heeft gezien over de schutting heen, moet hij hebben geweten dat [slachtoffer] zich vlak achter de schutting bevond. Gelet op voorgaande handelingen en de uiterlijke verschijningsvormen daarvan heeft verdachte dus willens en wetens de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever aanvaard.
De verdachte heeft derhalve opzettelijk (in de zin van voorwaardelijk opzet) gehandeld.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.