ECLI:NL:RBMNE:2022:6143

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/142611-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere auto-inbraken met DNA-bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven auto-inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 weken. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een onderzoek dat plaatsvond op 14 februari 2022. De officier van justitie, mr. M.S. Martherus, heeft de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen uit voertuigen, waarbij de verdachte in de meeste gevallen de auto heeft opengebroken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, met name door de aanwezigheid van DNA-sporen op de plaatsen delict. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee van de ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk door de officier van justitie was geëist. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen door de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/142611-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op de openbare terechtzitting van 14 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. M.S. Martherus, en van hetgeen de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman van verdachte, mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een aantal strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1:op 9 februari 2017 in Made twee airbags heeft gestolen uit de auto van [ benadeelde 1] / [bedrijf 1] ;
Feit 2:in de periode van 1 tot en met 2 mei 2018 in IJsselstein twee airbags heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 2] ;
Feit 3:in de periode van 1 tot en met 2 mei 2018 te IJsselstein een dashcam heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 3] / [bedrijf 2] ;
Feit 4:
in de periode van 6 tot en met 7 november 2018 in Waddinxveen een airbag, een radio en een navigatiesysteem heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 4] ;
Feit 5:
op 30 januari 2019 in [woonplaats] een airbag heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 5] ;
Feit 6:
in de periode van 3 tot en met 4 februari 2019 in Dordrecht een airbag heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 6] / [bedrijf 3] ;
Feit 7:
in de periode van 5 tot en met 6 maart 2019 in [woonplaats] een airbag heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 7] / [bedrijf 4] ;
Feit 8:
in de periode van 5 tot en met 6 augustus 2019 in [woonplaats] een airbag heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 8] ;
Feit 9:
in de periode van 5 tot en met 6 augustus 2019 in [woonplaats] een airbag heeft gestolen uit de auto van [benadeelde 9] .
In alle gevallen is onderdeel van de verdenking dat verdachte de auto heeft opengebroken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 tot en met 4 en onder feit 6 tot en met 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder feit 5 ten laste gelegde, omdat uit de aangifte niet duidelijk blijkt of er iets vermist wordt en daarom niet bewezen kan worden dat de diefstal voltooid is.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit een integrale vrijspraak.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
Vrijspraak van feit 2 en 3
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het verdachte is geweest die in de periode van 1 op 2 mei 2018 in IJsselstein de inbraken in de auto’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] / [bedrijf 2] heeft gepleegd. Het DNA van verdachte is op 2 mei 2018 (met grote waarschijnlijkheid) aangetroffen op een sigarettenpeuk in een brandgang vlakbij de parkeerplaats waar de auto’s zijn opengebroken. Aan de hand van dit DNA-spoor kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat het verdachte is geweest die de auto’s heeft opengebroken en daaruit spullen heeft gestolen. De peuk lag weliswaar vlakbij het parkeerterrein, maar niet in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende auto’s. Verder is onduidelijk of de peuk daar is achtergelaten op hetzelfde tijdstip als de inbraken. Verdachte wordt ook niet herkend op de camerabeelden en op de camerabeelden zijn de inbraken niet te zien. Ook in combinatie met het gegeven dat verdachte vergelijkbare strafbare feiten heeft gepleegd (zie hierna), acht de rechtbank het DNA-spoor onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van deze twee feiten en zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2
Bewezenverklaring van 1 en 4 tot en met 9
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte de overige auto-inbraken heeft gepleegd. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Bewijsmiddelen per feit
Feit 1 – 9 februari 2017
Uit het afschrift van aangifte [ benadeelde 1] namens [bedrijf 1] blijkt het volgende [2] :
Er is ingebroken in mijn leaseauto - een Skoda Octavia (kenteken: [kenteken] ) op 9 februari 2017 in Made. De ruit is ingeslagen, 2 airbags - een passagiers airbag en een stuurairbag [3] - zijn gestolen en het contactslot is vernield.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van 15 februari 2017 blijkt het volgende [4] :
Het onderzoek is verricht in en aan een personenauto Skoda Octavia (kenteken: [kenteken] ). Op de zitting van de chauffeurs- en bijrijder stoel werden op bloedgelijkende
substanties aangetroffen. Deze werden door mij bemonsterd op de aanwezigheid van DNA celmateriaal en tetra-base positief gevonden, AAJF1406NL (..). Te zien was dat het dashboard aan de rechterzijde en de bedrading onder het stuur links waren vernield. Vermoedelijk werden er airbags vanuit de personenauto weggenomen.
Uit het NFI-rapport van 5 april 2017 blijkt het volgende [5] :
SIN en omschrijving: AAJF1406NL#01 Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van : onbekende man A (zie 'DNA-databank')
Matchkans kleiner dan één op één miljard.
Feit 4 – periode van 6 november 2018 t/m 7 november 2018
Uit het afschrift van aangifte van [benadeelde 4] blijkt het volgende [6] :
Op 7 november 2018 trof ik in Waddinxveen mijn auto - een Skoda (kenteken: [kenteken] ) -aan met een ingeslagen driehoek ruit aan de bestuurderskant. In elk geval de airbag uit het stuur en het ingebouwde radio/navigatiesysteem zijn gestolen. Het tijdstip van achterlaten van de auto was 6 november 2018 om 22.00 uur.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van 12 november 2018 blijkt het volgende [7] :
Het onderzoek is verricht in en aan een personenauto Skoda Rapid (kenteken: [kenteken] ). Ik zag dat aan de linkerzijde van de auto het driehoekige ruitje achter het achterportier was vernield, vermoedelijk ingeslagen. Uit het stuurwiel was de airbag weggenomen. Ik zag op het stuurwiel een kleine hoeveelheid bloed. Het bloed werd door mij bemonsterd, (SIN: AAME5801NL). Verder zag ik dat het navigatiesysteem en audiosysteem uit de auto waren weggenomen.
Uit het NFI-rapport van 7 november 2018 blijkt het volgende [8] :
SIN en omschrijving: AAME5801NL#01 Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: onbekende A (man) (zie 'DNA-databank')
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
SIN: AAME5801NL#01
Match met DNA-profielcluster: 44049.
Feit 5 – 30 januari 2019
Uit de aangifte van [benadeelde 5] blijkt het volgende [9] :
Ik ben om 21:00-21:30 uur ongeveer thuis gekomen op dinsdag 29-01-2019. Ik heb toen mijn auto voor de deur op de oprit geparkeerd. Ik heb een rode Renault Clio met het kenteken [kenteken] . Ik heb de auto afgesloten en in nette staat geparkeerd. Ik wilde rond 09:00 uur (dit was op woensdag 30-01-2019), naar de sportschool gaan met de auto. Ik zag toen dat er ingebroken was. Ik zag dat het stuur kapot was en een klein ruitje aan de linker zijde vernield was. Verbalisant [verbalisant 1] is ter plaatse geweest en zag dat de airbag van het stuur weg
genomen was en dat het deltaruitje aan de linker voor portier vernield was.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2019 blijkt het volgende [10] :
Ter plaatse op de [adres] te [woonplaats] zag ik een rode Renault Clio staan met het kenteken [kenteken] . Ik zag dat het Deltaruitje aan de linker voor portier verbroken was.
Ik zag dat er op een klein stukje glas, wat nog in de sponning zat, een op bloed gelijkende substantie zat. Dit kleine stukje glas met rode substantie heb ik middels een DNA kit veilig gesteld en in beslag genomen. Het DNA kit (SVO) heeft als nummer: AAFN3051NL.
Uit het proces-verbaal vooronderzoek lab van 14 februari 2019 blijkt het volgende [11] :
SIN : AAFN3051NL
Ik heb het bloed op de glasscherf bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane
biologisch sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAME2998NL en
verzegeld.
Uit het NFI-rapport van 29 maart 2019 blijkt het volgende [12] :
SIN en omschrijving: AAME2998NL#01 Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: onbekende A (man) (zie 'DNA-databank')
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
SIN: AAME2998NL#01
Match met DNA-profielcluster: 44049.
Feit 6 – periode van 3 februari t/m 4 februari 2019
Uit de aangifte van [benadeelde 6] namens [bedrijf 3] blijkt het volgende [13] :
Op zondag 3 februari 2019 omstreeks 19:30 uur zag ik dat mijn voertuig in Dordrecht helemaal rondom afgesloten was en geen schade en/of verbrekingen had. Mijn auto betreft een grijze Skoda Octavia voorzien van het kenteken [kenteken] . Maandag 4 februari 2019 omstreeks 06:15 uur, liep ik naar mijn auto om naar mijn werk toe te gaan. Op het moment dat ik aan de linkerkant van mijn auto kwam zag ik dat de linker achterruit was ingeslagen. Ik zag dat de airbag uit mijn stuur was gehaald. Tijdens het opruimen zag ik op de buitenzijde van mijn auto onder de verbroken ruit een vlek met bloed zitten.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van 4 februari 2019 blijkt het volgende [14] :
Het onderzoek is verricht aan/in een personenauto van het fabrieksmerk Skoda, type Octavia, kleur grijs en voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Ik zag dat rechts naast het deltaruitje bloed op het plaatwerk van het achter scherm aanwezig was. Vervolgens heb ik dit bloed ten behoeve van een eventueel DNA-onderzoek bemonsterd. Deze bemonstering heb ik gewaarmerkt en voorzien van SIN AAMM6404NL.
Uit het NFI-rapport van 8 maart 2019 blijkt het volgende [15] :
SIN en omschrijving: AAMM6404NL#01 Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: onbekende A (man) (zie 'DNA-databank')
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
SIN: AAMM6404NL#01
Match met DNA-profielcluster: 44049.
Feit 7 – periode van 5 maart t/m 6 maart 2019
Uit de aangifte van [benadeelde 7] namens [bedrijf 4] blijkt het volgende [16] :
Op dinsdag 5 maart 2019, omstreeks 17.00 uur, heb ik mijn bedrijfsauto, voorzien van
het kenteken [kenteken] , op de Ring in [woonplaats] , thv [adres] geparkeerd. Ik heb het voertuig in goede staat achtergelaten. Vandaag, op woensdag 6 maart 2019, omstreeks 05.30 uur, liep ik naar het voertuig. Ik zag dat uit mijn auto de stuur-airbag weggenomen is. Ik zag dat de motorkap op de windhaak zat/stond. Ik zag ook dat er bloed op de motorkap zat. Dit bloed zat er gisteren toen ik de auto parkeerde nog niet op. Ze hebben het slot van het bestuurdersportier geforceerd.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel blijkt het volgende [17] :
Merk/type voertuig: Peugeot Partner
Kenteken: [kenteken]
Op de rechter buitenzijde van de grill (voorzijde) zag ik bloed. Ik heb dit bloed veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van de SIN AAMQ3914NL. Op de buitenzijde van de laadruimte aan de linker achterzijde, zag ik bloed. Ik heb dit bloed veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van de SIN AAMR1040NL. Op de binnenzijde van de stijl van het portier aan de linker voorzijde, zag ik bloed. Ik heb dit bloed veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van de SIN AAMQ3915NL.SIN: AAMQ3914NL, AAMQ3915NL en AAMR1040NL.
Uit het NFI-rapport van 15 april 2019 blijkt het volgende [18] :
SIN en omschrijving: AAMQ3915NL#01 Bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: onbekende A (man) (zie 'DNA-databank')
Matchkans: kleiner dan één op één miljard.
SIN: AAMQ3915NL#01
Match met DNA-profielcluster: 44049.
Feit 8 – periode van 5 t/m 6 augustus 2019
Uit de aangifte van [benadeelde 8] blijkt het volgende [19] :
Ik ben eigenaar van een grijze Renault Captur, voorzien van het kenteken [kenteken] . Op maandag 5 augustus 2019, omstreeks 17:00 uur, parkeerde mijn vrouw ons voertuig op het parkeerterrein op mijn invalide parkeerplaats te [woonplaats] . Op dinsdag 6 augustus 2019, omstreeks 09:30 uur, werd er door de politie bij mij aangebeld. Ik hoorde dat er in mijn auto was ingebroken. Ik zag dat het scheerraam aan de bestuurderskant kapot was. Ik keek in de auto en ik zag dat de airbag uit het stuur was weggenomen. Aan de binnenkant van de bestuurdersdeur zat ter hoogte van het handvat bloed.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) blijkt het volgende [20] :
Ik zag aan de binnenzijde van het voertuig van het merk Renault type Captur voorzien van het kenteken [kenteken] op het verchroomde portier hendel een bloedspoor zitten. Het volgende spoor werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: AAM03918NL
Plaats veiligstellen: Binnenzijde bestuurders portier hendel.
Feit 9 - periode van 5 t/m 6 augustus 2019
Uit de aangifte van [benadeelde 9] blijkt het volgende [21] :
Ik ben eigenaar van een witte Citroen Berlingo, voorzien van kenteken [kenteken] . Op maandag 5 augustus 2019, omstreeks 18.00 uur, parkeerde ik mijn voertuig op het
parkeerterrein voor mijn woning te [woonplaats] . Ik heb mijn auto afgesloten en in goede staat
achtergelaten. Op dinsdag 6 augustus 2019, omstreeks 08.45 uur, liep ik naar mijn auto toe. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat mijn airbag uit het stuur was weggenomen. Tevens zag ik dat mijn slot van het linker voorportier geforceerd was. Ik zag dat er bloed op het
handvat van het linker voorportier zat. Ik zag ook bloed op mijn motorkap zitten, ter hoogte van de vergrendelingshaak.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) blijkt het volgende [22] :
Ik zag op het voertuig van het merk Citroen type Berlingo voorzien van het kenteken [kenteken] , op het wit gekleurde linker portier hendel aan de bestuurders kant en op de voorzijde van de motorkap ter hoogte van de vergrendeling een bloedspoor zitten. De volgende sporen werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: AAM03917NL
Plaats veiligstellen: Linker portier bestuurder
Bewijsmiddel t.a.v. feiten 1 en 4 t/m 9
Uit het NFI-rapport van 26 september 2019 blijkt het volgende [23] :
Het DNA-profiel WAAE6922NL van de veroordeelde [verdachte] is op 18 september
2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien
vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden
negen matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-
profielduster 44049.
Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegels AAJF1406NL#01, AAME5801NL#01,AAMM6404NL#01, AAME2998Nl#01, AAMQ3914NL#01, AAMO3917NL#01, AAMO3918NL#01, uit DNA-profielduster 44049, afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] .
De matchkans is daarbij steeds kleiner dan één op één miljard.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Uit het dossier blijkt dat op en/of in alle auto’s waarin is ingebroken DNA van verdachte is aangetroffen. De raadsman heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank de resultaten van het DNA-onderzoek gebruiken voor het bewijs, een enkel DNA-spoor onvoldoende is om de dader aan te wijzen, nu de aangetroffen DNA-sporen volgens hem niet zonder meer kunnen worden aangemerkt als dadersporen. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit betoog. Voor zover de raadsman doelt op de bewijswaarde die aan de aangetroffen DNA-sporen mag worden toegekend, overweegt de rechtbank dat het gaat om DNA-matches met een sterke bewijswaarde en DNA-sporen die, gelet op de aard van het spoor (bloed), de plaats van het aantreffen daarvan (in of op de auto) en het feit dat ze kort na de inbraak zijn aangetroffen, zonder enige twijfel als dadersporen moeten worden aangemerkt.
Alternatieve scenario’s over hoe het bloed van verdachte op de auto’s terecht is gekomen zijn in theorie voorstelbaar, maar op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Van de zijde van de verdachte zijn geen onderbouwde suggesties aangereikt. Verdachte heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen en verder in een enkele zin verklaard dat hij niet bij deze inbraken betrokken was. De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen. Wel kan de rechtbank, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zulks in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken (HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022). De dadersporen die een match vormen met het DNA van verdachte, vragen sterk om een verklaring van verdachte, maar verdachte heeft ervoor gekozen te blijven zwijgen althans geen verklaring daarvoor gegeven.
De conclusie van de rechtbank daaruit is dat het zwijgen slechts zijn grond vindt in het gegeven dat er geen ander scenario is dan het bewezenverklaarde en dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die de auto-inbraken heeft gepleegd. Dit alles maakt dat de rechtbank de feiten 1 en 4 tot en met 9 wettig en overtuigend bewezen acht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 9 februari 2017 te Made, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een voertuig met kenteken [kenteken] , heeft weggenomen een stuurairbag en een passagiersairbag, geheel toebehorende aan [bedrijf 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4
in de periode van 6 november 2018 tot en met 7 november 2018 te Waddinxveen, een stuurairbag en een (inbouw)radio en een navigatiesysteem, uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5
op 30 januari 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6
in de periode van 3 februari 2019 tot en met 4 februari 2019 te Dordrecht, een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
7
in de periode van 5 maart 2019 tot en met 6 maart 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
8
in de periode van 5 augustus 2019 tot en met 6 augustus 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
9
in de periode van 5 augustus 2019 tot en met 6 augustus 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
t.a.v. feit 1 en 4-9
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 40 weken, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie neemt hierbij de LOVS-oriëntatiepunten van 6 weken per auto-
inbraak als uitgangspunt en houdt rekening in haar strafeis met de toepassing van artikel
63 van het Wetboek van Strafrecht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om aan verdachte, in geval van een bewezenverklaring, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven auto-inbraken. Het spreekt voor zich dat de door deze feiten ontstane materiële schade groot is geweest. Niet alleen werden uit die auto's goederen weggenomen, maar daarbij werden die auto's ook beschadigd. Dit heeft voor de eigenaren van de auto’s tot gevolg gehad dat zij van deze feiten veel ergernis en ongemak hebben ondervonden. De schade is vaak groter dan de waarde van de gestolen goederen. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en daarmee laten zien geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 10 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een vijftal soortgelijke strafbare feiten op 19 oktober 2021, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast is verdachte op 20 april 2016 veroordeeld voor auto-inbraken.
8.3.3
De overschrijding van de redelijke termijn
Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak van de rechtbank binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen. Verdachte is aangehouden op 7 november 2019. De rechtbank doet uitspraak op 28 februari 2022, hetgeen voor deze feiten een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 3 maanden oplevert. De rechtbank is zodoende van oordeel dat de redelijke termijn is geschonden. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
8.3.4
De straf
Gelet op de hoeveelheid van de feiten en de daarmee gepaard gaande schade kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, die voor een auto-inbraak uitgaan van 6 weken gevangenisstraf wanneer sprake is van recidive. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht, anders dan de raadsman, een taakstraf geen passende strafmodaliteit, gezien de ernst van de feiten maar ook gezien de omstandigheid dat u verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie, nu zij minder feiten bewezen acht. Zonder schending van de redelijke termijn zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd van 42 weken, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 35 weken opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[bedrijf 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.753,47. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 150,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
[benadeelde 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 286,91. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
[bedrijf 3] . heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.410,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie vordert de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en in geval van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 4] tevens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank primair, gelet op het vrijspraak-verweer, alle vorderingen af te wijzen.
Subsidiair verzoekt de raadsman om de vordering van [bedrijf 1] niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet uit de vordering blijkt in hoeverre de schade reeds door een eventuele verzekeraar is vergoed. Daarnaast refereert de raadsman zich wat betreft de vorderingen van [benadeelde 2] , [bedrijf 3] en [benadeelde 4] aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[bedrijf 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [bedrijf 1] als gevolg van het door verdachte onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 3.496,40 toewijsbaar en, gelet op de in de vordering opgenomen stukken, voldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft in haar vordering aangegeven dat zij de schade niet op andere wijze vergoed heeft gekregen, zodat het verweer van de verdediging niet opgaat.
De rechtbank verklaart de vordering voor zover deze ziet op de inbouw van het alarmsysteem voor het bedrag van € 257,07 niet-ontvankelijk. De rechtbank vindt deze schade in een te ver verwijderd verband staan en derhalve geen rechtstreekse schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 3.496,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, nu van rechtspersonen mag worden verwacht dat zij zelf goed in staat zijn te vordering te innen.
[benadeelde 2]
Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde, zal de rechtbank [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
[benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het door verdachte onder feit 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding van € 286,91 toewijsbaar en, gelet op de in de vordering opgenomen stukken, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 286,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan
verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 286,91, te vermeerderen met voormelde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
[bedrijf 3] .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [bedrijf 3] . als gevolg van het door verdachte onder feit 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding van € 2.410,50 toewijsbaar en, gelet op de in de vordering opgenomen stukken, voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 2.410,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, nu van rechtspersonen mag worden verwacht dat zij zelf goed in staat zijn haar vordering te innen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 35 weken;
Benadeelde partij [bedrijf 1]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 1] toe tot het bedrag van € 3.496,40, geheel bestaande uit materiële schade, waarvoor de verdachte aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • verklaart [bedrijf 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] toe tot het bedrag van € 286,91, geheel bestaande uit materiële schade, waarvoor de verdachte aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat
€ 286,91 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [bedrijf 3]
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 3] toe tot het bedrag van € 2.410,50, geheel bestaande uit materiële schade, waarvoor de verdachte aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. A. Blanke en S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 9 februari 2017 te Made, gemeente Drimmelen, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een voertuig met kenteken [kenteken] , heeft weggenomen een stuurairbag en/of een passagiersairbag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [ benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 2 mei 2018 te IJsselstein, een stuurairbag en/of een passagiersairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 2 mei 2018 te IJsselstein, een dashcam uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] en/of [bedrijf 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij, in of omstreeks de periode van 6 november 2018 tot en met 7 november 2018 te Waddinxveen, althans in Nederland, een stuurairbag en/of een (inbouw)radio en/of een navigatiesysteem, uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij, op of omstreeks 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] , althans in Nederland, een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6
hij, in of omstreeks de periode van 3 februari 2019 tot en met 4 februari 2019 te Dordrecht, althans in Nederland, een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] en/of [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
7
hij, in of omstreeks de periode van 5 maart 2019 tot en met 6 maart 2019 te [woonplaats] , althans in Nederland, een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] en/of [bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
8
hij, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2019 tot en met 6 augustus 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
9
hij, in of omstreeks de periode van 5 augustus 2019 tot en met 6 augustus 2019 te [woonplaats] , een stuurairbag uit een voertuig met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2020, genummerd PL0900-2020136315 Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 256. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen worden zakelijk weergegeven.
2.Afschrift aangifte [ benadeelde 1] d.d. 8 november 2019, p. 70-72.
3.Bijlage goederen aangifte [ benadeelde 1] , opgemaakt d.d. 9 november 2019, p. 69
4.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 15 februari 2017, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 73-74.
5.NFI-rapport, 84-85.
6.Afschrift aangifte [benadeelde 4] d.d. 7 november 2018, p. 124 en 125.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 november 2018, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 127.
8.NFI-rapport, p. 129-130.
9.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] d.d. 30 januari 2019, p. 144-145.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 149.
11.Proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 14 februari 201, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 150-151.
12.NFI-rapport, p. 154-155.
13.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 6] d.d. 4 februari 2019, p. 162-163.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 februari 2019, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 165-166.
15.NFI-rapport, p. 169-170.
16.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 7] d.d. 6 maart 2019, p. 175-176.
17.Proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel d.d. 19 april 2019, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 180-182.
18.NFI-rapport, p. 185-187.
19.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 8] d.d. 10 augustus 2019, p. 191.
20.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) d.d. 12 augustus 2019, opgemaakt door [verbalisant 7] , p. 196.
21.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 9] d.d. 6 augustus 2019, p. 204.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) d.d. 12 augustus 2019, opgemaakt door [verbalisant 7] , p. 214-215.
23.NFI-rapport, p. 88-90 en 94.