ECLI:NL:RBMNE:2022:6137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16/660046-14 (vordering verlenging tbs)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1979, die momenteel verblijft in een instelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene is eerder ter beschikking gesteld na veroordeling voor ernstige misdrijven, waaronder vernieling en opzettelijke brandstichting, waarbij hij als volledig ontoerekeningsvatbaar werd beschouwd. De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere uitspraken en adviezen van deskundigen. Tijdens de zitting op 1 februari 2022 zijn de standpunten van de officier van justitie, de verdediging en de deskundige besproken. De deskundige heeft aangegeven dat er nog steeds sprake is van diverse psychische stoornissen en dat het recidiverisico hoog is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de deskundige en heeft besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een kortere verlenging rechtvaardigen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660046-14 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 15 februari 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] .
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 mei 2016 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling, opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar was;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 7 februari 2017;
  • de beslissing van deze rechtbank van 15 februari 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 13 december 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 6 december 2021, opgemaakt door drs. [medewerker GGZ 1] (hoofd van de inrichting), [medewerker GGZ 2] MSc (hoofd behandeling), drs. [medewerker GGZ 3] (directeur behandelzaken) en dr. [medewerker GGZ 4] (psychiater), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 23 september 2020 tot en met 28 januari 2022.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 1 februari 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Timmer;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere (via videoverbinding);
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [medewerker GGZ 2] MSc, hoofd behandeling.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van diverse stoornissen. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat wanneer betrokkene zal worden overgeplaatst naar een FPA, hij vermoedelijk meer gemotiveerd is voor dagbesteding. Betrokkene is qua beveiligingsniveau reeds klaar voor de overstap naar een FPA. Als betrokkene maatschappelijk wordt ingebed, kan het snel gaan en zijn er geen bezwaren meer voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 mei 2016
veroordeeld voor vernieling, opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te
duchten was en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De
terbeschikkingstelling is niet gemaximeerd, nu uit dit arrest blijkt dat sprake was van
misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het
lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van diverse stoornissen bij betrokkene, waaronder een schizoaffectieve stoornis, bipolaire type en een stoornis in cannabisgebruik.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat betrokkene geruime tijd stabiel functioneert door een goede instelling op medicatie. Psychotische symptomen worden niet waargenomen, hij is gemotiveerd om middelenabstinent te blijven en de vijandige houding is grotendeels verbleekt. Het eetgedrag, de zelfzorg en de mate van inactiviteit blijven zeer zorgelijk en werken vertragend in het resocialisatietraject van betrokkene. Daarnaast dragen ze in negatieve zin bij aan de somberheidsklachten, welke op hun beurt weer kunnen zorgen voor het terugvallen in oude gedragspatronen (en eventuele ontregeling). Op 16 september 2021 is er een machtiging onbegeleid verlof afgegeven, maar betrokkene heeft geen verloven gehad.
Op dit moment is betrokkene qua beveiligingsniveau klaar voor de stap richting een FPA, maar aan de andere kant worden daar dingen van hem verwacht, die voor betrokkene moeilijk zijn, zoals bijvoorbeeld het volgen van een dagprogramma.
De behandeling zal zich komende periode richten op het voorbereiden van een overplaatsing richting FPA [locatie] . Daarnaast zal de focus binnen de behandeling liggen op het meer zelfstandig functioneren (volgen van een adequaat dagprogramma), waarbij de fysieke toestand van betrokkene een belangrijk aandachtspunt is. Het is van belang dat betrokkene hierbij met kleine stapjes zelfstandig wordt en hierin goed wordt gemonitord. De komende tijd zal moeten uitwijzen in welke mate zelfstandigheid voor betrokkene haalbaar is. Naar verwachting duurt dit langer dan een jaar.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet geen aanleiding een vinger aan de pols te houden en oordeelt dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met een jaar vereist.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en A. Bouteibi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.