ECLI:NL:RBMNE:2022:6135

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
UTR - 22/2276
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning individuele studietoeslag op basis van medische beperking en studiebelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 1 november 2022, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw), welke door het dagelijks bestuur van de RDWI was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing onterecht was, omdat verweerder het criterium voor de beoordeling van de aanvraag onjuist had toegepast. Eiser, die lijdt aan ernstige dyslexie, had aangetoond dat hij door zijn studiebelasting van 66 uur per week niet in staat was om naast zijn studie inkomsten te verwerven. De rechtbank stelde vast dat de beoordeling van de arts, die concludeerde dat eiser kán werken, niet voldeed aan de vereisten van artikel 36b van de Pw, dat vereist dat beoordeeld wordt of eiser naast zijn studie in staat is om inkomsten te verwerven. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en kende eiser de individuele studietoeslag toe voor het studiejaar van september 2021 tot en met augustus 2022. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2276

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: E.M. van Biene Vlasblom),
en

het dagelijks bestuur van de RDWI, verweerder

(gemachtigde: M. Arendsen).

Procesverloop

In het besluit van 30 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
In het besluit van 19 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een nadere schriftelijke reactie in te dienen. Dit heeft verweerder gedaan. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens, nadat partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft aan zijn aanvraag om individuele studietoeslag ten grondslag gelegd dat hij in verband met zijn ernstige dyslexie zodanig veel tijd moet besteden aan zijn studie,
dat hij geen tijd meer over heeft om inkomsten te verwerven met een bijbaan. Ter onderbouwing heeft eiser onder meer een dyslexieverklaring van 29 juni 2010, opgesteld door een orthopedagoog van CED groep (hierna: de dyslexieverklaring) ingediend.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Eiser voldoet namelijk niet aan de voorwaarde dat hij als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomsten te verwerven. [1] Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder verwezen naar het op verzoek van verweerder opgestelde sociaal medisch advies van arts [arts] van medTadvies van 29 december 2021 (hierna: het medisch advies). In dit advies is onder meer geconcludeerd dat eiser als gevolg van zijn dyslexie beperkingen heeft in het langdurig opnemen van geschreven informatie (langzaam en inspannend). De prognose van de stoornis is stationair; er zijn weinig reële behandelingen te verwachten. Gezien de voorliggende medische gegevens en bevindingen bij onderzoek, behandeling, medicatie, ernst en mate van de stoornissen heeft de arts geconcludeerd dat rekening houdend met de klachten en beperkingen, er enige mogelijkheden zijn voor eiser om te participeren. Er is daarbij geen sprake van een urenbeperking. Passende arbeid is met name fysieke arbeid. Dit brengt de mentale inspanning die eiser levert voor zijn studie goed in balans.
Juridisch kader
3. In artikel 36b van de Pw, zoals geldend per 1 januari 2020, staat, voor zover van belang, dat het college op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Pw, een individuele studietoeslag kan verlenen indien die persoon op de datum van de aanvraag door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven.
4. Verweerder heeft regels vastgesteld over het verlenen van de individuele studietoeslag. Deze zijn neergelegd in de Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021 (hierna: de Verordening).
5. Met ingang van 1 april 2022 is de tekst van artikel 36b van de Pw gewijzigd. Vanaf deze datum luidt de tekst, voor zover van belang, dat het college op verzoek van een belanghebbende, die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven, een studietoeslag verstrekt. De Verordening is van rechtswege komen te vervallen per 1 april 2022.
6. In de nota van wijziging van 3 maart 2020 [2] (hierna: de nota van wijziging) staat onder meer het volgende vermeld:
“De individuele studietoeslag is immers een «kan» bepaling en een specifieke vorm van individuele bijzondere bijstand”.
“Juist mensen met een arbeidshandicap die een studie niet of moeilijk kunnen combineren met een bijbaan hebben een extra financiële steun in de rug nodig als het gaat om studeren, zodat ze hun (beperkte) energie kunnen richten op waar het om gaat: studeren”.
“De regering ziet de studietoeslag als een algemeen geldende regeling voor studenten die vanwege een structureel aanwezige ziekte of gebrek – ofwel: een structurele medische beperking – niet in staat zijn om náást de tijd die hun studie met zich meebrengt (inclusief alle voorbereidings- en reistijd), inkomsten te verwerven”.
“Het genoemde advies(rechtbank: het onafhankelijk medisch advies)
bevat nadrukkelijk geen medische gegevens van de belanghebbende maar heeft slechts betrekking op de vraag of belanghebbende – binnen de door de wet en het college gegeven kaders – in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden”.
“Gezien het doel van de regeling – financiële compensatie bieden voor het feit dat de studie niet te combineren is met een bijbaan – is de leeftijdgrens losgelaten”.
“De studietoeslag is bedoeld voor jongeren en jongvolwassenen om hen een steuntje in de rug te geven wanneer ze studeren met een beperking”.
“(…) dat de studietoeslag niet verstrekt wordt om kosten te dekken, maar om studenten met een structurele medische beperking zoveel mogelijk in een gelijke positie te brengen als hun niet medisch beperkte studenten. En te zorgen dat de (beperkte) energie en mogelijkheden die de medisch beperkte studenten hebben, besteed wordt aan het afronden van de studie”.
Standpunt van eiser
7. Eiser voert aan dat verweerder het medisch advies niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen omdat dit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. De arts heeft ten onrechte getoetst aan het criterium of eiser kán werken en niet of hij náást de extra tijdsbelasting die zijn studie in verband met zijn ernstige dyslexie met zich meebrengt, inkomsten uit een bijbaan kan genereren. Eiser dient 66 uur per week aan zijn studie te besteden, namelijk 16 uur aan colleges/werkgroepen en 50 uur aan zelfstudie (2 keer zo veel als de 25 uur die een gemiddelde student aan zelfstudie besteedt). Eiser heeft met die studiebelasting geen tijd meer over voor een bijbaan.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank stelt voorop dat artikel 36b van de Pw, zoals geldend van 1 januari 2020 tot 1 april 2022, alsmede de uitwerking daarvan in de Verordening, van toepassing zijn. Eiser heeft zijn aanvraag immers ingediend in september 2021 en de studietoeslag wordt door verweerder per studiejaar toegekend. Partijen zijn het hier overigens ook over eens. Verweerder heeft namelijk in zijn schriftelijke reactie na de zitting toegelicht dat in het bestreden besluit ten onrechte de tekst van artikel 36b van de Pw, zoals geldend per 1 april 2022, is opgenomen.
9. De rechtbank overweegt dat, hoewel de toelichting op de regeling van de individuele studietoeslag in de nota van wijziging ziet op de tekst van artikel 36b van de Pw zoals die geldt met ingang van 1 april 2022, deze toelichting ook van belang is voor de uitleg van de tekst van artikel 36b van de Pw, zoals die geldt van 1 januari 2020 tot 1 april 2022. Uit de nota van wijziging blijkt namelijk niet dat met het wijzigen van de tekst van ‘het tijdens de studie geen inkomsten kunnen verwerven’ naar ‘het niet in staat zijn om naast de studie inkomsten te verwerven’ is beoogd om een wijziging aan te brengen in de doelgroep van de regeling.
10. De rechtbank overweegt dat uit het medisch advies blijkt dat de arts heeft beoordeeld of eiser in verband met zijn structurele medische beperking, de dyslexie, kán werken. Eiser heeft terecht aangevoerd dat daarmee een onjuist criterium is gehanteerd. Uit de nota van wijziging [3] blijkt immers dat beoordeeld dient te worden of een belanghebbende náást de tijd die de studie met zich meebrengt in staat is om inkomsten te verwerven. De rechtbank ziet voor deze uitleg verder steun in de toelichting bij artikel 3 van de Verordening, waarin staat dat verweerder gelet op zijn beoordelingsruimte de mogelijkheid heeft om persoonlijke omstandigheden, zoals de studiebelasting, mee te wegen.
11. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat eiser niet in aanmerking komt voor individuele studietoeslag omdat niet is gebleken dat bij hem sprake is van ernstige dyslexie, terwijl uit de nota van wijziging blijkt dat milde en enkelvoudige dyslexie niet voldoende ernstig is. Eiser heeft zijn stelling dat hij lijdt aan ernstige dyslexie namelijk voldoende onderbouwd met de door hem ingediende dyslexieverklaring. Daarin staat dat er bij eiser sprake is van ernstige belemmeringen in de onderwijsparticipatie als gevolg van zijn dyslexie.
12. De rechtbank volgt verweerder evenmin in zijn tijdens en na de zitting ingenomen standpunt dat bij eiser geen sprake is van een arbeidshandicap maar van een leerstoornis die in de sfeer van de studie moet worden opgelost, bijvoorbeeld door de mogelijkheid om langer over de studie te doen. Verweerder heeft immers in het bestreden besluit al het standpunt ingenomen dat bij eiser sprake is van een structurele medische beperking. Niet valt in te zien dat deze beperking enkel betrekking heeft op het studeren.
13. De rechtbank volgt verweerder tot slot niet in zijn stelling dat eiser, ook met de grotere tijdsbesteding aan zelfstudie, in staat moet worden geacht om naast zijn studie te werken. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd niet betwist dat eiser 66 uur per week dient te besteden aan zijn studie om deze succesvol af te ronden. Bij een dergelijke tijdsbesteding kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet van eiser worden verwacht dat hij daarnaast nog een inkomen kan verwerven uit een bijbaan. Uit de nota van wijziging [4] volgt dat (ook) in de situatie van eiser, waar sprake is van een extra studiebelasting als gevolg van een structurele medische beperking (ernstige dyslexie), waardoor die studie niet is te combineren met een bijbaan, recht bestaat op een studietoeslag.
14. De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Uit rechtsoverweging 10 blijkt dat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bevat. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat aan eiser een individuele studietoeslag wordt toegekend voor het studiejaar september 2021 tot en met augustus 2022.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, bestaande uit verletkosten en reiskosten van de gemachtigde. De rechtbank stelt het bedrag van de verletkosten vast op € 164,-. Het door de gemachtigde van eiser opgegeven uurtarief (€ 20,50) is conform artikel 2, eerste lid, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het door de gemachtigde van eiser opgegeven aantal uren (8) komt de rechtbank redelijk voor, gelet op de toelichting van de gemachtigde ter zitting dat zij gelet op de aard van haar werk een hele dag vrij moest nemen voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt het bedrag van de reiskosten vast op € 30,60.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat aan eiser een individuele studietoeslag wordt toegekend voor het studiejaar
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 194,60.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 36b van de Pw zoals geldend per 1 april 2022, en artikel 3 van de Verordening individuele studietoeslag RDWI 2021.
2.Tweede Kamer, vergaderjaar 2019-2020, 35 394, nr. 5, p. 4-7.
3.Zie r.o. 6.
4.Zie r.o. 6.