In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar aanvraag van 20 januari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres stelt dat de Belastingdienst niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn heeft gereageerd op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen op de zaak betrekking hebbende stukken of een verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank op 6 oktober 2022 en 1 november 2022. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om uitspraak te doen op basis van de ingediende stukken van eiseres.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft haar beroep ingesteld meer dan twee weken na de ingebrekestelling, die op 4 oktober 2022 is verzonden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de rechtbank dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de Belastingdienst moet worden betaald. De kosten worden berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wat resulteert in een vergoeding van € 379,50. Ook moet de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder en is openbaar uitgesproken op 8 december 2022.