In deze zaak heeft eiser, wonende in Turkije, beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking over compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst geen op de zaak betrekking hebbende stukken en geen verweerschrift heeft ingediend, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank op 5 oktober 2022 en 1 november 2022. Hierdoor heeft de rechtbank uitspraak gedaan op basis van de door eiser ingediende stukken.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser tijdig beroep heeft ingesteld na ontvangst van de ingebrekestelling. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling.
Daarnaast heeft eiser recht op vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 379,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder op 8 december 2022 en is openbaar uitgesproken.