ECLI:NL:RBMNE:2022:606
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsrecht op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de RDWI beroep ingesteld, nadat zijn recht op bijstand op grond van de Participatiewet was ingetrokken. Verweerder had het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard, waarna verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 december 2021 was verweerder niet aanwezig, maar verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening 'onverwijlde spoed' vereist is. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker geen acute financiële noodsituatie kan aantonen. Hoewel verzoeker aangeeft dat hij schulden heeft en betalingsregelingen niet kan nakomen, blijkt uit de overgelegde bankafschriften dat hij nog steeds huurtoeslag en zorgtoeslag ontvangt en dat zijn financiële situatie niet zo kritiek is dat er sprake is van een onomkeerbare situatie.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet kan aantonen dat er sprake is van een spoedeisend belang of dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.