ECLI:NL:RBMNE:2022:6046
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsrecht en spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in een financieel geschil verwikkeld is met het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 juni 2022, waarin haar recht op bijstand en bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering werd ingetrokken en teruggevorderd met ingang van 1 december 2021. Tevens werd het recht op bijstand over de periode van 1 november 2021 tot 30 november 2021 herzien.
Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat zij geen inkomen heeft en daardoor niet in haar levensonderhoud kan voorzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van spoedeisend belang. Volgens de voorzieningenrechter kan in financiële geschillen, zoals deze, niet snel worden aangenomen dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat na afloop van de bodemzaak het bedrag alsnog kan worden terugbetaald, eventueel met wettelijke rente.
De voorzieningenrechter heeft de door verzoekster overgelegde stukken beoordeeld, waaronder bankafschriften en een overzicht van bestaande schulden. Ondanks de zorgen van verzoekster over haar financiële situatie, concludeerde de voorzieningenrechter dat er op dat moment geen acute financiële nood was en dat er geen onomkeerbare situatie dreigde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang was en het bestreden besluit niet evident onjuist leek.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.