ECLI:NL:RBMNE:2022:5970
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klachten en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], die in eerste instantie in persoon procedeerde en later werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.J. Stobbe. Het verzoek betreft klachten over de behandeling door zorgaanbieder [instelling 1] en een verzoek tot schadevergoeding, ingediend bij de klachtencommissie op 6 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het verzoekschrift en de beslissing van de klachtencommissie. De klachtencommissie had op 13 april 2022 een deel van de klachten ongegrond verklaard en de rechtbank heeft geoordeeld dat de klachten die onder de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) vallen, niet in beroep bij de rechtbank kunnen worden aangevochten.
De rechtbank heeft ook de klacht van [verzoeker] over het toedienen van depotmedicatie beoordeeld. [verzoeker] betwistte de noodzaak van de medicatie en stelde dat hij geen psychische stoornis had. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat [verzoeker] lijdt aan een schizofreniespectrum en/of andere psychotische stoornis, en dat de medicatie noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de klacht over de depotmedicatie ongegrond verklaard en het verzoek tot schorsing van de medicatie afgewezen.
Daarnaast heeft [verzoeker] een schadevergoeding gevraagd voor onrechtmatige daden door de overheid en psychiatrische organisaties. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grondslag is voor schadevergoeding, omdat de klachten ongegrond zijn verklaard en er onvoldoende feiten zijn gepresenteerd die onrechtmatig handelen aantonen. De rechtbank heeft alle verzoeken van [verzoeker] afgewezen en verklaarde zich onbevoegd te oordelen over de klacht met betrekking tot het weigeren van schriftelijk antwoord door [A].