ECLI:NL:RBMNE:2022:5960
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en schending hoorplicht
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de woning vastgesteld op € 302.000,- per 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, ging in bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 15 november 2022 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt door middel van een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren en dat de heffingsambtenaar op juiste wijze rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiser voerde aan dat de KOUDV-factoren onterecht waren aangepast en dat hij niet was gehoord, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.