Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beoordelingskader
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een café/bar/restaurant, gelegen in [vestigingsplaats]. De waarde was vastgesteld op € 835.000,- per 1 januari 2020 door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & Hoogheemraadschap [gemeente]. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde G. Gieben, ging in bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 1 november 2022, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, R. Janmaat, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van het object moet worden bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de brutohuurwaarde en de kapitalisatiefactor als belangrijke variabelen worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, en dat de door verweerder gehanteerde brutohuurwaarde van € 65.535,- per jaar en de kapitalisatiefactor van 14,5 correct waren.
Eiseres heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van het object en de gevolgen van de COVID-19 pandemie. De rechtbank heeft deze gronden echter verworpen, onder andere omdat de waardepeildatum vóór de coronamaatregelen lag en de door eiseres aangevoerde argumenten niet voldoende onderbouwd waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.