ECLI:NL:RBMNE:2022:5952
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2021 was vastgesteld op € 284.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 262.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 1 november 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat deze waarde wordt vastgesteld aan de hand van vergelijkingen met recent verkochte woningen. Verweerder had een taxatiematrix overgelegd met vergelijkingsobjecten, waaruit bleek dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning correct was vastgesteld, en dat de door eiser aangedragen argumenten niet tot een ander oordeel leidden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.