ECLI:NL:RBMNE:2022:5941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
16/600267-07
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar voor ter beschikking gestelde betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1982, die eerder ter beschikking was gesteld vanwege meerdere pogingen tot ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapportages van deskundigen die bevestigden dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis en dat het recidiverisico hoog is. De deskundigen waren verdeeld over de duur van de verlenging, waarbij de niet aan de inrichting verbonden deskundigen adviseerden om de tbs met één jaar te verlengen, terwijl de aan de inrichting verbonden deskundige een verlenging van twee jaar voorstelde. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de tbs met twee jaar vereisen, gezien de moeizame behandeling en de onzekere toekomst van de betrokkene. De rechtbank wees ook het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de beslissing af, omdat dit niet relevant was voor de verlenging van de tbs-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/600267-07 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 19 januari 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de [verblijfplaats] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van
30 oktober 2008 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging
van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere pogingen tot het plegen van ontuchtige handelingen buiten echt met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren en meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren
buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 november 2008;
  • de beslissing van deze rechtbank van 23 november 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met een jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 30 september 2021, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar;
  • het verlengingsadvies van de [verblijfplaats] van 14 september 2021, opgemaakt door [A] (plaatsvervangend hoofd van de instelling, psychiater en directeur patiëntenzorg) en [B] (GZ-psycholoog en behandelcoördinator), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 24 december 2021, opgemaakt door [C] , psychiater;
  • het Pro Justitia-rapport van 30 december 2021, opgemaakt door [D] , forensisch psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 1 oktober 2020 tot 21 december 2021.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 5 januari 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden.
Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. H.J. Lambers;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, [E] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis.
De kans op herhaling van een seksueel delict wordt bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van één jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering gewijzigd. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting, vordert hij verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar in plaats van met één jaar.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht om de beslissing aan te houden, teneinde de niet aan de kliniek verbonden deskundigen ter zitting vragen te kunnen stellen over hun visie ten aanzien van de uitvoering van de kliniek met betrekking tot het resocialisatietraject en de verloven.
Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Daartoe is aangevoerd dat er nog veel onzeker is over de toekomstige behandeling van betrokkene en dat het voor betrokkene belangrijk is om perspectief te houden.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam, zittinghoudende te Arnhem, van
30 oktober 2008 veroordeeld voor onder meer meermalen met iemand beneden de leeftijd
van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen en meerdere pogingen daartoe.
Het gerechtshof heeft de tbs niet gemaximeerd, omdat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat de tbs niet is gemaximeerd kan de tbs worden verlengd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies en de Pro Justitia-rapportages blijkt dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. De inrichting spreekt van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met trekken van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis) en van een stoornis in cannabisgebruik (matig, ernstig). De niet aan de inrichting verbonden deskundigen stellen een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale kenmerken, een stoornis in gebruik van cannabis (licht) en een depressieve stoornis (eenmalige episode, matig) vast. Daarnaast functioneert betrokkene volgens deze deskundigen op het niveau van lichte tot matige verstandelijke beperking op sociaal en praktisch domein.
De rechtbank stelt - nu zij geen reden heeft om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud hiervan - op grond van de adviezen vast dat er bij betrokkene sprake is van een stoornis. Hoewel de standpunten over welke stoornis(sen) hier precies aan ten grondslag liggen in enige mate uiteenlopen, spreken de deskundigen in hun rapportages over in de kern overeenstemmende diagnoses. Het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel wordt door alle deskundigen als hoog ingeschat.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en van de niet aan de kliniek verbonden deskundigen (en de toelichtingen daarop) en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de tbs eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies van de inrichting blijkt dat de behandeling van betrokkene wordt gekenmerkt door een moeizaam verloop. Door de jaren heen ontstaan regelmatig impasses, die veelal maar tijdelijk doorbroken kunnen worden. Een verandering in beleid (ten aanzien van softdrugsgebruik) heeft geleid tot een verbetering in de samenwerking waardoor verloven doorgang konden krijgen. Sinds september 2018 beschikte de inrichting over een machtiging dubbel begeleid verlof en wegens goed verloop sinds 2019 over enkel begeleid verlof. Daarnaast heeft deze versoepeling geleid tot milder gedrag van betrokkene waardoor er minder strijd is met het behandelteam. Zijn hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek en achterdochtige grondhouding blijft echter verdere progressie in de weg staan. In juni 2019 werd geconcludeerd dat niet verwacht mag worden dat het volgen van behandelmodules nog een aanzienlijk effect gaat hebben en dat op basis van het verloop tot op heden de voorspelling is dat het traject gepaard zal blijven gaan 'met vallen en opstaan'. Er is aangestuurd op uitstroom via [naam afdeling] , een interne resocialisatieafdeling die gericht is op long care, waardoor er geruime tijd uitgetrokken kan worden voor de resocialisatie.
Na de overplaatsing heeft betrokkene in het begin veel moeite met het loskomen van de inrichting en het in samenwerking komen met het nieuwe behandelteam. Naarmate betrokkene meer loskomt van de behandelkliniek, verbetert de samenwerking. Sinds eind november 2020 kon betrokkene onbegeleide verloven praktiseren. Echter, in de zomer van 2021 werd betrokkene er op zijn werk, waar men aanvankelijk heel tevreden over hem was, van beschuldigd een 17-jarige jongen in de lift op zijn werk te hebben aangerand. Betrokkene ontkent dit voorval en is boos dat hij niet geloofd wordt. Wel zegt hij met de jongen gesproken te hebben over diens transitie en hebben zij gesprekken over seksualiteit gevoerd. Omdat er geen aangifte is gedaan door de jongen of door de inrichting heeft er geen politieonderzoek of vervolging plaatsgevonden. De werkgever heeft gezegd dat betrokkene niet meer welkom is. Sindsdien zijn de verloven ingetrokken en verblijft hij op de afdeling.
Omdat er op dit moment geen risicomanagement op te stellen is, worden onbegeleide verloven niet gecontinueerd. Om te blijven zoeken naar perspectief is overwogen de begeleide verloven wel te continueren. Echter is betrokkene thans al zijn perspectief verloren, hij ervaart geen vertrouwen van de kliniek en is bang in de LFPZ te eindigen, een traject dat op dit moment niet uitgesloten kan worden. Dit maakt dat dan wel het recidiverisico tijdens begeleid verlof laag geacht wordt, maar het vluchtgevaar hoog. Dat houdt in dat, ook na overleg met de interne verloftoetsingscommissie, de begeleide verloven op dit moment niet verantwoord geacht worden. Dat maakt dat betrokkene thans geen verloven meer kan praktiseren.
Gekeken naar het incident en het verloop van de overige onbegeleide verloven is de toekomst voor betrokkene onzeker. Ondanks dat het incident geen strafrechtelijk vervolg gaat krijgen, is dit behandelinhoudelijk wel een groot punt van aandacht daar het veel lijkt op zijn indexdelict. Betrokkene stelt thans een terugvalanalyse op waarbij gehoopt wordt dat dit nog leidt tot aanknopingspunten in het risicomanagement. Maar de betrouwbaarheid van betrokkene is tijdens het gehele traject binnen de tbs en ook nog binnen de onbegeleide verloven, een punt van aandacht.
De problematiek is nog onverminderd aanwezig. Er is sprake van persoonlijkheids-problematiek van waaruit betrokkene impulsief, ondoordachtzaam, gericht op eigen behoeftebevrediging, regel overtredend kan handelen. Hij is snel achterdochtig, wantrouwt de ander en is geneigd te liegen wanneer dit hem beter uitkomt.
Vanuit afdeling [naam afdeling] is de resocialisatie vormgegeven door stapsgewijs de onbegeleide verloven uit te breiden waarbij er steeds gesproken moest worden over de invulling van de verloven. Dit heeft tot aan het incident in augustus 2021 niet geleid tot gevaarzettende situaties, maar wel tot het besef dat betrokkene meer begeleiding nodig heeft dan hij zelf inschat. Betrokkene is iemand die in zeven sloten tegelijk loopt, niet eens altijd bewust maar ook omdat hij gericht is op eigen behoeftebevrediging en dan geen rekening kan houden met de ander. Met psychotherapie en mentorgesprekken was hij altijd redelijk bij te sturen, maar het incident leidt tot de onvermijdelijke vraag of het risicomanagement wel goed vorm te geven is, of resocialisatie nog wel mogelijk is.
De aan de inrichting verbonden deskundige heeft op de terechtzitting toegelicht dat betrokkene ook zeker goede stappen heeft gezet afgelopen jaar en dat hij goed heeft meegewerkt aan de terugvalanalyse. Zij heeft aangegeven dat, zoals de externe deskundigen ook hebben geadviseerd, betrokkene intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft met expertise uit het LVB-circuit. Een optie zou zijn dat hij wordt overgeplaatst naar Stevig waar LVB-expertise aanwezig is. Ook zou een optie kunnen zijn dat betrokkene in de kliniek blijft waarbij handvaten vanuit de LVB-expertise van Stevig worden gebruikt. Een derde optie is dat betrokkene wordt overgeplaatst naar de longcareafdeling van de kliniek. Overplaatsing naar Meander of een andere kliniek is op dit moment niet aan de orde, aldus de deskundige. Op korte termijn vinden meerdere overleggen plaats over de te nemen vervolgstappen met betrekking tot zijn behandeling, begeleiding en de plek waar hij dit kan krijgen. Betrokkene wordt zowel intern als regionaal besproken. De verwachting is dat op korte termijn meer duidelijkheid hierover kan worden gegeven.
Duur verlenging
De niet aan de inrichting verbonden deskundigen hebben geadviseerd de tbs-maatregel te verlengen met één jaar. Hoewel betrokkene nog moet beginnen met de herstart van zijn resocialisatie - die naar de mening van de deskundigen spoedig moet aanvangen - en de uiteindelijke richting nog ongewis is, hechten de deskundigen belang aan het behoud van voldoende perspectief voor betrokkene en aan een spoedig toetsingsmoment over het verloop van de behandeling en resocialisatie van betrokkene.
De aan de inrichting verbonden deskundige heeft op de terechtzitting gezegd op grond van het recidiverisico en de huidige onzekerheid over wat er nodig zal zijn om die in te perken, te persisteren bij het advies om de maatregel met twee jaar te verlengen. Het te doorlopen traject zal immers meer dan een jaar in beslag gaan nemen. Zij heeft echter ook begrip voor het standpunt van de Pro Justitia-rapporteurs en verzet zich niet tegen een verlenging van één jaar.
Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies, de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting en de Pro Justitia-rapportages vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen. Van voornoemd uitgangspunt wordt alleen afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank ziet het belang van het bieden van perspectief, maar hecht meer waarde aan de tijd die genomen moet worden om de behandeling en begeleiding van betrokkene ter vermindering van het recidiverisico goed vorm te geven. De verwachtingen en spanning die een verlengingszitting op korte termijn met zich brengt kan daarin juist een contraproductief effect hebben en daarmee niet in het belang van betrokkene zijn. De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.
Aanhoudingsverzoek
De rechtbank begrijpt dat de onzekerheid en onduidelijkheid omtrent het resocialisatietraject en de verloven van betrokkene vragen oproepen bij de verdediging. Echter zijn die vragen enkel gericht op de invulling van de behandeling, begeleiding en de verloven in de komende jaren. De rechtbank acht de beantwoording van deze vragen weliswaar van belang voor betrokkene, maar niet voor de beslissing die de rechtbank moet nemen over de verlenging van de tbs-maatregel. De rechtbank zal het verzoek tot aanhouding om de niet aan de inrichting verbonden deskundigen te horen dan ook afwijzen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De beslissing berust op artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst af het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de beslissing op de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging;
  • verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. P.A. Buijs, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en
G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.