ECLI:NL:RBMNE:2022:5909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/16/519608/HA ZA 21-231
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van een voetbalvereniging door de KNVB

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voetbalvereniging, aangeduid als [eiseres], en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). De zaak betreft de opzegging van het lidmaatschap van [eiseres] door de KNVB, welke opzegging door de vereniging werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de KNVB het lidmaatschap van [eiseres] op 14 januari 2020 met onmiddellijke ingang had opgezegd, na een reeks van incidenten en tuchtzaken die de vereniging had meegemaakt. [eiseres] vorderde vernietiging van het opzeggingsbesluit, stellende dat dit in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 2:15 lid 1 onder b BW.

De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen uitvoerig besproken. [eiseres] stelde dat de KNVB niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen, vooral gezien het feit dat er een contract was gesloten waarin de KNVB zich had verplicht om minder ingrijpende maatregelen te overwegen. De KNVB daarentegen verdedigde haar besluit door te wijzen op de ernst van de incidenten en het tuchtrechtelijke verleden van [eiseres].

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden kwam de rechtbank tot de conclusie dat de KNVB onvoldoende rekening had gehouden met de verwachtingen die zij had gewekt bij [eiseres] door het sluiten van het contract. De rechtbank oordeelde dat de KNVB in strijd met de redelijkheid en billijkheid had gehandeld door het lidmaatschap op te zeggen, en vernietigde het opzeggingsbesluit. Tevens werd de KNVB veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/519608 / HA ZA 21-231
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
de vereniging
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M. Blommers te Utrecht,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
te Zeist,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de KNVB,
advocaat: mr. M.I. van Dijk te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 24
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13
- de brief van de KNVB van 13 november 2022, met producties 14 tot en met 17
- de spreekaantekeningen van de advocaten van [eiseres] en de KNVB, die zijn voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling van 23 november 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 23 november 2022 heeft de griffier aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Die aantekeningen zitten in het dossier van de rechtbank. De rechtbank heeft aan het einde van de mondelinge behandeling als vonnisdatum 18 januari 2023 meegedeeld, maar beide partijen hebben zich er toen mee akkoord verklaard dat het vonnis eventueel eerder wordt gewezen. Daarna is besloten dat dit vonnis wordt gewezen op 21 december 2022.

2.Waarover deze procedure gaat

Inleiding
2.1.
[eiseres] is een voetbalvereniging uit Utrecht en was lid van de KNVB. In januari 2020 heeft het bondsbestuur van de KNVB het besluit genomen om het lidmaatschap van [eiseres] met onmiddellijke ingang op te zeggen. Dat besluit is door middel van een brief van 14 januari 2020 aan (het bestuur van) [eiseres] meegedeeld. Deze brief en het besluit zelf worden hierna gezamenlijk het opzeggingsbesluit genoemd. [eiseres] wil dat de rechtbank het opzeggingsbesluit vernietigt. De KNVB vindt dat het besluit niet vernietigbaar is.
2.2.
Hieronder worden eerst samenvattingen gegeven van de gang van zaken die is voorafgegaan aan het opzeggingsbesluit, van de vorderingen en van de standpunten van [eiseres] en de KNVB. Daarna volgt de beoordeling (zie 3) en aan het eind van dit vonnis staan de beslissingen van de rechtbank (zie 4). De belangrijkste beslissing is dat de rechtbank het opzeggingsbesluit vernietigt.
De gang van zaken die heeft geleid tot het opzeggingsbesluit
2.3.
De KNVB voert een beleid onder de naam Veilig Sportklimaat. Daarin staan centraal de begeleiding en aanpak van zogenoemde risicoverenigingen. Dit zijn voetbalclubs waar bovengemiddeld sprake is van wanordelijkheden en van het staken van wedstrijden door de scheidsrechter. [eiseres] is in het verleden door de KNVB aangemerkt als risicovereniging. Het hiervoor genoemde beleid van de KNVB bestaat uit vier fases. In
fase 1 wordt een vereniging door de KNVB gemonitord. In fase 2 vindt een gesprek plaats tussen de KNVB en het bestuur van de risicovereniging, waarin de ernst van de problemen wordt besproken en een plan van aanpak wordt opgesteld. [eiseres] is in februari 2017 in fase 2 terechtgekomen. Als het plan van aanpak niet helpt, komt een club in fase 3, waarin de KNVB een grotere rol op zich neemt. [eiseres] is in april 2017 in fase 3 terechtgekomen. In april 2019 kwam [eiseres] in fase 4. Dat is de fase van de laatste waarschuwing.
2.4.
Tussen [eiseres] en de KNVB hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden, onder andere op 9 april 2019. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de KNVB op 19 april 2019 een mail gestuurd met de bedoeling om te komen tot een zogenoemd Contract Risico-aanpak. Wanneer een voetbalclub in fase 4 terecht komt dringt de KNVB er altijd bij de desbetreffende voetbalclub op aan dat zo’n contract wordt gesloten. Ook [eiseres] heeft met de KNVB een Contract Risico-aanpak gesloten (hierna: het contract). Het bestuur van [eiseres] bestond toen (en bestaat nog steeds) uit de heer [A] , voorzitter, (hierna: [A] ) en de heer [B] , penningmeester (hierna: [B] ). Het bestuur van [eiseres] heeft het contract op 19 september 2019 namens [eiseres] ondertekend.
2.5.
Op 27 oktober 2019 heeft tijdens een wedstrijd van het eerste zondagelftal van [eiseres] een ernstig incident plaatsgevonden, waarbij de scheidsrechter uit angst het sportpark is uitgerend en aan voorbijgangers heeft gevraagd om de politie te bellen. Naar aanleiding van die gebeurtenissen heeft de KNVB in een brief van 1 november 2019 aan [eiseres] meegedeeld dat alle voetbalwedstrijden van [eiseres] met ingang van 31 oktober 2019 waren opgeschort.
2.6.
Eind oktober/begin november 2019 is de aanklager van de KNVB gestart met een onderzoek naar de gebeurtenissen van 27 oktober 2019. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft de tuchtcommissie van de KNVB op 26 november 2019 een uitspraak gedaan. De tuchtcommissie heeft bewezen verklaard dat [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan het feit dat een of meer spelers en/of toeschouwers van [eiseres] zich niet behoorlijk hebben gedragen door:
  • tegen de aanvoerder van de tegenstander (die een zogenoemde regenboogband droeg) zeggen: met je homo-aanvoerdersband
  • het leveren van commentaar op de scheidsrechter
  • het beledigen van de scheidsrechter met de woorden: ‘lafbek, bange scheiterd, tyfushond, racist, kankerscheidsrechter’
  • het aannemen van een dreigende en/of intimiderende lichaamshouding jegens de scheidsrechter
  • het gooien van een bidon naar de scheidsrechter.
Als straf heeft de tuchtcommissie aan [eiseres] een geldboete van € 750 opgelegd en met onmiddellijke ingang het eerste zondagelftal definitief uit de competitie genomen. [eiseres] had aanvankelijk hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak, maar dat is later ingetrokken.
2.7.
Op 18 december 2019 heeft de KNVB een brief naar [eiseres] gestuurd met de aankondiging van een voorgenomen besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [eiseres] . In die brief is aan [eiseres] gevraagd om uiterlijk 3 januari 2020 schriftelijk haar zienswijze te geven over het voorgenomen besluit. De toenmalige advocaat van [eiseres] heeft daarover met de KNVB gecorrespondeerd en heeft de KNVB gevraagd om hem alle relevante documenten toe te sturen. De KNVB heeft dat geweigerd. Daarna heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] een pro forma bezwaar ingediend. Op 14 januari 2020 heeft de KNVB een brief naar [eiseres] gestuurd met daarin het besluit tot onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap.
2.8.
[eiseres] heeft in een kort geding de rechter gevraagd om het opzeggingsbesluit op te schorten. De kortgedingrechter heeft dat afgewezen in een vonnis van 13 mei 2020. Daarna is [eiseres] deze procedure gestart door de KNVB op 12 januari 2021 te dagvaarden. Vervolgens hebben [eiseres] en de KNVB langdurig overleg met elkaar gehad om te kijken of een schikking kon worden getroffen, maar dat is niet gelukt.
De vorderingen en de standpunten van [eiseres] en de KNVB
2.9.
[eiseres] vordert dat de rechtbank in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis het opzeggingsbesluit vernietigt en de KNVB veroordeelt tot vergoeding van haar proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.10.
[eiseres] neemt het standpunt in dat het opzeggingsbesluit moet worden vernietigd omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 onder b BW in combinatie met artikel 2:8 BW). Dat geldt volgens [eiseres] zowel voor de manier waarop het opzeggingsbesluit tot stand is gekomen, als voor de inhoud van dat besluit.
2.11.
De KNVB concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. De KNVB neemt het standpunt in dat [eiseres] geen belang heeft bij vernietiging van het opzeggingsbesluit. Ook vindt de KNVB dat het opzeggingsbesluit niet vernietigbaar is omdat geen sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. De KNVB betoogt daarover het volgende. Het bondsbestuur van de KNVB heeft in redelijkheid kunnen komen tot de opzegging van het lidmaatschap van [eiseres] . Gelet op de ernst van het buitensporige tuchtrechtelijke verleden van [eiseres] en gelet op de laatste waarschuwing was opzegging van het lidmaatschap het enige terechte besluit. Opzegging was noodzakelijk en proportioneel, onder meer om de veiligheid te waarborgen. Er was geen minder ingrijpend middel om dit doel te bereiken. En het was voor [eiseres] duidelijk dat de KNVB zich het recht had voorbehouden om, als de tuchtrechtelijke situatie daar om zou vragen, gebruik te maken van haar statutaire bevoegdheid tot opzegging van het lidmaatschap.
2.12.
Op de stellingen van [eiseres] en de KNVB wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

[eiseres] heeft belang bij vernietiging van het opzeggingsbesluit
3.1.
De KNVB voert als verweer dat [eiseres] op grond van artikel 3:303 BW niet ontvankelijk is in haar vordering tot vernietiging van het opzeggingsbesluit omdat [eiseres] daarbij geen of onvoldoende belang heeft. Dit verweer gaat niet op. Een belang voor [eiseres] is dat in een openbaar vonnis van de rechtbank haar standpunt wordt bevestigd dat het opzeggingsbesluit wordt vernietigd. Daarnaast geldt het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat het sportpark waarop [eiseres] altijd haar wedstrijden heeft gespeeld, nog steeds beschikbaar is voor [eiseres] . Weliswaar overweegt de gemeente om het bestemmingsplan voor dat sportpark te wijzigen, maar daarmee is nog geen begin gemaakt en daarom kan het nog jaren duren voordat daarover duidelijkheid komt. Bovendien wil [eiseres] na vernietiging van het opzeggingsbesluit een nieuwe start maken met nieuwe leden, en heeft zij daarvoor een uitgewerkt plan. Op grond van deze omstandigheden heeft [eiseres] voldoende belang bij haar rechtsvordering strekkende tot vernietiging van het opzeggingsbesluit. De conclusie luidt dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen. Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van [eiseres] inhoudelijk moet beoordelen.
Toetsingskader
3.2.
Bij de beoordeling van de vraag of een besluit op grond van artikel 2:15 lid 1
onder b BW vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid, zoals is bedoeld in (het eerste lid van) artikel 2:8 BW, moet de rechter terughoudend zijn. Een besluit kan alleen vernietigbaar zijn als het orgaan dat het besluit heeft genomen in redelijkheid niet tot dat besluit heeft kunnen komen. Daarbij moet worden betrokken of het desbetreffende orgaan bij het nemen van het besluit alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Zie Hoge Raad 2 december 1983, NJ 1984/583, en Hoge Raad 12 juli 2013, NJ 2013/461.
De manier waarop het opzeggingsbesluit tot stand is gekomen is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid
3.3.
Volgens [eiseres] is de manier van totstandkoming van het opzeggingsbesluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid, om de volgende redenen:
De KNVB heeft al op 29 oktober 2019 besloten tot opzegging. Dat blijkt uit de omstandigheid dat een woordvoerder van de KNVB tegen een journalist heeft gezegd dat [eiseres] en een andere club ‘morgen of begin volgende week van de KNVB te horen krijgen dat ze geroyeerd worden’.
De weigering van de KNVB om aan de toenmalige advocaat van [eiseres] het volledige dossier te verstrekken waarop het bestuur van de KNVB zijn besluit zou gaan baseren, heeft het voor [eiseres] onmogelijk gemaakt om inhoudelijk te reageren.
3.4.
Met dit standpunt betoogt [eiseres] in feite dat zij geen eerlijke kans heeft gekregen om de KNVB ervan te overtuigen een minder vergaande maatregel te nemen dan opzegging. De argumenten die [eiseres] daarvoor geeft overtuigen niet. De KNVB ontkent dat zijn woordvoerder de door [eiseres] geciteerde woorden heeft gezegd, maar of die woorden zijn gezegd doet er voor de rechtbank niet toe. Ook als de KNVB-woordvoerder zoiets heeft gezegd volgt daaruit namelijk nog niet dat op 29 oktober 2019 voor de KNVB al vaststond dat het lidmaatschap van [eiseres] zou worden opgezegd. Dat de KNVB eind oktober 2019 nog geen besluit tot opzegging had genomen blijkt uit de volgende omstandigheden:
  • In de brief van 1 november 2019, waarin stond dat alle wedstrijden [eiseres] werden opgeschort (zie 2.5), heeft het bondsbestuur van de KNVB aan [eiseres] meegedeeld dat de KNVB zich in de komende periode ging beraden over het al dan niet opzeggen van het lidmaatschap van [eiseres] .
  • De aanklager van de KNVB is eind oktober/begin november 2019 gestart met een onderzoek naar de gebeurtenissen bij [eiseres] op 27 oktober 2010. Dat onderzoek heeft geleid tot de uitspraak van de tuchtcommissie van 26 november 2019. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de KNVB de uitkomst van die tuchtzaak wilde afwachten voordat zij een besluit nam over opzegging, zoals de KNVB ook zegt.
  • Door middel van een brief 18 december 2019, dus na de uitspraak van de tuchtcommissie, heeft de KNVB haar voorgenomen besluit tot opzegging van het lidmaatschap meegedeeld, met het verzoek aan [eiseres] om schriftelijk haar zienswijze te geven.
3.5.
De omstandigheid dat de KNVB eind 2019/begin 2020 heeft geweigerd om aan de toenmalige advocaat van [eiseres] stukken te verstrekken, is ook niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De toenmalige advocaat van [eiseres] had de beschikking over de brief van de KNVB met het voorgenomen besluit tot opzegging van 18 december 2019 (zie 2.7). Om inhoudelijk bezwaar te kunnen maken was het voor die advocaat van belang dat hij ook op de hoogte was van de inhoud van de e-mail van de KNVB van 19 april 2019 (zie 2.4), het contract en de uitspraak van de tuchtcommissie van de KNVB van 26 november 2019 (zie 2.6). Het bestuur van [eiseres] had de beschikking over die documenten en die had zij aan haar toenmalige advocaat kunnen en moeten geven. Dat was eind 2019/begin 2020 ook het standpunt dat de KNVB tegenover de toenmalige advocaat van [eiseres] heeft ingenomen. De omstandigheid dat het bestuur van [eiseres] de hiervoor genoemde documenten niet aan de door [eiseres] ingeschakeld advocaat heeft gegeven, komt dus voor risico van [eiseres] .
Het opzeggingsbesluit is inhoudelijk wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid
3.6.
Op grond van artikel 10 van de statuten van de KNVB heeft het bondsbestuur van de KNVB het recht om het lidmaatschap van een lid met onmiddellijke ingang te beëindigen indien van de KNVB redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat het lidmaatschap voortduurt. De rechtbank is van oordeel dat voortzetting van het lidmaatschap van [eiseres] wel van de KNVB kon worden gevergd en dat de KNVB in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het opzeggingsbesluit. Met andere woorden: het opzeggingsbesluit is inhoudelijk in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit wordt hierna toegelicht.
3.7.
Op verzoek van de KNVB heeft [eiseres] op 19 september 2019 het contract met de KNVB gesloten (zie 2.4). Voor zover dat relevant is in deze procedure, staat in het contract het volgende:
‘[…]
Waarom dit contract:
[…]
- De vereniging heeft de fases ‘duiden’ en ‘sturen’ van de aanpak Risicoverenigingen niet succesvol doorlopen en dit contract moet gezien worden als laatste waarschuwing voor de vereniging.
Afspraken
  • De vereniging zet zich actief in om de door de KNVB vastgestelde reglementen en ordemaatregelen uit te voeren.
  • Excessen en wanordelijkheden zullen direct proactief aangegeven worden bij de KNVB.
  • De vereniging maakt zich niet meer schuldig aan zware tuchtzaken.
  • De vereniging royeert elke speler die zich schuldig maakt aan ernstige incidenten.
  • De vereniging voldoet aan alle reglementaire financiële verplichtingen richting KNVB en Gemeente.
  • De vereniging verplicht zich constructief mee te werken aan de implementatie c.q. uitvoering van alle acties/interventies, zoals gezamenlijk vastgesteld.
  • Dit contract geldt het seizoen 2019-2020; om de drie maanden vinden er evaluatiemomenten plaats.
Consequenties
Bij niet nakomen van deze afspraken heeft de KNVB het recht om alle teams van de vereniging niet deel te laten nemen aan de competitie, dan wel per direct uit de competitie te nemen. […]’
3.8.
Vast staat dat de gebeurtenissen bij [eiseres] op 27 oktober 2019 ernstig zijn en dat dit incident kan worden aangemerkt als een zware tuchtzaak zoals is bedoeld in het contract. Het contract is gesloten op een moment waarop de KNVB zich volledig bewust was van het tuchtrechtelijke verleden van [eiseres] . Dat, volgens de KNVB, buitensporige tuchtrechtelijke verleden van [eiseres] is dus in het contract verdisconteerd. Dat geldt ook voor de afspraak dat [eiseres] zich niet meer schuldig mocht maken aan een zware tuchtzaak. Ook de gebeurtenissen bij [eiseres] op 27 oktober 2019 vallen dus onder het toepassingsbereik van het contract. Relevant voor dat oordeel is dat die gebeurtenissen, hoe kwalijk ook, niet zo extreem zijn dat de KNVB het contract naast zich neer heeft kunnen leggen. Tijdens de zitting heeft de KNVB namelijk toegelicht dat het bij andere clubs dan [eiseres] is voorgekomen dat massale vechtpartijen zijn uitgebroken, waarbij slachtoffers met ambulances van het sportpark zijn afgevoerd.
3.9.
Op 1 november 2019 heeft de KNVB aan [eiseres] als voorlopige maatregel meegedeeld dat alle wedstrijden van [eiseres] waren opgeschort. Op 26 november 2019 heeft de tuchtcommissie van de KNVB het eerste zondagelftal van [eiseres] definitief uit de competitie genomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de KNVB toegelicht dat de tuchtcommissie het woord ‘definitief’ heeft gebruikt om ten aanzien van het eerste zondagelftal van [eiseres] duidelijk te maken dat de voorlopige maatregel van 1 november 2019 definitief werd. Ook heeft de KNVB tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat deze straf van de tuchtcommissie betekent dat het eerste zondagelftal van [eiseres] voor de rest van het seizoen 2019/2020 niet meer aan de competitie mocht deelnemen. De woorden ‘uit de competitie nemen’ in uitspraken van de tuchtcommissie betekenen volgens de KNVB niet dat een team voor altijd uit de competitie wordt genomen en dus nooit meer zal mogen spelen. De rechtbank ziet niet in waarom dat voor de tekst van het contract anders zou moeten zijn.
3.10.
Gelet op het voorgaande, waaronder met name ook de tekst van het contract onder Consequenties, moest [eiseres] er dus rekening mee houden dat, behalve het eerste zondagelftal, ook al haar andere teams voor de rest van het seizoen 2019/2020 uit de competitie zouden worden genomen.
3.11.
Volgens de KNVB moest [eiseres] er ook rekening mee houden dat haar lidmaatschap zou worden opgezegd en dat haar teams dus voor altijd uit de competitie zouden worden genomen omdat 1) dit op de site van de KNVB staat bij de toelichting op haar aanpak van risicoverenigingen, en 2) dit voorafgaand aan het sluiten van het contract aan [eiseres] was meegedeeld. Dit betoog slaagt niet.
3.12.
Het eerste in 3.11 genoemde argument is - tegen de achtergrond van de wijze van totstandkoming van het contract en de inhoud ervan - niet relevant, vanwege het volgende. De opmerking op de site van de KNVB is niet meer dan een bevestiging van het recht op opzegging dat de KNVB op grond van haar statuten heeft. Daarentegen is het contract volgens de KNVB maatwerk en dat was ook voor [eiseres] duidelijk. Dat volgt uit de volgende gang van zaken. Naar aanleiding van het gesprek van 9 april 2019 heeft de KNVB op 19 april 2019 een e-mail naar [eiseres] gestuurd. Daarin staat een overzicht van de tuchtzaken waarmee [eiseres] in de seizoenen 2016/2017 en 2017/2018 te maken heeft gehad. In die e-mail staat ook een lijst van maatregelen die [eiseres] volgens de KNVB moest nemen. Daarnaast heeft de KNVB in die e-mail benadrukt dat de insteek van het gesprek vooral was ‘om met elkaar afspraken te maken en maatregelen in gang te zetten die er aan bij gaan dragen dat het aantal incidenten en tuchtzaken af gaat nemen’. Na 19 april 2019 heeft de KNVB een conceptcontract naar [eiseres] gestuurd, met het verzoek aan het bestuur van [eiseres] om dat te ondertekenen. Vervolgens heeft op 17 september 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen de KNVB en het bestuur van [eiseres] over de inhoud van het contract. Twee dagen later heeft het bestuur van [eiseres] het contract ondertekend. Onder deze omstandigheden heeft de KNVB kunnen en moeten begrijpen dat [eiseres] bij het sluiten van het contract ervan is uitgegaan dat het contract specifiek was toegespitst op de situatie bij [eiseres] . Ook moet het daarom voor de KNVB duidelijk zijn geweest dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde dat de inhoud van het contract voor de KNVB leidend zou zijn in het geval dat [eiseres] een afspraak uit het contract niet zou nakomen.
3.13.
Het tweede in 3.11 genoemde argument van de KNVB overtuigt niet. De tekst van het contract is opgesteld door de KNVB. De zwaarste, meest omvattende verplichting voor [eiseres] uit het contract was dat zij zich niet nog een keer schuldig zou maken aan een zware tuchtzaak. Doordat de KNVB in het contract onder Consequenties heeft opgenomen dat de KNVB bij het niet nakomen van deze afspraken door [eiseres] het recht heeft om alle teams per direct uit de competitie te nemen, heeft de KNVB moeten begrijpen dat [eiseres] ervan uitging dat de KNVB zich in het geval van een nieuwe, zware tuchtzaak zou beperken tot het opleggen van die zwaarste contractuele maatregel. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de KNVB in de totstandkomingsfase van het contract op geen enkel moment schriftelijk of mondeling aan [eiseres] uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat de KNVB de mogelijkheid van opzegging van het lidmaatschap openhield als [eiseres] het contract niet zou nakomen. Wel heeft de heer [C] , [functie] van de KNVB, tijdens de bespreking op 17 september 2019 tegen het bestuur van [eiseres] gezegd dat als [eiseres] zich nog een keer schuldig zou maken aan een zware tuchtzaak, het dan ‘einde oefening’ zou zijn voor [eiseres] . Volgens [C] heeft hij daarmee bedoeld dat het lidmaatschap van [eiseres] zou worden opgezegd, maar zo heeft [eiseres] het niet begrepen en zo hoefde zij dat ook niet te begrijpen. Het bestuur van [eiseres] is er namelijk vanuit gegaan dat met ‘einde oefening’ werd bedoeld dat alle teams van [eiseres] voor de rest van dat seizoen niet meer aan de competitie zouden mogen meedoen. Dat was ook een logische gedachte omdat het contract dát als zwaarste consequentie noemde.
3.14.
Het is goed dat de KNVB zich ten doel stelt om de veiligheid van spelers, scheidsrechters en toeschouwers te bevorderen. Maar de rechtbank kan het argument van de KNVB, dat er geen minder ingrijpend middel was om dit doel te bereiken, niet volgen. De KNVB heeft het contract namelijk juist met [eiseres] gesloten ter bevordering van dat doel. Daarbij heeft de KNVB ingecalculeerd dat zich nog een zware tuchtzaak bij [eiseres] zou kunnen voordoen, voor welk geval is afgesproken dat de KNVB het betreffende team, of alle teams van [eiseres] een heel seizoen of het resterende deel daarvan uit de competitie mocht nemen. Daarbij heeft de KNVB ook stilzwijgend geaccepteerd dat het bestuur van [eiseres] zich in de aanloop naar de totstandkoming van het contract afwachtend had opgesteld. Desondanks heeft de KNVB het contract gesloten met dít bestuur van [eiseres] en er bewust voor gekozen om in het contract niet uitdrukkelijk de mogelijkheid van opzegging van het lidmaatschap op te nemen. Bovendien had de KNVB het hiervoor genoemde doel (het bevorderen van de veiligheid) ook kunnen blijven nastreven door het nemen van andere, voor [eiseres] minder verstrekkende maatregelen. Op grond van het contract had de KNVB in de eerste plaats alle andere teams van [eiseres] (naast het eerste zondagelftal) voor de rest van dat seizoen uit de competitie kunnen nemen. Dan zou [eiseres] ongeveer een half jaar lang geen enkele voetbalwedstrijd hebben mogen spelen. Dat zou voor iedereen die bij [eiseres] betrokken was (bestuur, vrijwilligers, spelers en toeschouwers) een luid en duidelijk signaal zijn geweest dat op korte termijn nog meer veranderingen binnen de (cultuur van) de club noodzakelijk waren. Daarnaast had de KNVB ook - zoals in het contract was afgesproken - de door [eiseres] getroffen en voorgenomen maatregelen kunnen evalueren, en [eiseres] zo nodig kunnen bijsturen door het eisen van extra maatregelen. Ook had de KNVB tegen [eiseres] kunnen zeggen: nog één incident, en we zeggen het lidmaatschap per direct op.
Conclusies
3.15.
Op grond van het voorgaande trekt de rechtbank de volgende conclusies. De KNVB heeft bij haar belangenafweging te weinig gewicht toegekend aan het contract dat zij met [eiseres] heeft gesloten. Omdat het contract tot stand is gesloten op aandringen van de KNVB en gelet op de inhoud van het contract hoefde [eiseres] er geen rekening mee te houden dat de KNVB de maatregel van opzegging van het lidmaatschap zou nemen. De KNVB heeft namelijk bij [eiseres] de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat bij schending van één of meer van de afspraken uit het contract, de zwaarste maatregel zou kunnen zijn dat alle teams van [eiseres] voor de (resterende) duur van één seizoen niet aan de competitie zouden mogen deelnemen. Dit moet voor de KNVB duidelijk zijn geweest. De KNVB heeft in strijd met die door haarzelf gewekte verwachting gehandeld door het lidmaatschap van [eiseres] op te zeggen. Daarnaast had de KNVB ook andere, voor [eiseres] minder verstrekkende maatregelen kunnen nemen zonder dat zij haar doel (het bevorderen van de veiligheid) tekort zou doen. Onder deze omstandigheden heeft de KNVB niet alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht genomen. De inhoud van het opzeggingsbesluit is op grond daarvan in strijd met de redelijkheid en billijkheid en zal daarom door de rechtbank worden vernietigd.
Proceskosten
3.16.
De KNVB is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 90,42
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten x € 563,-)
Totaal € 1.883,42
De nakosten, en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten, zullen worden toegewezen op de manier zoals hieronder is weergegeven.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
vernietigt het opzeggingsbesluit van de KNVB,
4.2.
veroordeelt de KNVB in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.883,42,
4.3.
veroordeelt de KNVB, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 163,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving, en
  • als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening.
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op
21 december 2022.
JvdB/4223
Coll: BvdG/4374