ECLI:NL:RBMNE:2022:5906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
22/4210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mondelinge uitspraak over de rechtmatigheid van de rioolheffing door de gemeente Almere

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere over de opgelegde rioolheffing. Eiser had op 28 februari 2022 een aanslag gemeentelijke belastingen ontvangen, welke door de heffingsambtenaar op 1 juni 2022 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 15 december 2022 werd behandeld. De rechtbank heeft de zaak via een beeldverbinding behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad van Almere de vrijheid heeft om een vast tarief voor de rioolheffing vast te stellen, en dat dit tarief niet willekeurig of onredelijk mag zijn. Eiser betoogde dat er een afzonderlijke heffing voor vuilwater en hemelwater zou moeten zijn, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De heffing is gebaseerd op de Verordening die door de gemeenteraad is vastgesteld, en de rechtbank concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd, aangezien eiser op 1 januari 2022 eigenaar was van het perceel dat op de gemeentelijke riolering is aangesloten.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier I. Zallali. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4210
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: A. Teunisse).

Inleiding

1.1
De heffingsambtenaar heeft op 28 februari 2022 een aanslag gemeentelijke belastingen 2022 aan eiser opgelegd.
1.2
In de uitspraak op bezwaar van 1 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
1.3
Eiser heeft beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
1.5
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. Het beroep van eiser richt zich tegen de rioolheffing.
3. Op grond van artikel 228a van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022 gemeente Almere (de Verordening) wordt onder de naam rioolheffing een directe belasting geheven ter bestrijding van onder andere de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater.
3. Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening wordt de belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit op beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
4. Het is niet in geschil dat eiser op 1 januari 2022 eigenaar is van het perceel. In de Verordening wordt onder een perceel (onder andere) verstaan een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan. De garagebox van eiser betreft een zelfstandig gedeelte van een onroerende zaak. Het is ook niet in geschil dat van het perceel van eiser hemelwater wordt afgevoerd naar de gemeentelijke riolering. Aan eiser is daarom terecht een aanslag rioolheffing opgelegd.
5. Eiser is van mening dat verweerder een afzonderlijke heffing zou moeten hebben voor de afvoer van vuilwater en voor de afvoer van hemelwater en dat de rioolheffing daarom niet terecht is. Eiser krijgt op dat punt geen gelijk. De heffing is gebaseerd op de Verordening die door de gemeenteraad van Almere is vastgesteld. De gemeenteraad heeft op grond van artikel 228a van de Gemeentewet de vrijheid om in de Verordening te kiezen voor een rioolheffing voor zowel vuil- als hemelwater en om daarvoor één tarief vast te stellen.
6. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat het onbillijk is om een vast tarief te hanteren voor de rioolheffing. Het is aan de gemeenteraad om in de Verordening de tarieven vast te stellen. De gemeenteraad mag kiezen voor één vast tarief [1] , al mag het gekozen tarief niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Hiervan is echter geen sprake gelet op de hoogte van het tarief. Verweerder mocht daarom uitgaan van het in de Verordening vastgestelde tarief.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2022 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.In de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Gemeentewet (TK, vergaderjaar 2005–2006, 30 578, nr. 3, blz. 22-23) is de mogelijkheid om de heffing vast te stellen op een “vast bedrag per eigendom” uitdrukkelijk vermeld.