ECLI:NL:RBMNE:2022:5901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
22/1887
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de heffingsambtenaar op 9 november 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan eiseres, die haar auto zonder betaling van de verschuldigde belasting had geparkeerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarop de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar van 6 februari 2022 het bezwaar gegrond verklaarde en de naheffingsaanslag vernietigde uit coulance. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 september 2022, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de naheffingsaanslag niet is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zoals vereist volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht het verzoek om proceskostenvergoeding heeft afgewezen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar uitgesproken op 14 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1887

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P. van den Aarsen)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar)
(gemachtigde: D. de Winter).

Inleiding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres op 9 november 2021 om 16:41 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) opgelegd van € 68,42 wegens het parkeren met auto, merk Toyota kenteken [kenteken] , op een zogenaamde gefiscaliseerde parkeerplaats, zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
1.2
In de uitspraak op bezwaar van 6 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
1.3
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
1.4
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
De zaak is behandeld op de zitting van 22 september 2022 door middel van een Teams-beeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Feiten en omstandigheden

2. De auto stond op 15 november 2021 om 13:22 uur aan de Hogenoord in Utrecht geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
3. Eiseres heeft op de data 9, 11, 12 en 15 november 2021 een naheffingsaanslag ontvangen. De naheffingsaanslagen zijn op 23 en 30 november 2021 aan eiseres bekend gemaakt, in die tijd heeft eiseres zich niet kunnen herstellen. Uit coulance heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag van 15 november 2021 vernietigd.
4. In geschil is of eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase. Door geen vergoeding van de proceskosten toe te kennen, handelt de heffingsambtenaar volgens eiseres in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres verwijst naar jurisprudentie om haar standpunt te onderbouwen. [1]
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan.
6. De rechtbank oordeelt dat niet aan de criteria van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is voldaan. Op grond van artikel 7:15 lid 2 van de Awb worden de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat in de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag uit coulance is vernietigd. De naheffingsaanslag is daarom niet herroepen vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De heffingsambtenaar heeft terecht het verzoek om een vergoeding van de proceskosten in bezwaar afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Raad van State van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:551 en uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2277.