ECLI:NL:RBMNE:2022:5892
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht is vastgesteld op € 376.000,- per 1 januari 2020. Eiser ontving op 28 februari 2021 een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en heeft bezwaar gemaakt, dat door verweerder op 11 november 2021 ongegrond is verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij een lagere waarde van € 333.000,- bepleit.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juni 2022 via een Teams-beeldverbinding. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, H. van Zelst, terwijl verweerder werd bijgestaan door M. Boerlage en een taxateur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning moet worden bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde in het economisch verkeer als uitgangspunt dient. Verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in [woonplaats].
De rechtbank oordeelt dat verweerder met de taxatiematrix en de toelichting ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft nieuwe gronden ingediend tijdens de zitting, maar de rechtbank heeft deze buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman en openbaar uitgesproken op 16 november 2022.