ECLI:NL:RBMNE:2022:5888
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente 1] inzake de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. De woning, gelegen aan [adres 1] in [gemeente 2], is door de heffingsambtenaar gewaardeerd op € 687.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde heeft van € 600.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juni 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, H. van Zelst, en verweerder door M. Boerlage, bijgestaan door een taxateur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning wordt vergeleken met vier referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij de argumenten van eiser meegewogen, maar deze niet overtuigend geacht. Eiser heeft tijdens de zitting nieuwe gronden ingediend, maar de rechtbank heeft deze buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft voldaan en dat de waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 november 2022.