ECLI:NL:RBMNE:2022:588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
16/261891-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel wegens onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2022, stond de verdachte terecht op beschuldiging van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 juli 2018 in Amersfoort, waarbij de verdachte ervan werd verdacht zijn zieke vader te hebben geprobeerd te verstikken met een kussen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij enkel zijn vader wilde helpen, die in zijn laatste levensfase onrustig was en moeite had met ademhalen. De officier van justitie heeft gevorderd tot vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaring van de enige getuige niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuige en de zorgmanager van de vader van de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuige had verklaard dat zij had gezien dat de verdachte een kussen op het gezicht van zijn vader drukte en daarbij riep dat hij dood moest. De zorgmanager had echter verklaard dat de verdachte hem had verteld dat het verhaal van de getuige slechts een beleving was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuige onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de poging tot doodslag of zware mishandeling. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/261891-18
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2022. De verdachte is op die terechtzitting in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Rijen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 11 juli 2018 te Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven (
primair), dan wel op die datum en die plaats heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. De officier van justitie denkt dat verdachte de intentie had om voor zijn zieke vader te zorgen. Zij heeft niet de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte een kussen (met kracht) op de mond en/of neus van zijn vader heeft gedrukt, althans verstikkende handelingen heeft verricht. De verklaring van mevrouw [getuige] alleen levert onvoldoende bewijs op, aangezien het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet kan worden gebaseerd op uitsluitend de verklaring van één getuige. Ook wordt de verklaring onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen handelingen heeft verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood of te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is dan ook geen sprake van een poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, en de raadsvrouw verzoekt, subsidiair, verdachte om die reden integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Getuige [getuige] heeft tegen de politie verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte voorover gebogen stond en een groot kussen op het gezicht van zijn vader drukte en dat verdachte hierbij riep “Je moet dood, dood, dood, dood”.
De heer [zorgmanager] , zorgmanager van de vader van verdachte, heeft tegen de politie verklaard dat hij verdachte met het verhaal van getuige [getuige] heeft geconfronteerd, en dat verdachte vervolgens zou hebben toegegeven dat het gebeurd was en zijn verantwoording hiervoor zou afleggen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij enkel zijn zieke vader wilde verzorgen. Verdachte vond het verschrikkelijk om te zien dat zijn vader in zijn laatste levensfase onrustig was en moeite had met ademhalen. Hij wilde zijn vader helpen door een extra kussen onder zijn hoofd te schuiven in de hoop dat zijn vader dan wat beter kon ademen, omdat hij dan wat rechterop zat. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat het niet klopt dat hij tegenover [zorgmanager] het verhaal van [getuige] heeft bevestigd.
De raadsvrouw heeft benadrukt dat zij verdachte heeft geadviseerd om zich bij de politie op zijn zwijgrecht te beroepen omdat de vader van verdachte net gecremeerd was en hij hier erg onder te lijden had. De rechtbank acht de gemoedstoestand waarin verdachte toen verkeerde voorstelbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de - op zichzelf al redelijk summiere - verklaring van [getuige] onvoldoende steun vindt in de verklaring van [zorgmanager] om tot een bewezenverklaring van een poging doodslag of een poging zware mishandeling te kunnen komen. Dat geldt temeer nu [zorgmanager] in een aanvullend verhoor heeft verklaard dat hij verdachte heeft horen zeggen, toen hij verdachte kort na het overlijden van zijn vader confronteerde met hetgeen getuige [getuige] verklaarde, dat het verhaal een beleving was van [getuige] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige] ), maar dat verdachte daar een heel andere beleving bij had. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte niet zonder meer heeft bekend ten overstaan van [zorgmanager] dat hij had gedaan wat getuige [getuige] verklaarde. Alles overziend en de verklaring van verdachte ter terechtzitting daartegenover gezet, is de rechtbank van oordeel dat het aan verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, (met een kussen) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] (met kracht) te drukken en/of op de mond en/of neus te houden, althans een of meer verstikkende handelingen verricht ten einde die [slachtoffer] te verstikken en/of te smoren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met een kussen) op de mond en/of neus van die [slachtoffer] (met kracht) te drukken en/of op de mond en/of neus te houden, althans een of meer verstikkende handelingen verricht ten einde die Verduin te verstikken en/of te smoren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)