ECLI:NL:RBMNE:2022:5878

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1611077921
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij twee straatroven en de diefstal van geld met een gestolen pinpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 11 november 2020 in Stoutenburg en Hoevelaken geweld heeft gebruikt om goederen van slachtoffers af te nemen. De slachtoffers werden via Snapchat naar een afgelegen locatie gelokt, waar zij door de groep werden overrompeld en bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en afpersing, en heeft een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 166 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook onder toezicht van de reclassering gesteld, met voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/110779-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2022. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 16 november 2022. Vervolgens is direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
  • de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 1] en zijn moeder;
  • mw. [A] , namens Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 11 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon, een kledingstuk, een autosleutel, drankverpakkingen, deodorant en een portemonnee (met inhoud) van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 2:
op 11 november 2020 te Stoutenberg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge;
feit 3:
op 11 november 2020 te Hoevelaken (
primair) samen met anderen een geldsom ter waarde van € 500,- heeft gestolen van [slachtoffer 1] door middel van een valse sleutel (te weten door gebruik te maken van een pinpas en bijbehorende pincode), dan wel (
subsidiair) hieraan medeplichtig is geweest door [medeverdachte 1] van en naar de plaats van het delict te vervoeren;
feit 4:
op 19 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een scooterbeenkleed, schoenen en een horloge.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 3 primair en feit 4, aangezien verdachte bij die feiten slechts medeplichtig is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1, 2 en 3:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Vanavond [
11 november 2020] had ik via Snapchat afgesproken met [profielnaam] . Toen ik aankwam op de parkeerplaats ter hoogte van de hockeyclub op de [adres 2] te [plaats] zat er al een meisje op het bankje. Ik ben naast haar gaan zitten en we hebben even zitten praten. Ineens hoorde ik wat ritselen en zag ik ongeveer 5 a 6 gasten op mij af komen. Ik wilde weglopen maar ze hielden mij tegen en begonnen mij te schoppen en te slaan. Als eerste sloegen ze mijn bril van mijn hoofd. Ze hebben mij 2 of 3 keer geslagen in mijn buik en 1 keer in mijn zak getrapt. Ze hebben mij 4 keer op mijn hoofd geslagen en 4 keer tegen mijn benen geschopt. Ik voelde direct pijn, vooral aan mijn hoofd. Ze hebben mijn vest, waar mijn autosleutel in zat, uitgetrokken. [2] Twee personen zijn bij mijn auto bezig geweest. Die gasten hadden mijn bankpas gevonden en vroegen om mijn pincode. Ik heb mijn pincode gegeven omdat ze bleven slaan en schoppen. Ik moest mijn horloge afdoen en deze heb ik ook afgegeven. Dit is een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik heb ze horen zeggen ‘Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot’. Uit mijn auto hebben ze ook mijn telefoon gepakt. Ik moest deze ontgrendelen en daarna werd het toestel, een Samsung S10, uitgeschakeld. Toen er een auto aan kwam rijden, zijn ze er allemaal vandoor gegaan. Toen ik terugkwam bij mijn auto ontdekte ik dat er allerlei spullen uit mijn auto weg waren. Dit waren mijn portemonnee (waarin onder meer mijn rijbewijs, ID-kaart [3] en 2 bankpassen, waarvan 1 van de rekening [rekeningnummer] met pasnummer [pasnummer] zaten), een 12-pak Fanta, een sixpack Amstel Radler en mijn deodorant. [4] Van de bankpas met pasnummer [pasnummer] heb ik de pincode afgegeven. Met deze bankpas werd op 11 november 2020 om 22:23 uur middels een pintransactie € 500,- van mijn bankrekening opgenomen. Deze pintransactie vond plaats bij een pinautomaat aan de Westerdorpsstraat 12 in Hoevelaken. [5]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“Ik was er op 11 november 2020 in Stoutenburg bij en ik heb aangemoedigd. Ik heb scheldwoorden geroepen en fanatiek meegedaan als groepsdruk. We waren met 7 personen. Onze groep bestond uit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en ik. Er was in het begin een plan gemaakt en er is afgesproken met het slachtoffer via Snapchat. [medeverdachte 1] ging op het bankje zitten en de rest ging wachten. Toen het slachtoffer kwam gingen we er met zijn allen op af. Er zijn klappen uitgedeeld en er zijn spullen uit de auto gepakt. Vervolgens zijn we met de groep naar Station Hoevelaken gegaan en heb ik [medeverdachte 1] bij de pinlocatie afgezet. Ik wist dat ze ging pinnen met de pas van het slachtoffer. Ik heb iets verderop gewacht en heb [medeverdachte 1] na het pinnen weer opgehaald. Vervolgens zijn we terug gegaan naar de groep bij het station. Ik wist dat het horloge en de ID-kaart van het slachtoffer in mijn huis lagen. [6]
Feit 4:
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 19 november 2020 heb ik via Snapchat afgesproken met [profielnaam] bij de hockeyclub in [plaats] . Op mijn scooter zat een zwart beenkleed en ik droeg schoenen van het merk Dsquared en een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik zag op de parkeerplaats een meisje alleen op een scooter staan. We stonden ongeveer 1 minuut op de kruising van de [locatie] met het [straat] toen er van 2 kanten 5 of 6 jongens in onze richting kwamen lopen. Eén van deze jongens kwam dicht tegenover me staan. [7] Dit kwam dreigend op mij over. De anderen stonden erbij. De jongen die voor me stond zei dat ik mijn spullen aan hem moest geven. Ik hoorde dat de jongen zei dat hij het beenkleed van mijn scooter wilde hebben. Terwijl ik bezig was met het beenkleed los te maken voelde ik 2 keer achter elkaar een trap tegen mijn linkerkuit. Ik gaf het beenkleed af. Ik hoorde dat de jongen zei dat ik mijn schoenen af moest geven. Toen ik mijn schoenen uit wilde trekken voelde ik een klap op mijn linkerwang. Ik zag dat de jongen die tegen mij praatte mij met zijn vlakke hand tegen mijn gezicht sloeg. Toen ik mijn schoenen uit had gedaan deed die jongen weer hetzelfde. De jongen zag dat ik een horloge om had en deze moest ik ook afgeven. Mijn schoenen en mijn horloge gaf ik aan een andere jongen. Vlak voordat ik ging rennen voelde ik weer een klap tegen mijn linkerwang. De jongen die mij aansprak herkende ik als [medeverdachte 4] . De jongen aan wie ik mijn schoenen en horloge af gaf was kleiner dan [medeverdachte 4] . [8] Mijn wang voel ik nu nog wel een beetje en mijn linkerkuit doet pijn. [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“Ook dit keer, op 19 november 2020 in Stoutenburg, was ik erbij. We waren, op [medeverdachte 6] na, weer met dezelfde groep als de vorige keer. Ik had wel het idee dat dit keer hetzelfde zou gebeuren. [10]
Bewijsoverwegingen
Feiten 1, 2 en 4:
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feiten 1, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde oogmerk in algemene zin het volgende. Meerdere verdachten hebben verklaard dat hun bedoeling is geweest om mee te doen aan een ‘pedohunt’, waarmee, naar de rechtbank begrijpt, wordt bedoeld dat onder valse voorwendselen een afspraak wordt gemaakt met een persoon om diegene te confronteren met zijn vermeende pedofilie. Van een oogmerk om spullen af te pakken zou geen sprake zijn geweest. De rechtbank acht die verklaringen ongeloofwaardig en licht dat toe.
Beide voorvallen vertonen zeer grote gelijkenissen én hebben binnen ruim een week plaatsgevonden. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat tussen verdachten beide keren een plan is gemaakt. Er is met een (nep)profiel met de naam ‘ [profielnaam] ’ een afspraak gemaakt met de aangevers bij een hockeyclub in [plaats] . [medeverdachte 1] heeft zich daar zichtbaar voor aangevers opgesteld, terwijl de mannelijke verdachten zich verdekt hebben opgesteld. [medeverdachte 1] heeft vervolgens een kort gesprekje met de aangevers aangeknoopt. De mannelijke verdachten zijn daarna gelijktijdig tevoorschijn gekomen vanuit hun verdekte positie en zijn gelijktijdig op de aangevers afgelopen, waarna direct geweld tegen de aangevers is gebruikt. Door middel van (de dreiging van) geweld werden de aangevers gedwongen goederen af te staan of werden goederen afgepakt.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven handelswijze leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachten ten aanzien van feiten 1, 2 en 4 niet bezig waren met een ‘pedohunt’, maar met de aangevers hadden afgesproken met de bedoeling om hen te beroven. Uit de hiervoor beschreven handelswijze blijkt bovendien dat verdachte en medeverdachten beide keren nauw en bewust hebben samengewerkt om dat doel te verwezenlijken. Er is sprake geweest van een gedeeld vooropgezet plan en een onderlinge taakverdeling.
Verdachte zelf heeft ook een bijdrage van voldoende gewicht geleverd. Zijn bijdrage ligt besloten in het zich verborgen houden voor de aangever, het overrompelen van aangever door vanuit een verdekte plek als onderdeel van een groep op aangever af te lopen en daarna de groep getalsmatig te (blijven) versterken tijdens de afpersing en beroving. Daar komt bij dat verdachte over het eerste voorval heeft verklaard dat hij heeft gescholden en de groep heeft aangemoedigd.
De rechtbank acht derhalve de diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld (feit 1) en de afpersingen in vereniging (feiten 2 en 4) wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feit 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de straatroof waarbij de pinpas en pincode van het slachtoffer zijn weggenomen. Direct na de straatroof brengt verdachte medeverdachte [medeverdachte 1] richting de pinlocatie, wetende dat zij de pas bij zich had en hiermee geld zou gaan opnemen. Verdachte haalt medeverdachte [medeverdachte 1] direct hierna op en zij voegen zich weer bij de groep.
Op grond van deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte als medepleger van deze diefstal moet worden beschouwd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 11 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (Fanta en Amstel Radler), deodorant en een portemonnee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen;
feit 2:op 11 november 2020 te Stoutenburg tezamen en in vereniging met meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1] , door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik en van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen; en
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en af te geven;
feit 3:op 11 november 2020 te Hoevelaken, tezamen en in vereniging met een ander, een geldsom (ter waarde van 500 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door gebruik te maken van een pinpas en bijhorende pincode waartoe, hij, verdachte, en zijn mededader, niet gerechtigd waren;
feit 4:op 19 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared) en een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), toebehorende aan [slachtoffer 2] , door een of meerdere malen
- op de benen van die [slachtoffer 2] te schoppen en
- tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te slaan en
- dwingend en dreigend aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en om het horloge te vragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2 is sprake van één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop van feiten 1 en 2.
feiten 1 en 2:eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 4:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten en ambulante behandeling bij De Waag.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om geen straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte van een gevangenisstraf langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat het vastzitten voor verdachte heel zwaar is geweest, hij al anderhalf jaar in een schorsing loopt, hij alles wat hij inmiddels heeft opgebouwd verliest indien hij opnieuw vast komt te zitten en het na een dusdanig lang tijdsverloop niet meer opportuun is om te kiezen voor zo’n zware strafmodaliteit. Voorts dient er in de strafmaat rekening mee te worden gehouden dat het door het Openbaar Ministerie geschetste beeld van verdachte als initiator van het geheel niet strookt met de inhoud van het dossier. De verdediging heeft daarnaast verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De vaardigheden die verdachte tijdens gesprekken met de reclassering laat zien worden, namelijk niet gekoppeld aan het gedrag van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Tot slot verzoekt de verdediging de rechtbank om bij einduitspraak het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan, kort gezegd, twee straatroven en de diefstal van € 500,- met een daarbij gestolen pinpas. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers via Snapchat naar een afgelegen locatie gelokt om ze vervolgens te kunnen beroven van hun (waardevolle) spullen. Verdachte heeft daarin een initiërende en organiserende rol gehad. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat er met een grote groep geweld is uitgeoefend op de slachtoffers, hij zich op geen enkele wijze heeft bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers en zijn rol ten aanzien van het ten laste gelegde bagatelliseert.
Dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de slachtoffers, waarbij ook de impact op hun gevoel van veiligheid groot is. [slachtoffer 1] heeft zich tijdens het incident erg machteloos en angstig gevoeld, heeft hierna nog tijden nachtmerries en ongemaksgevoelens ervaren en heeft EMDR-therapie gevolgd voor de trauma’s die hij hierdoor heeft opgelopen. [slachtoffer 2] heeft nog lang last gehad van onrechtgevoelens en angsten, waarbij hij niet alleen over straat durfde.
Persoon van de verdachte
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 6 oktober 2022 blijkt dat hij op 18 februari 2021 een strafbeschikking heeft ontvangen in verband met een mishandeling. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de straf op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een over verdachte opgemaakt reclasseringsadvies van 12 oktober 2022, uitgebracht door dhr. B. Dubbeldam. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte tijdens de schorsingsperiode meer zelfstandigheid is gaan ervaren en hij eigen verantwoordelijkheid oppakt in meerdere facetten van zijn leven. De forensische behandeling is positief afgerond en verdachte lijkt goed gemotiveerd te zijn om de dingen anders aan te pakken. Verdachte werkt inmiddels als ZZP’er in de bouw en heeft het contact met zijn netwerk van destijds verbroken. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. Reclasseringstoezicht kan de komende jaren beschermend werken gelet op het beperkte netwerk van verdachte. De reclassering acht het opleggen van een werkstraf het meest passend en adviseert de rechtbank daarnaast om een meldplicht, ambulante behandeling bij De Waag, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering raadt het daarnaast af om een gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte daarmee zijn plek bij de Walburgt, zijn werk en daarmee zijn inkomen zal verliezen. Voorts adviseert de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. De reclassering ziet geen redenen om het adolescentenstrafrecht toe te passen en uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte in staat is om eigen verantwoordelijkheid over zijn leven te nemen en hiermee zelfstandig om kan gaan. Verdachte gaat niet meer naar school, woont niet meer thuis en is zijn eigen onderneming gestart. De rechtbank ziet alles overwegende in de persoon van verdachte geen aanknopingspunten om, haaks op het advies van de reclassering, toepassing te geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Straf
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur ervan heeft de rechtbank ook de jonge leeftijd van verdachte en het ruime tijdsverloop sinds de gepleegde feiten meegewogen. Verdachte loopt inmiddels anderhalf jaar in een schorsingstoezicht en heeft zich in die periode positief ontwikkeld. De rechtbank houdt ook rekening met het advies van de reclassering, waarin het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt afgeraden, en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 166 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en daarnaast een contactverbod met de slachtoffers, passend en geboden. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, maar dat er wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf boven zijn hoofd blijft hangen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis bij het niet (naar behoren) uitvoeren hiervan. Gelet op de lange schorsingsperiode ziet de rechtbank geen reden om een proeftijd op te leggen van langer dan 2 jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag en verdachte heeft het afgelopen anderhalf jaar aangetoond zijn leven op de rit te kunnen krijgen. De rechtbank zal daarom niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.382,66. Dit bedrag bestaat uit € 2.532,66 materiële schade en € 850,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, na nadere onderbouwing van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter terechtzitting, ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten vest, rijbewijs, identiteitskaart, pasfoto’s, autosleutels, bril, Fanta, Radler, mobiel, SD-kaart, het van de rekening gepinde bedrag, reiskosten voor het bijwonen van de zittingen en eigen risico ter hoogte van in totaal € 2.314,74 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 217,92 aan verlofuren gevorderd. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting van de benadeelde partij leidt de rechtbank af dat het in wezen gaat om gederfde inkomsten doordat de benadeelde partij deze uren niet (als ZZP’er) heeft kunnen werken. De benadeelde partij heeft de bron van de gestelde gederfde inkomsten echter in het geheel niet onderbouwd. De rechtbank kan daardoor niet beoordelen of en in hoeverre de benadeelde partij daadwerkelijk inkomsten is misgelopen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 850,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.164,74, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 41 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 102.793,09. Dit bedrag bestaat uit € 2.793,09 materiële schade en € 100.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient fors gematigd te worden, waarbij de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, met uitzondering van het gevorderde bedrag voor het beenkleed, geheel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Het horloge, de schoenen en de helm zijn inmiddels teruggegeven aan de benadeelde partij en voor de overige opgevoerde schadeposten kan niet worden aangenomen dat er sprake is van rechtstreekse schade. Een onderbouwing van de immateriële schade ontbreekt.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost beenkleed ter hoogte van in totaal € 97,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die betrekking heeft op de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de scooter, schoenen, helm, telefoon, Airpods en horloge (voor in totaal € 2.696,09). Het is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe de gevorderde schade is ontstaan aan de goederen, zodat een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade niet kan worden aangenomen. Daar komt bij dat de helm, de schoenen en het horloge inmiddels aan de benadeelde partij zijn geretourneerd. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 597,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 63, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 166 (honderdzesenzestig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij zijn toezichthouder van het Leger des Heils te Utrecht , op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal verblijven in De Walburgt, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 2] 2003), [medeverdachte 2] (geboren [geboortedatum 3] 2002), [medeverdachte 3] (geboren [geboortedatum 4] 2005), [medeverdachte 4] (geboren [geboortedatum 5] 2004) en [medeverdachte 5] (geboren [geboortedatum 6] 2003) en de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 7] 1990) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 8] 2003), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 3.164,74;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.164,74 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 41 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 597,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 597,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, o.a. een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (o.a. Fanta en Amstel Radler), deodorant en/of een portemonee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
feit 2:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen; en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en/of af te geven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 3 primair:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldsom (ter waarde van 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door gebruik te maken van een pinpas en/of (bijhorende) pincode waartoe, hij verdachte en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 11 november 2020 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk, een geldsom (€ 500,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas en/of (bijhorende) pincode waartoe, zij niet gerechtigd was; bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 november 2020 te Hoevelaken en/of Stoutenburg, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door [medeverdachte 1] , per brommer, van en naar de plaats delict/Hoevelaken te vervoeren;
feit 4:hij op of omstreeks 19 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared, kleur: zwart) en/of een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
door een of meerdere malen
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of
- (dwingend en/of dreigend) aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en/of om het horloge te vragen;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juni 2021, genummerd 2020368173 (onderzoeken 3RT20Snap, 3RT20Seiko), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 467. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 73.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 74.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 75.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76; een foto van een bankafschrift zoals door aangever overlegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 181.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 182.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 183.
10.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.