ECLI:NL:RBMNE:2022:5877

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1622698622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag onder ‘Bollendak’ Utrecht (steken met mes)

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 5 september 2022 in Utrecht een onbekend gebleven persoon heeft geprobeerd te doden door met een mes in zijn richting te steken en te zwaaien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich had voorbereid op de confrontatie door een mes te verstoppen in een bloemperkje onder het ‘bollendak’ op het Stationsplein. Tijdens de zitting op 9 december 2022 zijn camerabeelden bekeken die de confrontatie documenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelingen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer verwondingen zou oplopen die tot de dood zouden kunnen leiden. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een locatieverbod voor het ‘bollendak’ voor de duur van 2 jaren. De rechtbank motiveerde de strafoplegging door te wijzen op de ernst van het feit, de voorbereiding door de verdachte en de impact op de openbare veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/226986-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (Algerije),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.I. L'Ghdas, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:geprobeerd heeft om op 5 september 2022 te Utrecht een onbekend gebleven persoon van het leven te beroven door meermalen op korte afstand met een mes in de richting van die persoon te steken en/of te zwaaien;
subsidiair:op die wijze geprobeerd heeft aan die onbekend gebleven persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:op die wijze die onbekend gebleven persoon heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte een goede verstandhouding had met de politie, waardoor hij in de ogen van het slachtoffer te boek is komen te staan als verrader. Verdachte is hierna bedreigd en geïntimideerd door het slachtoffer. Verdachte was bang voor die bedreigingen en hoopte hem te kunnen wegjagen door terug te intimideren en te bedreigen. De opzet van verdachte was nergens anders op gericht dan op het bedreigen en wegjagen van het slachtoffer. De raadsman heeft verder opgemerkt dat verdachte nooit dichtbij genoeg in de buurt van het slachtoffer is geweest om te kunnen spreken van een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is daarbij ook statistisch gezien niet aannemelijk dat verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard zou hebben dat de dood zou intreden of het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ondanks tien voorwaartse bewegingen is het slachtoffer niet geraakt. Als hij echt de intentie had gehad om de ander te raken, dan was het hem echt wel gelukt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot het toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“Ik ben de persoon met het rode shirt en de rode pet die te zien is op de camerabeelden van de confrontatie die op 5 september 2022 onder het bollendak op het Stationsplein in Utrecht. Ik had eerder op de dag bij een bloemperk onder het bollendak een mes verstopt. Toen die jongen aan kwam lopen, heb ik het mes uit het bloemperkje gehaald. Ik had op dat moment nog geen mes bij hem gezien. Nadat ik mijn mes had gepakt, zag ik dat hij ook een mes tevoorschijn haalde. Ik ben toen met het mes achter hem aan gelopen en ik heb bewegingen met het mes richting hem gemaakt.” [2]
Van het uitkijken van de camerabeelden is een proces-verbaal opgemaakt, waarbij stills van de bewegende beelden gevoegd zijn. Hierop wordt onder meer het volgende gezien, waarbij de verschillende personen met de kleur van hun kleding worden aangeduid: [3]
21:08:08 De groep bestaat bij aanvang beelden, uit 3 personen, geel, wit en zwart. Zij zitten bij een bloemperk op het “Bollenbak".
(…)
21:09:28 Rood
(de rechtbank begrijpt verdachte)komt in beeld lopen en loopt naar de groep bij het bloemperk toe.
(…)
21:19:22 Hemd
(de rechtbank begrijpt: het latere slachtoffer)komt in beeld lopen en loopt richting van blauw en wit.
(…)
23:19:41 Als rood opkijkt ziet hij ineens hemd staan. Zodra hij dat ziet rent hij het perk in en lijkt te gebaren dat hemd even moet wachten.
21:19:45 Rood zoekt tussen de bloemen naar iets, terwijl de overige groepsleden rustig bij elkaar staan. (…)
21:19:47 Rood pakt een mes uit het bloemperk en loopt direct op hemd af.
21:19:50 Rood loopt op hemd af en geel wil hem tegen houden. Hemd pakt iets in een van zijn handen (...). Geel komt eerst nog tussen beide en wil rood tegen houden.
21:20:03 Inmiddels is roze ook bij de groep komen staan. Hemd gaat rood uit de weg en wil hem voor zich houden. Rood maakt meerdere slag-/steekbewegingen richting hemd.
21:20:13 Rood rent achter hemd aan. De groep volgt. Rood maakt slag-/steekbewegingen naar hemd. Maar raakt hem niet.
21:20:24 Wit wil rood tegenhouden. Maar rood trekt zich los.
(…)
21:20:46 Rood rent weer naar hemd. Rood maakt meerdere slag-/steek bewegingen naar Hemd toe. Hemd heeft ook een mes vast.
21:20:48 Hemd maakt een slag-/steek beweging naar Rood. Vervolgens is te zien dat het T-shirt van rood kapot is bij zijn rechterschouder en dat hij een wond heeft op zijn rechteronderarm.
21:20:53 Ondanks dat rood geraakt is door Hemd, zoekt hij de confrontatie met hemd en maakt hij nog enkele steek-/slag bewegingen naar hemd, maar raakt hem niet.
Ter terechtzitting van 9 december 2022 zijn in de aanwezigheid van verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie voornoemde camerabeelden, die deel uitmaken van het dossier, bekeken. De waarnemingen van de rechtbank sluiten aan bij voornoemde bevindingen, met name heeft de rechtbank het volgende waargenomen over de kracht van de steek/slagbewegingen en de richting van die bewegingen.
Vanaf 21:19:57 is te zien dat verdachte zijn rechterhand heft met daarin het mes tot hoog boven zijn hoofd en hij steekt/zwaait vervolgens met het mes in een snelle neerwaartse beweging in de richting van het hoofd/het bovenlichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer rent achteruit weg van verdachte.
Tussen 21:20:03 en 21:20:17 is te zien dat verdachte nog enkele malen steekt/zwaait met het mes in de richting van het slachtoffer, waarbij hij de steekbeweging ofwel boven zijn hoofd start ofwel direct vooruit steekt, dus richting hoofd en bovenlichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer blijft wegrennen en beweegt zijn bovenlichaam naar achter op de momenten dat verdachte zwaait met zijn mes. De rechtbank neemt waar dat het gaat om snelle steekbewegingen en dat verdachte en het slachtoffer op die momenten dicht genoeg bij elkaar staan om elkaar te kunnen raken.
Tussen 21:20:45 en 21:20:54 bevinden verdachte en het slachtoffer zich dicht bij elkaar. Verdachte heft nogmaals het mes tot hoog boven zijn hoofd op en haalt uit naar het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer wegduikt/wegspringt van de aanval. Verdachte haalt vervolgens nogmaals bovenhands uit naar het slachtoffer. Direct hierop haalt het slachtoffer terug uit. Verdachte haalt daarna wederom snel uit in de richting van het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer opnieuw wegduikt/wegspringt van de aanval. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het opzet van de verdachte was gericht op de dood van het slachtoffer (de onbekend gebleven persoon). De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en motiveert dit als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende. Verdachte heeft ter voorbereiding op een confrontatie met het slachtoffer een groot keukenmes verstopt in een bloemperkje onder het ‘ bollendak ’ op het Stationsplein in Utrecht. Enige tijd later komt het slachtoffer rustig aanlopen. Het slachtoffer heeft op dat moment geen dreigende houding, zoekt geen confrontatie met verdachte en draagt geen zichtbare wapens. Wanneer verdachte het slachtoffer ziet, rent hij direct het bloemenperk in en haalt hier het eerder verstopte keukenmes tevoorschijn. Verdachte rent met het mes in zijn handen in de richting van het slachtoffer en start de aanval. Verdachte maakt meerdere malen met flinke snelheid (zowel recht vooruit als bovenhands) met het mes stekende/zwaaiende bewegingen in de richting van het slachtoffer, waaronder richting zijn hoofd en bovenlichaam. Gelet op de waarneembare snelheid van deze handelingen gaat de rechtbank ervan uit dat dit om krachtige steek/zwaaibewegingen gaat.
Gelet op de kracht, snelheid en ongecontroleerdheid waarmee verdachte meermalen met een groot keukenmes uithaalt in de richting van het slachtoffer, zelfs op het moment dat verdachte en het slachtoffer dicht tegenover elkaar staan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door dit handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer verwondingen zou oplopen waardoor hij zou komen te overlijden. Het hoofd en de buik/het bovenlichaam betreffen immers vitale lichaamsdelen. Dat deze vitale lichaamsdelen, waaronder zich onder meer belangrijke (slag)aderen bevinden, niet (zichtbaar) zijn geraakt heeft eerder te maken met de ontwijkende bewegingen die het slachtoffer maakt, dan met de keuzes die verdachte telkens maakt.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van het slachtoffer, behoudens contra-indicaties waarvan hier niet is gebleken, dat het niet anders kan dan dat hij die kans ook welbewust heeft aanvaard. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit het gegeven dat verdachte meerdere malen opnieuw zeer gericht de aanval op het slachtoffer begint.
De rechtbank acht onder voornoemde feiten en omstandigheden dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om een onbekend gebleven persoon van het leven te beroven door meerdere malen met een mes in zijn richting te steken en te zwaaien.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 september 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een onbekend gebleven persoon opzettelijk van het leven te beroven, meermalen zowel recht vooruit als bovenhands met een mes in de richting van voornoemd persoon heeft gestoken en gezwaaid terwijl hij op geringe afstand stond van voornoemd persoon en terwijl hij achter voornoemd persoon aanrende, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een locatieverbod voor het ‘ bollendak ’ in Utrecht, voor de duur van 2 jaren, met bepaling van vervangende hechtenis van 1 week per overtreding bij iedere overtreding en een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, de eis van de officier van justitie gortig is. Verdachte heeft ten gevolge van dit incident fysiek en mentaal al veel geleden. Hij is tijdens het incident door het slachtoffer met een mes geraakt en kan daardoor zijn hand niet meer optimaal gebruiken. De raadsman verzoekt de rechtbank om te volstaan met een straf ter hoogte van het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door meerdere malen met een mes in de richting van een onbekend gebleven slachtoffer te steken en te zwaaien. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich eerder die dag heeft voorbereid op deze confrontatie door een keukenmes te verstoppen in een bloemperkje. Op het moment dat verdachte het mes pakt, is er op de camerabeelden geen conflict waar te nemen tussen verdachte en het slachtoffer. Verdachte’s actie gebeurt volkomen uit het niets.
Dit incident heeft zich afgespeeld onder het ‘ bollendak ’ op het Stationsplein in Utrecht, te midden van een groot aantal toevallige voorbijgangers. Op deze locatie is al langere tijd dermate veel sprake van overlast dat de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie hier extra maatregelen treffen om deze overlast tegen te gaan. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid onder het bollendak en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met een zichtbaar mes door het publiek heen heeft gerend.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstallen. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende zin mee, aangezien het om andersoortige feiten gaat.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig feit, te weten een poging tot doodslag door te steken met een mes. Weliswaar lijkt het erop dat het slachtoffer geen letsel heeft opgelopen, maar dat is niet aan verdachte te danken. Gelet op de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden als uitgangspunt. Dat verdachte bij de confrontatie zelf letsel heeft opgelopen, zal de rechtbank niet strafverminderend meewegen. Verdachte heeft immers zelf de confrontatie opgezocht. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat het feit begaan is op een locatie waar al veel sprake is van overlast en waar op het moment dat dit incident zich afspeelde veel publiek aanwezig was. De rechtbank zal afwijken van de eis van de officier van justitie, omdat zij geen meerwaarde ziet in het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, inhoudende een locatieverbod voor het Stationsplein in Utrecht (het zogenoemde ‘ bollendak ’). Uit het dossier komt immers naar voren dat verdachte hier vaker voor overlast heeft gezorgd en de rechtbank acht de oplegging van deze maatregel ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten van belang. De rechtbank zal deze maatregel opleggen voor de duur van 2 jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit locatieverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast van 1 week, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Gelet op de omstandigheden die de rechtbank heeft genoemd voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, waarbij met name het overlast gevende gedrag van verdachte een rol speelt, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens personen. Daarom beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042221);
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042217);
  • 1 STK medicijn (PL0900-2022262441-G3042231).
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de messen verbeurd te verklaren. Het etui met daarin de pillen blijken geen strafbare substanties te bevatten en mogen worden teruggegeven aan verdachte.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te weten:
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042221);
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042217).
Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan dan wel tot het begaan van het misdrijf zijn bestemd.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK medicijn (PL0900-2022262441-G3042231).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 38v, 38w, 45, 63, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging 38v-maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren;
- beveelt dat verdachte zich niet ophoudt op het Stationsplein te Utrecht (het ‘ bollendak ’);
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor iedere keer dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan 1 week vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van 6 maanden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042221);
  • 1 STK mes (PL0900-2022262441-G3042217);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK medicijn (PL0900-2022262441-G3042231).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. P.M. Leijten en mr. L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een onbekend gebleven persoon opzettelijk van het leven te beroven, meermalen (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van voornoemd persoon heeft gestoken en/of gezwaaid en/of terwijl hij op geringe afstand stond van voornoemd persoon en/of terwijl hij achter voornoemd persoon aanrende, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een onbekend gebleven persoon opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van voornoemd persoon heeft gestoken en/of gezwaaid en/of terwijl hij op geringe
afstand stond van voornoemd persoon en/of terwijl hij achter voornoemd persoon aanrende, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Utrecht een onbekend gebleven persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van voornoemd persoon te steken en/of te zwaaien en/of terwijl hij op geringe afstand stond van voornoemd persoon en/of terwijl hij achter voornoemd persoon aanrende;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2022, genummerd 2022262441 (onderzoek 31Perk22), opgemaakt door Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 2022. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2022.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 45-59.
4.De rechterlijke waarneming van de camerabeelden die onder bestandsnaam “UTR-CM-580-Bollendak ingang HC-2022-09-05_21h08min00s000ms” aan het dossier zijn gevoegd.