ECLI:NL:RBMNE:2022:5875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1609443022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in vereniging met taakstraf opgelegd

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 13 april 2022 in Utrecht samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 2 december 2022, waar de officier van justitie, mr. M.M. Klappe, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. J.S. Jordan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot inbraak in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een onbekende mededader, de schutting van de woning is overgeklommen en met een breekijzer heeft geprobeerd het raamkozijn te forceren. De poging tot inbraak werd verstoord door een oplettende buurman die de politie belde. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en verbalisanten gewogen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft geen gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. Het in beslag genomen breekijzer werd verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/094430-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.S. Jordan, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 april 2022 in Utrecht heeft geprobeerd om samen met (een) ander(en) in te breken in een woning aan de [Straat 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft hiertoe aangevoerd dat het signalement dat getuige [getuige] geeft niet overeenkomt met het signalement van verdachte. Verbalisant [verbalisant 1] ziet een man vanuit de achtertuin over de schutting klimmen en wegrennen en verliest deze persoon op enig moment uit het zicht. Verbalisant [verbalisant 2] stelt een getinte man te hebben gezien met een breekijzer. Niet wordt gesteld dat dit ook dezelfde persoon is als die over het hek is geklommen. Geen van de verbalisanten noemt opvallende kenmerken van de outfit die verdachte op het moment van zijn aanhouding droeg. Voorts zijn er geen forensische sporen aangetroffen die op betrokkenheid van verdachte wijzen. Verdachte heeft daarnaast een aannemelijke verklaring voor het feit dat hij in de buurt van de plaats delict aanwezig was. Hij woont immers in dezelfde omgeving en was op weg om te gaan sporten. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken van de poging woninginbraak in vereniging.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de vermoedelijke dader(s) wilde(n) inbreken, nu er ook sprake geweest kan zijn van een vernieling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de aangifte van [aangever] blijkt onder meer het volgende:
Mijn ouders, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , wonen op de [Straat 1] te [woonplaats 2] . Op 13 april 2022 zijn zij rond 10:00 uur vertrokken uit de woning. Zij hebben de woning netjes achtergelaten en alle ramen en deuren op slot gedaan. Er was geen schade aan de buitenkant van de kozijnen en de schutting was intact. Omstreeks 11:15 uur werd ik gebeld door mijn vader, omdat iemand had geprobeerd in de woning in te breken. Ik zag dater in de steeg naast het huis op de grond een plank van de schutting lag. Ik zag dat het om de bovenste plank ging van de schutting van mijn ouders. Ik zag dat er schade zat aan het linker raamkozijn. Ik zag dat er geprobeerd is om het raamkozijn te ontzetten. Ik zag dat dit niet gelukt was. Ik zag dat er op de grond onder het raamkozijn een deel van het raamkozijn lag. Ik heb niet het idee dat de personen binnen zijn geweest en/of iets hebben weggenomen. [2]
Getuige [getuige] heeft op 13 april 2022 het telefoonnummer 112 gebeld en later het volgende verklaard over wat hij hoorde en zag in de achtertuin van perceel [Straat 1] [3] :
Ik hoorde geluiden komen vanuit de buren. Ik liep naar een openstaand raam en zag in de tuin van mijn buren op [Huisnummer 1] , 4 handen en een breekijzer. Ik zag dat de handen dichtbij de woning van mijn buren waren. Ik zag dat zij beiden met handen aan het breekijzer zaten. Ik heb direct 112 gebeld. Ik zag iemand wegrennen met het volgende signalement: een zwarte broek, een zwarte hoodie met capuchon op, ongeveer 1,65/1,70m lang, erg mager, erg jong. Ik zag hem vervolgens wegrennen in de richting van de [Straat 2] . [4]
Verbalisant [verbalisant 1] komt ter plaatse en beschrijft het volgende:
Ik zag dat de achtertuin van de [Straat 1] afgeschermd was middels een houten schutting. Ik klom op de schutting en keek in de achtertuin. Op dit moment zag en hoorde ik een persoon vanuit de achtertuin over de schutting klimmen. Dit was ongeveer 5 meter van mij vandaan, waardoor ik goed zicht had op deze persoon. Ik zag dat de persoon het volgende signalement had: man, donkere huidskleur, blauwe jas met capuchon, zwart/grijze spijkerbroek, zwarte basebal cap met rode accenten. Ik zag dat verdachte in zijn rechter hand een donker blauw breekijzer vast had. Ik zag dat verdachte weg rende richting de voorzijde van de woning en linksaf rende richting [Straat 3] . Ik zag dat verdachte om collega [verbalisant 3] heen rende en de [Straat 3] overstak. Ik zag dat de verdachte nog steeds het breekijzer in zijn hand hield. Ik zag dat de verdachte de [Straat 4] op rende en vervolgens linksaf de [Straat 5] op rende. Ik zag verdacht ter hoogte van de [Straat 6] linksaf sloeg en uit mijn zicht verdween. Ik werd gewenkt door een voorbijganger die een persoon zag rennen op de [Straat 5] ter hoogte van de [Straat 7] . Ik zag op de [Straat 7] de verdachte weer lopen. Ik zag dat hij nog steeds hetzelfde signalement had. Ik zag dat de verdachte het breekijzer niet meer vast had. [5] Ik zag dat hij rechtsaf sloeg de [Straat 8] op. Ik zag dat verdachte via een bruggetje de [Straat 9] op rende. Ik zag dat verdachte vervolgens een steeg in rende in de richting van de [Straat 10] . Ik zag dat de verdachte in deze steeg zijn pet had afgedaan. Ik zag dat de verdachte de [Straat 10] overstak en via een steeg de [Straat 11] op rende en linksaf sloeg richting de [Straat 10] . Ik zag dat de verdachte wederom een steeg in rende, globaal in de richting van de [Straat 12] . Ik zag dat de steeg linksaf liep en eindige op de [Straat 10] . Ter hoogte van perceel [Huisnummer 2] zag ik dat de verdachte stopte met rennen en heb ik verdachte aangehouden. Vervolgens ben ik de route vanaf de [Straat 1] uit gaan lopen om het breekijzer terug te vinden. Op de [Straat 6] zijn wij de steeg ingelopen welke globaal richting de [Straat 8] loopt. Ongeveer 10 meter de steeg in troffen wij een donkerblauw breekijzer aan. Dit is precies de locatie waar ik ten tijde van de achtervolging korte tijd geen zicht gehad heb op de verdachte. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] beschrijft onder meer het volgende:
Ik zag dat de verdachte een donker breekijzer in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat de verdachte snel mijn kant op kwam rennen. [7] […]
Ik reed inmiddels ook op de [Straat 10] en sloot aan bij de collega’s met de verdachte. Ik herkende de verdachte direct als de verdachte die eerder vanaf de [Straat 1] mijn richting op rende. Ik herkende de volgende overeenkomsten: man, negroïde, grijs vest met capuchon, spijkerbroek. Ik zag dat de blauwe jas die de verdachte eerder nog droeg naast hem op de grond lag. [8]
Uit het forensisch onderzoek naar de woning aan de [Straat 1] komt het volgende naar voren:
Ik zag in de sluitnaad van het raam van de woonkamer in de achtergevel afdrukken van een breekvoorwerp, gelijkend op een breekijzer, welke waren veroorzaakt door het wrikken in de sluitnaad. [9]
Bewijsoverweging
De buurman van de bewoners van [Straat 1] te [plaats] ziet in de tuin dat 4 handen bezig zijn met een breekijzer in de buurt van een ruit. Hij belt de politie en ziet vervolgens een donkere jongeman met een zwarte broek en een zwarte hoodie met capuchon op wegrennen. Inmiddels is de politie ter plaatse en verbalisant [verbalisant 1] ziet een donkere man met een blauwe jas met capuchon, zwart/grijze spijkerbroek, en een zwarte basebal cap met rode accenten over de schutting van de tuin aan de [Straat 1] klimmen. In zijn rechter hand houdt deze persoon een donker blauw breekijzer vast en deze persoon rent weg richting verbalisant [verbalisant 3] . Verbalisant [verbalisant 1] zet de achtervolging in en verliest verdachte ter hoogte van de [Straat 6] kort uit het zicht. Korte tijd later ziet verbalisant [verbalisant 1] verdachte weer rennen en houdt hij verdachte aan. Verbalisant [verbalisant 3] herkent de aangehouden verdachte als de persoon die haar richting opgerend kwam met een breekijzer in zijn handen. Het breekijzer zelf wordt op de vluchtroute van verdachte teruggevonden.
Verdachte heeft bij de politie niets willen verklaren. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat er drie mannen, waarvan één met een breekijzer in zijn handen, op hem af kwamen toen hij op weg was van zijn woning naar het sportveldje. Verdachte zou hier van zijn geschrokken, is weggerend, en werd niet veel later aangehouden door de politie. De rechtbank acht dit door de verdachte geschetste alternatieve scenario onaannemelijk, nu het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor deze gang van zaken en verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring komt. Daar komt bij dat de getuige en de aanwezige verbalisanten geen groep rennende mannen waarnemen. Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen kan de rechtbank wel vaststellen dat de persoon die over de schutting van de woning aan de [Straat 1] klimt dezelfde persoon is als die door de politie op de [Straat 10] wordt aangehouden, te weten verdachte. De signalementen komen overeen en meerdere verbalisanten herkennen de aangehouden persoon als de persoon die bij de plaats delict wegrent. De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte is geweest die met een breekijzer geprobeerd heeft om de woning aan de [Straat 1] binnen te komen. Gelet op de verklaring van de buurman, die vier handen bij het breekijzer ziet en iemand met een ander signalement dan dat van verdachte ziet wegrennen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit samen met een onbekend gebleven medeverdachte heeft geprobeerd. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden begrepen dan als een poging tot woningbraak met het oogmerk goederen uit de woning mee te nemen. De verdachte en zijn onbekend gebleven mededader zijn met een breekijzer over de schutting heen geklommen en hebben vervolgens geprobeerd met een breekijzer het woonkamerraam van een huis waar op dat moment niemand aanwezig was open te wrikken.. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dan ook dat verdachte en zijn onbekend gebleven medeverdachte bezig waren met een woninginbraak die ze, door ontdekking op heterdaad door de buurman en het arriveren van de politie, niet hebben kunnen voltooien. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor het medeplegen van een poging tot woningbraak.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op13 april 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [Straat 1] een hoeveelheid goederen, in elk geval enig goed, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de schutting behorende bij voornoemde woning zijn overgeklommen en met een breekijzer het raamkozijn hebben losgewrikt van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte, gelet op de bepleite vrijspraak, geen straf dient te worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om conform het advies van de reclassering het adolescentenstrafrecht toe te passen en om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een poging tot inbraak in vereniging in een woning aan de [Straat 1] te [plaats] . Dit is een ernstig feit waarbij inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelden en hen materiële schade wordt toegebracht. Daarnaast veroorzaken deze feiten bij de gedupeerden en de samenleving als geheel gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft bij het plegen van dit feit kennelijk slechts zijn eigen gewin in gedachten gehad en geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. Hij heeft ook geen verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Dat het ten aanzien van het bewezenverklaarde slechts bij een poging tot inbraak is gebleven, is niet aan de verdachte te danken, maar aan het oplettende optreden van de melder en het onverwijld handelen van de opsporingsambtenaren.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 1 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van 26 september 2022, opgesteld door mw. H. Wiebe, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte betaald werk en een inkomen heeft. Op de basisschool is bij verdachte ADHD vastgesteld, waardoor hij impulsief kan zijn en de consequenties van zijn gedrag veelal slechts retrospectief overziet. Cognitieve beperkingen worden niet uitgesloten. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De reclassering adviseert de rechtbank om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat verdachte mogelijk op een jonger leeftijdsniveau functioneert dan van hem op basis van zijn kalenderleeftijd kan worden verwacht. Verdachte maakt nog actief deel uit het van ouderlijk gezin en is ontvankelijk voor (ped)agogische begeleiding. De reclassering adviseert de rechtbank daarnaast om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht bij de (jeugd)reclassering, ambulante behandeling bij Fivoor, een locatieverbod voor een gedeelte van de wijk [plaats] , een locatiegebod met elektronische monitoring, het meewerken aan middelencontroles en het meewerken aan toeleiding naar een stabiele dagbesteding en inkomen. De reclassering vermeldt verder dat als wordt gekeken naar de begeleidingsvorm dat dan beide instellingen (jeugd- en volwassenen reclassering) passend kunnen zijn. De jeugdreclassering, vanwege de actieve betrekking van het ouderlijk gezin in de begeleiding en de volwassenen reclassering voor het stimuleren van de autonomie en het volwassen worden. Aangezien de enkelband door de volwassenenreclassering wordt begeleid en er binnen een volwassen traject ook kan worden samengewerkt met het gezin, neigt de reclassering te adviseren om betrokkene bij Reclassering Nederland onder te brengen. Voorts adviseert de reclassering om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Adolescentenstrafrecht
De raadsman en de reclassering achten de toepassing van het adolescentenstrafrecht aan de orde. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit 20 jaar oud was. Anders dan de reclassering heeft geadviseerd, ziet de rechtbank op basis van de door de reclassering aangedragen argumenten onvoldoende aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Het uitgangspunt is dat het commune strafrecht wordt toegepast bij de volwassen verdachte, tenzij de handelingsvaardigheden van verdachte of de wens tot pedagogische beïnvloeding n de toepassing van het adolescentenstrafrecht rechtvaardigen. De rechtbank acht het feit dat cognitieve beperkingen niet kunnen worden uitgesloten en dat verdachte mogelijk functioneert op een jonger leeftijdsniveau, onvoldoende overtuigend om niet conform de hoofdregel het strafrecht voor volwassenen toe te passen. Ook de noodzaak van pedagogische beïnvloeding is de rechtbank uit het rapport onvoldoende gebleken.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een voltooide woninginbraak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. In onderhavig geval is het gebleven bij een poging en zijn de gevolgen beperkt gebleven. Daar staat tegenover dat het feit in vereniging is gepleegd. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank acht het in het geval van verdachte niet opportuun om een gevangenisstraf op te leggen en zal daarom volstaan met een forse taakstraf. De rechtbank zal daarbij geen voorwaardelijk deel opleggen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de reclassering bij haar advies niet alleen de onderhavige verdenking heeft betrokken, maar ook de zeer ernstige verdenking tot poging moord/doodslag in vereniging. Van deze verdenking is verdachte bij vonnis van heden vrijgesproken. De rechtbank ziet in de huidige bewezenverklaring en de persoonlijke omstandigheden zoals ter zitting naar voren gekomen, onvoldoende grond voor een toezicht en behandeling van verdachte. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, naar de maatstaf van 2 uren per dag van inverzekeringstelling, passend en geboden is.

9.BESLAG

Onder verdachte is een breekijzer (PL0900-2022102298-2975713, donker blauw) in beslag genomen.
9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het breekijzer verbeurd te verklaren.
9.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen betreffende het in beslag genomen breekijzer.
9.3
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen breekijzer verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
- verklaart het breekijzer (PL0900-2022102298-2975713, donker blauw) verbeurd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A. Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2022.
mr. A. Scheper is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2022 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (in/uit een woning gelegen aan de [Straat 1] ) een hoeveelheid goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, de schutting behorende bij voornoemde woning is/zijn overgeklommen en/of met een breekijzer, althans een breekvoorwerp, het raamkozijn heeft/hebben losgewrikt van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 april 2022, genummerd PL0900- 2022103342, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 72. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 8.
3.Proces-verbaal van relaas, p.5
4.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , p. 19.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant L. [verbalisant 1] , p. 21.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant L. [verbalisant 1] , p. 22.
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 28.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning [Straat 1] Utrecht, p. 17.