ECLI:NL:RBMNE:2022:5872

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1612172221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven via Snapchat met jeugddetentie en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die samen met anderen betrokken was bij twee straatroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 november 2020 in Stoutenburg, samen met medeverdachten, met geweld en bedreiging een telefoon, kledingstukken, een autosleutel, drankverpakkingen, deodorant en een portemonnee van slachtoffer 1 heeft gestolen. Tevens heeft de verdachte slachtoffer 1 gedwongen tot de afgifte van een horloge. Op 19 november 2020 heeft de verdachte, wederom samen met anderen, slachtoffer 2 gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed, schoenen en een horloge. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 70 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn psychologische toestand en de impact van de feiten op de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/121722-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 19 oktober 2022. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 16 november 2022. Vervolgens is direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
  • de ouders van verdachte;
  • de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 1] en zijn moeder;
  • mw. [A] namens Slachtofferhulp Nederland;
  • mw. L.C. Goudena namens Samen Veilig Midden-Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 11 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon, een kledingstuk, een autosleutel, drankverpakkingen , deodorant en een portemonnee (met inhoud) van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 2:
op 11 november 2020 te Stoutenberg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge;
feit 3:
op 19 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een scooterbeenkleed , schoenen en een horloge.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet als medepleger van dit feit gezien kan worden. Verdachte heeft niet bijgedragen aan de voorbereiding van het feit, heeft tijdens het feit zelf geen rol van importantie gespeeld en heeft nadien ook niet meegedeeld in de buit. De bijdrage van verdachte is daarmee van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe, bewuste en volledige samenwerking. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het schoppen en slaan. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 2:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Vanavond [
11 november 2020] had ik via Snapchat afgesproken met [profielnaam] . Toen ik aankwam op de parkeerplaats ter hoogte van de hockeyclub op de [adres 2] te [plaats 1] zat er al een meisje op het bankje. Ik ben naast haar gaan zitten en we hebben even zitten praten. Ineens hoorde ik wat ritselen en zag ik ongeveer 5 a 6 gasten op mij af komen. Ik wilde weglopen maar ze hielden mij tegen en begonnen mij te schoppen te slaan. Als eerste sloegen ze mijn bril van mijn hoofd. Ze hebben mij 2 of 3 keer geslagen in mijn buik en 1 keer in mijn zak getrapt. Ze hebben mij 4 keer op mijn hoofd geslagen en 4 keer tegen mijn benen geschopt. Ik voelde direct pijn, vooral aan mijn hoofd. Ze hebben mijn vest, waar mijn autosleutel in zat, uitgetrokken. [2] Twee personen zijn bij mijn auto bezig geweest. Die gasten hadden mijn bankpas gevonden en vroegen om mijn pincode. Ik heb mijn pincode gegeven omdat ze bleven slaan en schoppen. Ik moest mijn horloge afdoen en deze heb ik ook afgegeven. Dit is een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik heb ze horen zeggen ‘Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot’. Uit mijn auto hebben ze ook mijn telefoon gepakt. Ik moest deze ontgrendelen en daarna werd het toestel, een Samsung S10, uitgeschakeld. Toen er een auto aan kwam rijden zijn ze er allemaal vandoor gegaan. Toen ik terugkwam bij mijn auto ontdekte ik dat er allerlei spullen uit mijn auto weg waren. Dit waren mijn portemonnee (waarin onder meer mijn rijbewijs, ID-kaart [3] en 2 bankpassen, waarvan 1 van de rekening [rekeningnummer] met pasnummer [pasnummer] zaten), een 12-pak Fanta, een sixpack Amstel Radler en mijn deodorant. [4] Van de bankpas met pasnummer [pasnummer] heb ik de pincode afgegeven. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik werd bij [medeverdachte 2] thuis op de hoogte gesteld van wat het plan was. Het ging over beroven en ze hadden afgesproken met iemand bij de hockeyclub. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“We waren op 11 november 2020 bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] thuis aan het chillen. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hadden een profiel aangemaakt en wilde iemand lokken. Ik dacht ik ga gewoon mee. We zijn toen met zijn allen naar de hockeyclub in [plaats 2] gegaan. De groep bestond uit [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en ik. Toen we aankwamen zijn we allemaal in de bosjes gaan zitten. [medeverdachte 2] ging op een bankje zitten om met [slachtoffer 1] te praten. Een deel van de groep ging er als eerste op af. Er werd geslagen en gestompt. Ik ben toen iets dichter bij gaan staan. Er werd vrij snel geslagen. Ik dacht op dat moment wel dat dit niet de bedoeling was. Ik stond erbij en heb gezien dat er in de auto werd rondgeneusd en ik heb gehoord dat er werd gescholden. Ik denk dat ik wel goed zichtbaar was voor [slachtoffer 1] en ik snap dat dat heeft bijgedragen aan de angst. [7]
Feit 3:
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 19 november 2020 heb ik via Snapchat afgesproken met [profielnaam] bij de hockeyclub in [plaats 1] . Op mijn scooter zat een zwart beenkleed en ik droeg schoenen van het merk Dsquared en een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik zag op de parkeerplaats een meisje alleen op een scooter staan. We stonden ongeveer 1 minuut op de kruising van de Schammersteeg met het Inundatiepad toen er van 2 kanten 5 of 6 jongens in onze richting kwamen lopen. Eén van deze jongens kwam dicht tegenover me staan. [8] Dit kwam dreigend op mij over. De anderen stonden erbij. De jongen die voor me stond zei dat ik mijn spullen aan hem moest geven. Ik hoorde dat de jongen zei dat hij het beenkleed van mijn scooter wilde hebben. Terwijl ik bezig was met het beenkleed los te maken voelde ik 2 keer achter elkaar een trap tegen mijn linkerkuit. Ik gaf het beenkleed af. Ik hoorde dat de jongen zei dat ik mijn schoenen af moest geven. Toen ik mijn schoenen uit wilde trekken voelde ik een klap op mijn linkerwang. Ik zag dat de jongen die tegen mij praatte mij met zijn vlakke hand tegen mijn gezicht sloeg. Toen ik mijn schoenen uit had gedaan deed die jongen weer hetzelfde. De jongen zag dat ik een horloge om had en deze moest ik ook afgeven. Mijn schoenen en mijn horloge gaf ik aan een andere jongen. Vlak voordat ik ging rennen voelde ik weer een klap tegen mijn linkerwang. De jongen die mij aansprak herkende ik als [medeverdachte 5] . De jongen aan wie ik mijn schoenen en horloge af gaf was kleiner dan [medeverdachte 5] . [9] Mijn wang voel ik nu nog wel een beetje en mijn linkerkuit doet pijn. [10]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“Op 19 november 2020ben ik weer meegegaan en was ik actiever dan de vorige keer. Het was weer bij de hockeyclub in [plaats 2] . Ik heb gescholden. [slachtoffer 2] moest onder andere zijn horloge en schoenen uitdoen. Ik heb van [slachtoffer 2] zijn horloge en zijn schoenen in ontvangst genomen. [11]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder ten laste gelegde oogmerk in algemene zin het volgende. Meerdere verdachten hebben verklaard dat hun bedoeling is geweest om mee te doen aan een ‘pedohunt’, waarmee, naar de rechtbank begrijpt, wordt bedoeld dat onder valse voorwendselen een afspraak wordt gemaakt met een persoon om diegene te confronteren met zijn vermeende pedofilie. Van een oogmerk om spullen af te pakken zou geen sprake zijn geweest. De rechtbank acht die verklaringen ongeloofwaardig en licht dat toe.
Beide voorvallen vertonen zeer grote gelijkenissen én hebben binnen ruim een week plaatsgevonden. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat tussen verdachten beide keren een plan is gemaakt. Er is met een (nep)profiel met de naam ‘ [profielnaam] ’ een afspraak gemaakt met de aangevers bij een hockeyclub in [plaats 2] . [medeverdachte 2] heeft zich daar zichtbaar voor aangevers opgesteld, terwijl de mannelijke verdachten zich verdekt hebben opgesteld. [medeverdachte 2] heeft vervolgens een kort gesprekje met de aangevers aangeknoopt. De mannelijke verdachten zijn daarna gelijktijdig tevoorschijn gekomen vanuit hun verdekte positie en zijn gelijktijdig op de aangevers afgelopen waarna direct geweld tegen de aangevers is gebruikt. Door middel van (de dreiging van) geweld werden de aangevers gedwongen goederen af te staan of werden goederen afgepakt.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven handelswijze leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachten ten aanzien van feiten 1, 2 en 4 niet bezig waren met een ‘pedohunt’, maar met de aangevers hadden afgesproken met de bedoeling om hen te beroven. Uit de hiervoor beschreven handelswijze blijkt bovendien dat verdachte en medeverdachten beide keren nauw en bewust hebben samengewerkt om dat doel te verwezenlijken. Er is sprake geweest van een gedeeld vooropgezet plan en een onderlinge taakverdeling. Daarnaast heeft verdachte gedeeld in de verkregen buit.
Verdachte heeft ook een bijdrage van voldoende gewicht geleverd. Zijn bijdrage ligt besloten in het zich verborgen houden voor de aangever, het overrompelen van aangever door vanuit een verdekte plek als onderdeel van een groep op aangever af te lopen en daarna de groep getalsmatig te (blijven) versterken tijdens de afpersing en beroving. Daar komt bij dat verdachte over het tweede incident heeft verklaard dat hij heeft gescholden ten tijde van feit 3 en heeft hij direct spullen van aangever aangenomen.
De rechtbank acht derhalve de diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld (feit 1) en afpersingen in vereniging (feiten 2 en 3) wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 11 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (Fanta en Amstel Radler), deodorant en een portemonnee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik en het van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- " Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen;
feit 2:
op 11 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1] , door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik envan die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- " Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen; en
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en af te geven;
feit 3:
op 19 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared) en een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), toebehorende aan [slachtoffer 2] een of meerdere malen
- op de benen van die [slachtoffer 2] te schoppen en
- tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te slaan en
- dwingend en dreigend aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en om het horloge te vragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 is sprake van één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop van feiten 1 en 2.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 119 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de maatregel van Toezicht en Begeleiding, ambulante behandeling bij De Waag, een contactverbod met de medeverdachten, met uitzondering van [medeverdachte 2] , en de slachtoffers.
- een werkstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten 1 en 2, op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie flink gematigd dient te worden. Voorts is het niet aan verdachte te wijten dat het Openbaar Ministerie dermate lang gewacht heeft met het uitbrengen van de dagvaarding. De raadsman verzoekt de rechtbank om rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid zoals uit de psychologische rapportage blijkt. Verdachte houdt zich inmiddels al ruim anderhalf jaar goed aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden, heeft meegewerkt aan een mediation traject en is sindsdien niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. De raadsman verzoekt de rechtbank om te volstaan met het opleggen van een korte geheel voorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van het voorarrest en een werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal met (bedreiging met) geweld en twee afpersingen. Verdachte en zijn mededaders hebben telkens slachtoffers via Snapchat naar een afgelegen locatie gelokt om ze vervolgens te kunnen beroven van hun (waardevolle) spullen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat er met een grote groep fors geweld is uitgeoefend op de slachtoffers en hij zich op geen enkele wijze heeft bekommerd om de gevolgen voor de aangevers.
Dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de aangevers, waarbij ook de impact op hun gevoel van veiligheid groot is. Aangever [slachtoffer 1] heeft zich tijdens het incident erg machteloos en angstig gevoeld, heeft hierna nog tijden nachtmerries en ongemaksgevoelens ervaren en heeft EMDR-therapie gevolgd voor de trauma’s die hij hierdoor heeft opgelopen. Ook aangever [slachtoffer 2] heeft nog lang last gehad van onrechtgevoelens en angsten, waarbij hij niet alleen over straat durfde.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 15 september 2022;
- een psychologisch onderzoek van 17 augustus 2021, opgesteld door mw. drs. B. Meijer, GZ-psycholoog;
- een advies van Samen Veilig Midden-Nederland van 3 oktober 2022, opgesteld door L.C. Goudena, jeugdreclasseerder;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 oktober 2022, opgesteld door F.J. Lantain, kernfunctionaris.
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 15 september 2022 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dat werkt niet in het nadeel of het voordeel van verdachte.
De psycholoog heeft vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (richting antisociaal/narcistisch), een oppositionele-opstandige stoornis, kenmerken van een posttraumatische-stressstoornis, middelen misbruik- en afhankelijkheid, relatieproblemen ouder-kind en adoptie-/opvoedings- en hechtenisproblemen. De sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte verloopt in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten beneden gemiddeld. Er is sprake van een zwakke impulscontrole en hij laat een beperkte diversiteit aan emoties zien. De psycholoog adviseert de rechtbank om bij een bewezenverklaring de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat de kans op recidive in als reëel. Om de kans
op recidive te beperken en om verdachtes persoonlijkheidsontwikkeling positief te
bevorderen adviseert de psycholoog het opleggen van een strak begeleidingstraject gericht op verdachtes psychopathologie, gedrag, relaties-, opleiding/werk- en omgevings-problemen. De psycholoog acht het opleggen van een dergelijk kader in de vorm van een gedragsbeïnvloedende maatregel (vanaf hier: GBM) voor de duur van 12 maanden het meest passend.
De rechtbank neemt het advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en zal de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het advies van Samen Veilig Midden-Nederland (vanaf hier: SAVE) komt naar voren dat verdachte zich tijdens de schorsingsperiode over het algemeen goed aan de voorwaarden en afspraken heeft gehouden. Verdachte is gestart met een opleiding Zorg en Welzijn niveau 2 en is gemotiveerd om naar school te gaan. Verdachte houdt zich inmiddels ook thuis goed aan de regels en het contact met zijn ouders gaat de laatste periode beter. SAVE schat het risico op recidive in als laag. Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte het afgelopen jaar heeft doorgemaakt acht SAVE de door de psycholoog geadviseerde GBM niet passend. Er zijn wel nog zorgen op het gebied van verdachtes persoonlijke kwetsbaarheid en zijn emotieregulatie. Verdachte is inmiddels aangemeld bij De Waag en staat hier op een wachtlijst. SAVE adviseert de rechtbank om bij een bewezenverklaring van de feiten een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden de maatregel van Toezicht en Begeleiding, ambulante behandeling bij De Waag en verplichte dagbesteding en daarnaast een werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting heeft mw. Goudena in aanvulling op het advies naar voren gebracht dat de behandeling bij De Waag in een breder kader geplaatst dient te worden, waarbij ook gewerkt wordt aan traumaverwerking. Op het moment dat het goede contact tussen verdachte en zijn ouders wegvalt, wordt zijn thuissituatie problematisch. Verdachte dient meer te zijn toegerust op hoe zijn emoties onder controle kan houden. SAVE adviseert een proeftijd van minimaal 2 jaar op te leggen en verzoekt de rechtbank om de gestelde bijzondere voorwaarden bij voorbaat uitvoerbaar te verklaren.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (vanaf hier: RvdK) blijkt dat er ondanks de positieve ontwikkeling die verdachte sinds zijn schorsing heeft doorgemaakt zorgen blijven bestaan omtrent zijn emotieregulatie en omgang met autoriteit. Hiervoor is verdachte inmiddels aangemeld bij De Waag. Voorts is het van belang dat er zicht blijft op verdachtes drugsgebruik, zijn schoolgang en zijn thuissituatie. Ook de RvdK ziet gelet op de huidige situatie geen meerwaarde in een GBM. De RvdK adviseert de rechtbank om bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden de maatregel van Toezicht en Begeleiding, behandeling bij De Waag en school en/of werk volgens (les)rooster en om daarnaast een werkstraf op te leggen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten acht de rechtbank een grotendeels voorwaardelijke jeugddetentie van passend en geboden. Bij de bepaling van de duur ervan heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de zeer jonge leeftijd van verdachte, het ruime tijdsverloop en de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verdachte is op 20 mei 2021 in verzekering gesteld. Vanaf dat moment diende hij rekening te houden met een tegen hem gerichte strafvervolging. Verdachte was ten tijde van het delict minderjarig en dient dus als zodanig te worden berecht volgens het minderjarigenstrafrecht. Er geldt daarom een redelijke termijn van 16 maanden. Deze termijn is met bijna 2 maanden overschreden. De rechtbank zal hier in strafverminderende zin rekening mee houden. Daar waar gelet op de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van enkele maanden passend was geweest, ziet de rechtbank er van af om verdachte terug naar de gevangenis te sturen.
Straf
Verdachte loopt inmiddels bijna anderhalf jaar in een schorsingstoezicht en heeft zich in die periode positief ontwikkeld. Om die reden zal de rechtbank het advies van de psycholoog om een GBM op te leggen, niet volgen. De rechtbank houdt rekening met de adviezen van de RvdK en SAVE en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de RvdK en SAVE, inclusief een contactverbod met de medeverdachten (met uitzondering van medeverdachte [medeverdachte 2] ) en de slachtoffers opleggen. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 70 uren, te vervangen door 35 dagen jeugddetentie bij het niet (naar behoren) uitvoeren hiervan, passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Het recidiverisico wordt door de RvdK ingeschat als laag en verdachte heeft zich de afgelopen anderhalf jaar positief ontwikkeld. De RvdK ziet daarnaast geen risico’s voor verdachtes verdere ontwikkeling. De rechtbank zal daarom niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €3.382,66. Dit bedrag bestaat uit € 2.532,66 materiële schade en € 850,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten 1 en 2, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet betrokken is geweest bij het pinnen van de € 500,- en de benadeelde partij derhalve in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De post arbeidsloon dient gematigd te worden naar een gemiddelde van 8 uur per dag. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feiten 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten vest, rijbewijs, identiteitskaart, pasfoto’s, autosleutels, bril, Fanta, Radler, mobiel, SD-kaart, reiskosten voor het bijwonen van de zittingen en eigen risico ter hoogte van in totaal €1.814,74 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 217,92 aan verlofuren gevorderd. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting van de benadeelde partij leidt de rechtbank af dat het in wezen gaat om gederfde inkomsten doordat de benadeelde partij deze uren niet (als ZZP’er) heeft kunnen werken. De benadeelde partij heeft de bron van de gestelde gederfde inkomsten echter in het geheel niet onderbouwd. De rechtbank kan daardoor niet beoordelen of en in hoeverre de benadeelde partij daadwerkelijk inkomsten is misgelopen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het gepinde geldbedrag niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte niet wordt verweten betrokken te zijn geweest bij de diefstal van dat geldbedrag. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon;’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 850,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.664,74, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal geen aanvullende gijzeling bepalen, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €102.793,09. Dit bedrag bestaat uit € 2.793,09 materiële schade en € 100.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient fors gematigd te worden, waarbij de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, met uitzondering het gevorderde bedrag voor de telefoon, niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Het horloge, de schoenen, de helm en het beenkleed zijn inmiddels teruggegeven aan de benadeelde partij en voor de overige opgevoerde schadeposten kan niet worden aangenomen dat er sprake is van rechtstreekse schade. De gevorderde immateriële schade dient flink gematigd te worden.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het beenkleed reeds geretourneerd zou zijn aan het slachtoffer De schade voor zover die betrekking heeft op het beenkleed ter hoogte van in totaal €97,00 komt derhalve voor vergoeding in aanmerking.. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover dat betrekking heeft op de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de scooter, schoenen, helm, telefoon, Airpods en horloge (voor in totaal € 2.696,09). Het is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe de gevorderde schade is ontstaan aan de goederen, zodat een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade niet kan worden aangenomen. Daar komt bij dat de helm, de schoenen en het horloge inmiddels aan de benadeelde partij zijn geretourneerd. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van €500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 597,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal geen aanvullende gijzeling bepalen, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 58 (achtenvijftig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland te Amersfoort, en zich daarna in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
* mee zal werken aan behandeling bij De Waag, of een soortgelijke behandeling bij een soortgelijke ambulante forensische instelling, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door de behandelaar en/of jeugdreclassering worden gegeven;
* conform zijn lesrooster naar school of werk zal gaan;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met haar medeverdachten [medeverdachte 3] (geboren [geboortedatum 2] 2002), [medeverdachte 4] (geboren [geboortedatum 3] 2002), [medeverdachte 5] (geboren [geboortedatum 4] 2004), [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 5] 2003) en [medeverdachte 6] (geboren [geboortedatum 6] 2004) en de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 7] 1990) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 8] 2003), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 70 (zeventig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 35 (vijfendertig) dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 2.664,74;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.514,74 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 597,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 597,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter en tevens kinderrechter, mrs. E.J. van Rijssen en S.D. Groen, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, o.a. een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (o.a. Fanta en Amstel Radler), deodorant en/of een portemonee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- " Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
feit 2:
hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- " Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen; en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en/of af te geven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 3:
hij op of omstreeks 19 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared, kleur: zwart) en/of een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door een of meerdere malen
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of
- ( dwingend en/of dreigend) aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en/of om het horloge te vragen;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juni 2021, genummerd 2020368173 (onderzoeken 3RT20Snap, 3RT20Seiko), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 467. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 73.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 74.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 75.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76; een foto van een bankafschrift zoals door aangever overlegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
6.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 456.
7.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2022.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 181.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 182.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 183.
11.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2022.