ECLI:NL:RBMNE:2022:5871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1612170521
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven en verboden wapenbezit met slachtoffers gelokt via Snapchat

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij twee straatroven en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 11 november 2020 in Stoutenburg, door middel van geweld en bedreiging, een telefoon, kledingstukken, en andere waardevolle goederen heeft gestolen van slachtoffer 1. Tevens heeft de verdachte op dezelfde dag slachtoffer 1 gedwongen tot de afgifte van een horloge. Op 19 november 2020 heeft de verdachte samen met anderen slachtoffer 2 onder bedreiging van geweld gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed, schoenen en een horloge. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze feiten en heeft hem een gevangenisstraf van 365 dagen opgelegd, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers, die ernstige psychische gevolgen hebben ondervonden van de overvallen. De verdachte is ook veroordeeld voor het bezit van een gaspistool en munitie, wat een ernstige schending van de wet is. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/121705-21 en 16/072055-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 januari 2022, 25 maart 2022, 21 juni 2022 en 18 oktober 2022. Op laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 16 november 2022. Vervolgens is direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Visscher, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
  • de benadeelde partij dhr. [slachtoffer 1] en zijn moeder;
  • mw. [naam] , namens Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
-
t.a.v. parketnummer 16/121705-21:
feit 1:
op 11 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon, een kledingstuk, een autosleutel, drankverpakkingen, deodorant en een portemonnee (met inhoud) van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 2:
op 11 november 2020 te Stoutenberg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een horloge;
feit 3:
op 11 november 2020 te Hoevelaken samen met anderen een geldsom ter waarde van €500,- heeft gestolen van [slachtoffer 1] door middel van een valse sleutel (te weten door gebruik te maken van een pinpas en bijbehorende pincode);
feit 4:
op 19 november 2020 te Stoutenburg samen met anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een scooterbeenkleed, schoenen en een horloge;
-
t.a.v. parketnummer 16/072055-22:
feit 1:
op 14 oktober 2021 te Woudenberg twee messen, vallende in categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen;
feit 2:
op 15 oktober 2021 te Veenendaal een gaspistool, vallende in categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 3:
op 15 oktober te Veenendaal knalpatronen, munitie vallende in categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 16/121705-21 vrijspraak gevorderd van feit 3 en heeft gesteld dat feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16/072055-22 gesteld dat feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend te bewijzen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 16/121705-21 vrijspraak bepleit van feit 3 in verband met een gebrek aan wettig bewijs. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feiten 1, 2 en 4. Verder heeft de raadsman in de zaak met parketnummer 16/072055-22 vrijspraak bepleit van feit 1, omdat niet redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aangetroffen messen bestemd waren om letsel toe te brengen of personen te bedreigen. Ten aanzien van feiten 2 en 3 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
-
parketnummer 16/121705-21
Vrijspraak feit 3
De rechtbank zal verdachte bij gebrek aan wettig bewijs vrijspreken van feit 3. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte aanwezig is geweest bij het pinnen of hier anderszins strafrechtelijke betrokkenheid bij heeft gehad.
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 2:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Vanavond [
11 november 2020] had ik via Snapchat afgesproken met [Profielnaam] . Toen ik aankwam op de parkeerplaats ter hoogte van de hockeyclub op de [adres 2] te [plaats 1] zat er al een meisje op het bankje. Ik ben naast haar gaan zitten en we hebben even zitten praten. Ineens hoorde ik wat ritselen en zag ik ongeveer 5 a 6 gasten op mij af komen. Ik wilde weglopen maar ze hielden mij tegen en begonnen mij te schoppen te slaan. Als eerste sloegen ze mijn bril van mijn hoofd. Ze hebben mij 2 of 3 keer geslagen in mijn buik en 1 keer in mijn zak getrapt. Ze hebben mij 4 keer op mijn hoofd geslagen en 4 keer tegen mijn benen geschopt. Ik voelde direct pijn, vooral aan mijn hoofd. Ze hebben mijn vest, waar mijn autosleutel in zat, uitgetrokken. [2] Twee personen zijn bij mijn auto bezig geweest. Die gasten hadden mijn bankpas gevonden en vroegen om mijn pincode. Ik heb mijn pincode gegeven omdat ze bleven slaan en schoppen. Ik moest mijn horloge afdoen en deze heb ik ook afgegeven. Dit is een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik heb ze horen zeggen ‘Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot’. Uit mijn auto hebben ze ook mijn telefoon gepakt. Ik moest deze ontgrendelen en daarna werd het toestel, een Samsung S10, uitgeschakeld. Toen er een auto aan kwam rijden zijn ze er allemaal vandoor gegaan. Toen ik terugkwam bij mijn auto ontdekte ik dat er allerlei spullen uit mijn auto weg waren. Dit waren mijn portemonnee (waarin onder meer mijn rijbewijs, ID-kaart [3] en 2 bankpassen, waarvan 1 van de rekening [rekeningnummer] met pasnummer [pasnummer] zaten), een 12-pak Fanta, een sixpack Amstel Radler en mijn deodorant. [4] Van de bankpas met pasnummer [pasnummer] heb ik de pincode afgegeven. [5]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“Ik was op 11 november 2020 met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] bij de hockeyclub in Stoutenburg. Er werd besproken wat er zou gaan gebeuren. [medeverdachte 2] zat op het bankje te praten en de rest van de groep stond op een afstandje in hoog gras. Toen [medeverdachte 2] een seintje gaf ging de groep op het slachtoffer af. Ik heb erbij gestaan als intimidatie en ik heb wat geschreeuwd. [6]
Feit 4:
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 19 november 2020 heb ik via Snapchat afgesproken met [Profielnaam] bij de hockeyclub in Leusden. Op mijn scooter zat een zwart beenkleed en ik droeg schoenen van het merk Dsquared en een zilverkleurig horloge van het merk Seiko. Ik zag op de parkeerplaats een meisje alleen op een scooter staan. We stonden ongeveer 1 minuut op de kruising van de Schammersteeg met het Inundatiepad toen er van 2 kanten 5 of 6 jongens in onze richting kwamen lopen. Eén van deze jongens kwam dicht tegenover me staan. [7] Dit kwam dreigend op mij over. De anderen stonden erbij. De jongen die voor me stond zei dat ik mijn spullen aan hem moest geven. Ik hoorde dat de jongen zei dat hij het beenkleed van mijn scooter wilde hebben. Terwijl ik bezig was met het beenkleed los te maken voelde ik 2 keer achter elkaar een trap tegen mijn linkerkuit. Ik gaf het beenkleed af. Ik hoorde dat de jongen zei dat ik mijn schoenen af moest geven. Toen ik mijn schoenen uit wilde trekken voelde ik een klap op mijn linkerwang. Ik zag dat de jongen die tegen mij praatte mij met zijn vlakke hand tegen mijn gezicht sloeg. Toen ik mijn schoenen uit had gedaan deed die jongen weer hetzelfde. De jongen zag dat ik een horloge om had en deze moest ik ook afgeven. Mijn schoenen en mijn horloge gaf ik aan een andere jongen. Vlak voordat ik ging rennen voelde ik weer een klap tegen mijn linkerwang. De jongen die mij aansprak herkende ik als [medeverdachte 5] . De jongen aan wie ik mijn schoenen en horloge af gaf was kleiner dan [medeverdachte 5] . [8] Mijn wang voel ik nu nog wel een beetje en mijn linkerkuit doet pijn. [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
“Ook op 19 november 2020 was ik aanwezig bij de beroving van iemand in Stoutenburg. Ik stond erbij en ik heb dingen geschreeuwd. [10]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder feiten 1, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde oogmerk in algemene zin het volgende. Meerdere verdachten hebben verklaard dat hun bedoeling is geweest om mee te doen aan een ‘pedohunt’, waarmee, naar de rechtbank begrijpt, wordt bedoeld dat onder valse voorwendselen een afspraak wordt gemaakt met een persoon om diegene te confronteren met zijn vermeende pedofilie. Van een oogmerk om spullen af te pakken zou geen sprake zijn geweest. De rechtbank acht die verklaringen ongeloofwaardig en licht dat toe.
Beide voorvallen vertonen zeer grote gelijkenissen én hebben binnen ruim een week plaatsgevonden. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat tussen verdachten beide keren een plan is gemaakt. Er is met een (nep)profiel met de naam ‘ [Profielnaam] ’ een afspraak gemaakt met de aangevers bij een hockeyclub in Stoutenburg. [medeverdachte 2] heeft zich daar zichtbaar voor aangevers opgesteld, terwijl de mannelijke verdachten zich verdekt hebben opgesteld. [medeverdachte 2] heeft vervolgens een kort gesprekje met de aangevers aangeknoopt. De mannelijke verdachten zijn daarna gelijktijdig tevoorschijn gekomen vanuit hun verdekte positie en zijn gelijktijdig op de aangevers afgelopen waarna direct geweld tegen de aangevers is gebruikt. Door middel van (de dreiging van) geweld werden de aangevers gedwongen goederen af te staan of werden goederen afgepakt.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de hiervoor beschreven handelswijze leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachten ten aanzien van feiten 1, 2 en 4 niet bezig waren met een ‘pedohunt’, maar met de aangevers had afgesproken met de bedoeling om hen te beroven. Uit de hiervoor beschreven handelswijze blijkt bovendien dat verdachte en medeverdachten beide keren nauw en bewust hebben samengewerkt om dat doel te verwezenlijken. Er is sprake geweest van een gedeeld vooropgezet plan en een onderlinge taakverdeling.
Verdachte heeft ook een bijdrage van voldoende gewicht geleverd. Zijn bijdrage ligt in ieder geval al besloten in het zich verborgen houden voor de aangever, het overrompelen van aangever door vanuit een verdekte plek als onderdeel van een groep op aangever af te lopen en daarna de groep getalsmatig te (blijven) versterken tijdens de afpersing en beroving. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij heeft geschreeuwd en (daarmee) heeft bijgedragen aan de intimidatie van aangevers.
De rechtbank acht derhalve de tenlastegelegde diefstal in vereniging met (bedreiging met) geweld (zoals ten laste gelegd onder feit 1) en de afpersingen in vereniging (zoals ten laste gelegd onder feiten 2 en 4) wettig en overtuigend bewezen.
-
parketnummer 16/072055-22
Vrijspraak feit 1
Op basis van het dossier kan de rechtbank slechts vaststellen dat verdachte op de achterbank van zijn auto twee messen had liggen. Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat deze messen van [getuige] zijn en hij deze de dag ervoor gebruikt had om carbon papier op zijn auto mee te bevestigen. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat deze verklaring van verdachte onjuist is, terwijl het op de weg van de politie had gelegen om de verklaring te verifiëren bij de door verdachte genoemde getuige. De rechtbank kan onder deze omstandigheden niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de messen redelijkerwijs bedoeld waren om letsel toe te brengen of personen te bedreigen en dus zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Bewezenverklaring
Feiten 2 en 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het parketnummer 16/072055-22 feiten 2 en 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 oktober 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2021, genummerd PL0900-2021327895-9, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , surveillant bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina’s 26 en 27;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (categorisatie), met bijlagen, van 7 december 2021, genummerd PL0900-2021327895-20, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , brigadier bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina’s 32 tot en met 34.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
-
t.a.v. parketnummer 16/121705-21:
feit 1:
op 11 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (Fanta en Amstel Radler), deodorant en een portemonnee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen;
feit 2:
op 11 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1] , door een of meerdere malen
- op het hoofd en in de buik envan die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen de benen van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en
- " Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" tegen die [slachtoffer 1] te zeggen; en
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en af te geven;
feit 4:
op 19 november 2020 te Stoutenburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared) en een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), toebehorende aan [slachtoffer 2] , door een of meerdere malen
- op de benen van die [slachtoffer 2] te schoppen en
- tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] te slaan en
- dwingend en dreigend aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en om het horloge te vragen;
-
t.a.v. parketnummer 16/072055-22:
feit 2:
op 15 oktober 2021 te Veenendaal, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zorak, type 917, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 3:
op 15 oktober 2021 te Veenendaal, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm P.A. Knall, merk UMA (rex), en
- 3 scherpe gaspatronen van het kaliber 9mm PA PV, merk Wadie, en
- 24 scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm, P.A. Knall, merk UMA (rex), en
- 7 scherpe gaspatronen van kaliber 9mm PA PV, merk Wadie,
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
In de zaak met parketnummer 16/121705-21 is ten aanzien van feiten 1 en 2 sprake van één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop van feiten 1 en 2.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
- t.a.v. parketnummer 16/121705-21:
feit 1:eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
- t.a.v. parketnummer 16/072055-22:
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 97 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische opname bestaande uit verblijf in [Instelling] voor de duur van 12 maanden, meewerken aan middelencontroles, het hebben en behouden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij het opleggen rekening te houden met het feit dat verdachte niet degene is geweest die geweld heeft uitgeoefend op de slachtoffers. Verdachte heeft al geruime tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en hij heeft daar zijn tijd benut om na te denken over zijn toekomst. Hoewel het met vallen en opstaan gaat, is er een stijgende lijn zichtbaar geworden en heeft verdachte inmiddels ingezien dat hij geen strafbare feiten meer wil plegen. De reeds ingezette interventies zijn ingekaderd vanuit het perspectief van het adolescentenstrafrecht. Ondanks de behoorlijk grote problematiek die bij verdachte speelt, heeft hij een vrijwel blanco strafblad. De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en wijst de rechtbank erop dat voortzetting van de reeds ingezette behandeling(en) wenselijk is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal met (bedreiging met) geweld, twee afpersingen en het verboden bezit van een gaspistool met munitie. Verdachte en zijn mededaders hebben telkens slachtoffers via Snapchat naar een afgelegen locatie gelokt om ze vervolgens te kunnen beroven van hun (waardevolle) spullen. Verdachte heeft daarin een initiërende en organiserende rol gehad. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Hij heeft zich bovendien op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen voor de aangevers.
Dergelijke overvallen zijn in het algemeen zeer traumatiserend voor de aangevers, waarbij ook de impact op hun gevoel van veiligheid groot is. Aangever [slachtoffer 1] heeft zich tijdens het incident erg machteloos en angstig gevoeld, heeft hierna nog tijden nachtmerries en ongemaksgevoelens ervaren en heeft EMDR-therapie gevolgd voor de trauma’s die hij hierdoor heeft opgelopen. Ook aangever [slachtoffer 2] heeft nog lang last gehad van onrechtgevoelens en angsten, waarbij hij niet alleen over straat durfde.
Verdachte heeft daarnaast een vuurwapen, te weten een gaspistool en de hierbij behorende munitie voorhanden gehad. Het betrof een vuurwapen met munitie dat verdachte in zijn woning aanwezig had. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet streng worden opgetreden. Dat geldt ook als het gaat om gaspistolen, nu dergelijke wapens kunnen worden gebruikt ter af- en/of bedreiging.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 19 juni 2022;
- een psychologisch onderzoek van 8 maart 2022, uitgebracht door mw. drs. I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 28 september 2022, opgesteld door mw. B. Metzemaekers, reclasseringswerker.
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte van 19 juni 2022 blijkt dat hij op 23 januari 2021 een strafbeschikking heeft ontvangen in verband met een verkeersovertreding. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de straf op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Uit het psychologisch onderzoek komt naar voren dat bij verdachte sprake is van gecombineerde psychopathologie in de zin van een autismespectrumstoornis, een ticstoornis (Gilles de la Tourette) en een normoverschrijdende gedragsstoornis. De psycholoog stelt vast dat hiermee sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Deze gecombineerde psychopathologie was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, maar heeft geen invloed gehad op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. De psycholoog ziet geen duidelijke aanwijzingen dat verdachte erg onder druk gezet zou zijn om mee te doen, maar concludeert dat het handelen van verdachte vooral lijkt voort te komen uit de antisociale kant van verdachte. Volgens de psycholoog is sprake van een matig tot hoog risico op recidive. De psycholoog ziet, ondanks de zorgen om de antisociale persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte, geen aanleiding om behandeling te adviseren in een strafrechtelijk kader, maar acht het wel wenselijk dat verdachte zich laat begeleiden en ondersteunen bij het op orde brengen van zijn leefomstandigheden (woning, financiën, werk, dagbesteding) en het ontwikkelen van een pro-sociaal netwerk.
Uit het advies van de reclassering blijkt onder meer dat verdachte, na voor de tweede maal geschorst te zijn, verblijft binnen de forensische psychiatrische jeugdkliniek [Instelling] in [plaats 2] . Verdachte volgt hier trouw zijn therapieën, maar geeft, ondanks zijn schuldenlast, nog onvoldoende openheid over zijn financiën en er is slechts beperkt zicht op zijn sociale netwerk. Verdachte heeft ondersteuning op het gebied van dagbesteding lange tijd afgehouden en een delictanalyse is nog onvoldoende op gang gekomen. Inmiddels is er een prille positieve ontwikkeling omtrent verdachtes dagbesteding waar te nemen. Verdachte is gedurende zijn laatste schorsingsperiode eenmaal positief getest op het gebruik van cannabis en beschikt thans nog niet over zelfstandige huisvesting. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en acht het noodzakelijk dat de klinische behandeling wordt voortgezet. De reclassering ziet geen doorslaggevende redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komt, adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht, opname in [Instelling] , een contactverbod met de medeverdachten, het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole en het verkrijgen en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk en/of school. Indien verdachte opnieuw terug zou moeten naar de gevangenis kan dit het ingezette hulpverleningstraject doorkruisen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst en hoeveelheid van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur ervan heeft de rechtbank ook de jonge leeftijd van verdachte en het ruime tijdsverloop meegewogen. De rechtbank houdt ook rekening met het advies van de reclassering, waaruit naar voren komt dat voortzetting van de klinische behandeling van belang wordt geacht en terugkeer naar de gevangenis het reeds ingezette hulpverleningstraject zal doorkruisen, en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte tijdens de schorsingsperiode opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd (zoals bewezen verklaard in de zaak met parketnummer 16/072055-22) en zijn rol in het bewezenverklaarde bagatelliseert.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers passend en geboden. De rechtbank ziet onvoldoende redenen om een proeftijd voor de duur van 3 jaren op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven die gevaar veroorzaakt hebben voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten twee straatroven
Gelet op de uitkomsten van het psychologisch onderzoek en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Uit de rapportages komt immers naar voren dat het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld tot hoog en dat er zorgen zijn omtrent de (antisociale) ontwikkeling van verdachte. De rechtbank deelt die zorgen en acht continuering van de reeds ingezette zorg van groot belang om zo het risico op recidive te kunnen beperken De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

-
Parketnummer 16/119177-21:
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.382,66. Dit bedrag bestaat uit € 2.532,66 materiële schade en € 850,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, na nadere onderbouwing van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter terechtzitting, ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten vest, rijbewijs, identiteitskaart, pasfoto’s, autosleutels, bril, Fanta, Radler, mobiel, SD-kaart, reiskosten voor het bijwonen van de zittingen en eigen risico ter hoogte van in totaal € 1.814,74 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 217,92 aan verlofuren gevorderd. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting van de benadeelde partij leidt de rechtbank af dat het in wezen gaat om gederfde inkomsten doordat de benadeelde partij deze uren niet (als ZZP’er) heeft kunnen werken. De benadeelde partij heeft de bron van de gestelde gederfde inkomsten echter in het geheel niet onderbouwd. De rechtbank kan daardoor niet beoordelen of en in hoeverre de benadeelde partij daadwerkelijk inkomsten is misgelopen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het gepinde geldbedrag niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat verdachte vrijgesproken zal worden van het daarmee verband houdende feit 3. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon;’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 850,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.664,74, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 36 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 102.793,09. Dit bedrag bestaat uit € 2.793,09 materiële schade en € 100.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient fors gematigd te worden, waarbij de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, met uitzondering van het gevorderde bedrag voor het beenkleed, geheel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Het horloge, de schoenen en de helm zijn inmiddels teruggegeven aan de benadeelde partij en ten aanzien van de overige opgevoerde schadeposten kan niet worden aangenomen dat er sprake is van rechtstreekse schade. Een onderbouwing van de immateriële schade ontbreekt.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost beenkleed ter hoogte van in totaal € 97,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover dat betrekking heeft op de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de scooter, schoenen, helm, telefoon, Airpods en horloge (voor in totaal € 2.696,09). Het is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe de gevorderde schade is ontstaan aan de goederen, zodat een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade niet kan worden aangenomen. Daar komt bij dat de helm, de schoenen en het horloge inmiddels aan de benadeelde partij zijn geretourneerd. De rechtbank zal bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 500,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 597,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/121705-21 feit 3 en onder parketnummer 16/072055-22 feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 96 (zesennegentig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 2 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, op het adres Polluxstraat 114-116, 5631 ES te Eindhoven of via telefoonnummer 088-8041504, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* zich gedurende de proeftijd zal laten opnemen bij [Instelling] , kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie te Eindhoven, of soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt de 12 maanden of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de opname en behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal betrokkenen meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
* mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dat inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene zal inzicht geven in zijn financiën en schulden;
* mee zal werken aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer betrokkene zal worden gecontroleerd;
* mee zal werken aan het verkrijgen en/of behouden van een door de reclassering goedgekeurde dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of scholing, ook indien dat inhoudt dat betrokkene wordt toegeleid naar een instantie die hem hierbij begeleid, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] (geboren [geboortedatum 2] 2003), [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 5] 2002), [medeverdachte 4] (geboren [geboortedatum 3] 2005), [medeverdachte 5] (geboren [geboortedatum 4] 2004) en [medeverdachte 6] (geboren [geboortedatum 6] 2003) en de slachtoffers [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 7] 1990) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 8] 2003), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 2.664,74;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.664,74 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 36 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 597,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 597,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door S.D. Groen, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en E.J. van Rijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 16/121705-21:
feit 1:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, o.a. een telefoon (type/merk: Samsung S10), een kledingstuk (vest), een autosleutel, drankverpakkingen (o.a. Fanta en Amstel Radler), deodorant en/of een portemonee (met inhoud, o.a. meerdere bankpassen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
feit 2:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)door een of meerdere malen
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de buik en/of het scrotum althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] (dwingend) om de pincode van de bankpas en/of om de ontgrendelingscode van de telefoon te vragen en/of
- "Ben je wel goed bij je hoofd, we maken je kapot" althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking tegen die [slachtoffer 1] te zeggen en/of te roepen; en/of
- die [slachtoffer 1] (vervolgens) dwingend te vragen om zijn horloge af te doen en/of af te geven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 3:hij op of omstreeks 11 november 2020 te Hoevelaken, gemeente Nijkerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldsom (ter waarde van 500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door gebruik te maken van een pinpas en/of (bijhorende) pincode waartoe, hij verdachte en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
feit 4:hij op of omstreeks 19 november 2020 te Stoutenburg, gemeente Leusden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooterbeenkleed (kleur: zwart), schoenen (merk: Dsquared, kleur: zwart) en/of een horloge (merk: Seiko, kleur: zilverkleurig), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
door een of meerdere malen
- op/tegen de benen althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of
- (dwingend en/of dreigend) aan die [slachtoffer 2] om het beenkleed, om de schoenen en/of om het horloge te vragen;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. parketnummer 16/072055-22:
feit 1:
hij op of omstreeks 14 oktober 2021 te Woudenberg, in elk geval in Nederland, (een) wapen(s) van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten twee messen,
zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
( art 27 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 2:
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zorak, type 917, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 3:
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm P.A. Knall, merk UMA (rex), en/of
- 3 scherpe gaspatronen van het kaliber 9mm PA PV, merk Wadie, en/of
- 24 scherpe knalpatronen van het kaliber 9mm, P.A. Knall, merk UMA (rex), en/of
- 7 scherpe gaspatronen van kaliber 9mm PA PV, merk Wadie,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juni 2021, genummerd 2020368173 (onderzoeken 3RT20Snap, 3RT20Seiko), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 467. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 73.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 74.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 75.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 76; een foto van een bankafschrift zoals door aangever overlegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
6.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 181.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 182.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 183.
10.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2022.