4.3Het oordeel van de rechtbank
Voor strafbaarheid van ‘grooming’ ex artikel 248e Wetboek van Strafrecht is het wezenlijk dat de communicatiefase uitmondt in een voorstel voor een ontmoeting en het verrichten van een handeling gericht op het realiseren van die ontmoeting. Er dient dus sprake te zijn van het treffen van concrete voorbereidingen gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting. Daarnaast is vereist dat het oogmerk is gericht op het plegen van ontuchtige handelingen waar een persoon bij is betrokken die de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt heeft.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] (moment 1: zie hierna onder feit 2) en dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via Skype chat heeft gevraagd om bij hem thuis te komen (moment 2). Met betrekking tot beide momenten geldt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte op dat moment wist dat [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren weliswaar dat verdachte op de hoogte was van hun leeftijd, maar uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 1] dat voorafgaand aan de ontmoeting met verdachte op moment 1 heeft verteld, noch dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dat voorafgaand aan moment 2 hebben verteld. De berichten op pagina 65, gelezen in combinatie met pagina 76, over de leeftijd van [slachtoffer 1] , lijken geen betrekking te hebben op berichten tussen [slachtoffer 1] en verdachte maar op berichten tussen [slachtoffer 1] en een andere man. Met betrekking tot moment 2 is de rechtbank bovendien van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een concrete uitvoeringshandeling gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting.
Omdat niet is voldaan aan deze vereisten van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 1.
Uit het verhoor van [slachtoffer 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik had geld nodig en moest daarom een baantje gaan zoeken. Ik zocht op een Nederlandse site van [chatsite 1] . [chatsite 2] of iets dergelijks. Daar op die website was volgens mij dat [slachtoffer 2] erbij kwam.
Die persoon waar [slachtoffer 2] en ik samen mee hadden gepraat, heb ik een keer ontmoet. Dat was in een park in de buurt bij mij, een beetje afgelegen. We spraken rond 11 uur in de ochtend af. Er stond een auto en hij liet zijn schoenen er uithangen. Ik stapte in en de deur ging dicht. Hij vroeg wil je een stukje gaan lopen. Ik zei: dat is goed. Niemand kon ons daar zien. Hij vroeg mij: Vind je het erg dat ik aan je zit? Ik zei: Op zich niet. Hij begon met zijn hand aan mijn kont te zitten met zijn hand in mijn kontzak. Hij ging met zijn hand tussen mijn benen zitten. Hij maakte mijn broek open en zei dat het zo wat makkelijker ging. Hij begon met zijn hand tussen mijn benen er over heen te gaan, aan het begin aan het clitoris gedeelte, aan mijn vagina. Hij zat dus met zijn hand in mijn broek en ook in mijn onderbroek, aan mijn clitoris maar niet erin, niet in mijn vagina. Hij vroeg iets over zoenen, ook al aan het begin. Ik ben daar een keer op ingegaan. Volgens mij had hij gerookt, dat proefde ik. Ik denk dat we heel kort gezoend hebben, oppervlakkig, geen tong erbij. Ik vond het goor, het smaakte naar rook. Op een gegeven moment ben ik zelf naar achteren gestapt en heb mijn broek dicht gedaan zo van: "doe maar niet". We liepen terug naar de auto. Hij had iets gezegd om een rustig plekje te zoeken om in de auto wat te doen. Hij zei: "Ga maar vast achterin zitten, dat is makkelijk voor straks. Hij reed achteraan in de Ruigeweide . Ik vroeg toen: "kunnen we nog terug" toen we daar achteraan waren. Hij zat toen al half achterin bij mij in de auto met de deur open. Hij zei: ja als je echt niet wil.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: Volgens mij waren mijn moeder en zusje naar de winkel of zoiets. Het was denk ik dit jaar. De dag nadat ik hem ontmoet had op de website. Ik dacht op een vrijdag. Ik weet wel dat ik 15 jaar was. Dit jaar. Ik denk na 1 januari 2018 en voor 2 maart 2018.
V: Wat weet je van die persoon?
A: [verdachte] , hij werkt in de IT. Dat had hij gezegd. Hij heeft een vrouw, volgens mij geen kinderen, drie katten.
V: Welke strafbare feiten zijn er volgens jou met jou gebeurd ?
A: Dat er iemand aan mij heeft gezeten die te oud is voor mij, die ontmoeting met [verdachte] .
Uit het e-mailbericht van [slachtoffer 1] aan de Kindertelefoon blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik moest geld hebben voor een uitwisseling van school, zodat ik daar dingen kon kopen. Ik ben online gaan zoeken en kwam al snel op een [chatsite 1] (suikeroom) uit. Ik maakte een profiel en wachtte af. Ik kreeg als snel reacties en raakte aan de praat. Ik bleef praten met 1 man (± 40) en die vroeg uiteindelijk of ik naaktfoto’s en -filmpjes wilde sturen en dat ik daar dan geld voor kreeg. Ik deed het en heb uiteindelijk zo’n € 75 in totaal van hem gekregen. Ik had hem ook een keer ontmoet in het echt. Hij heeft aan me gezeten maar ik vond het niet fijn en we waren gestopt.
Uit het verhoor van getuige [slachtoffer 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: Vertel eens in je eigen woorden wat er is gebeurd ?
A: [slachtoffer 1] vertelde over [verdachte] . Dat ze een keer met hem had afgesproken. Ik durfde niet af te spreken met [verdachte] . Zeker niet na wat ze vertelde.
V: Je zei dat je met haar gesproken had over [verdachte] . Wanneer is dat begonnen?
A: Voor mijn verjaardag, dus voor 11 februari volgens mij dit jaar maar dat weet ik niet meer precies.
V: Met wie had [slachtoffer 1] een afspraak?
A: Met [verdachte] . Ik weet alleen wat er die dag gebeurd is. Ze zou met hem afspreken in het park in Oudewater . Ze hebben gepraat en hij ging met zijn hand bij haar billen en in haar broek. Dat wilde ze niet en toen stopte hij.
Uit een proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 17 november 2020 werd door mij, verbalisant, een nader onderzoek ingesteld naar de inhoud van de computer van [slachtoffer 2] middels het programma Magnet AXION examine. Hierbij is door mij specifiek gezocht op de naam die in de aangifte genoemd was namelijk [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat er door [slachtoffer 2] , via Skype, is gechat met een persoon genaamd [verdachte] . De chat met [verdachte] is van 17 januari 2018 tot en met 31 januari 2018. De chat is als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Door mij zijn de foto’s bekeken die in die periode op/door de laptop zijn bewaard. Hierbij werden door mij een aantal foto’s aangetroffen van [verdachte] . Twee foto’s van [verdachte] zijn als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Uit de chats bleek ook dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen hebben gechat. De complete chat tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is begonnen op 30 november 2016 en geëindigd in april 2018. In verband met de hoeveelheid gesprekken is er door mij voor gekozen om niet relevante stukken uit de chat te halen en de attachments niet te bekijken. De chat is als bijlage 5 bij dit proces-verbaal gevoegd.
Bijlage 5: Skype chat tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1]
17-1-2018
19: 59:29
Ik had nog wel 2 mensen waarmee ik praatte en nu ook nog steeds doe
[slachtoffer 1]
17-1-2018
19:59:53
Eentje heeft me in totaal al €65 gegeven
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:00:08
Maar de dingen die ik daarvoor moet doen zijn alleen een beetje..
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:00:24
Hij wilde dus zulke foto's
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:00:38
En ik had ook al met hem afgesproken na 2 dagen. 0.0
[slachtoffer 2]
17-1-2018
20:01:04
Woww, hoe doe jij dat zonder dat je ouders dan weten?
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:01:52
Was ik ook echt heen want daar hadden we afgesproken
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:01:40
Ik had een briefje neergelegd dat ik naar het parkje was
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:02:15
Hij stond helemaal aan het einde
[slachtoffer 2]
17-1-2018
20:02:05
en toen?
[slachtoffer 2]
17-1-2018
20:01:55
Heel onschuldig naar het parkje :D
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:02:06
Is een beetje afgelegen, daarom
[slachtoffer 1]
17-1-2018
20:01:24
Ik had precies geluk dat ik weg kon want precies op dat moment was niemand er. [..]
[slachtoffer 2]
18-1-2018
18:42:54
Ik heb trouwens een foto opdracht gekregen :D
[slachtoffer 2]
18-1-2018
18:44:25
Dit stuurde hij: Ok :) ik zou je graag met alleen stringetje aan op je bed willen zien, met een hand in je slipje en je benen wijd en eentje staand helemaal naakt
[slachtoffer 1]
18-1-2018
18:45:30
Dat was ook een van de eerste opdrachten bij mij
[slachtoffer 1]
18-1-2018
18:52:09
Nou, dat is hem dan
[slachtoffer 1]
18-1-2018
18:53:56
Hij heeft ook lang haar
[slachtoffer 2]
18-1-2018
18:54:38
Hij is niet eens zo heel lelijk
[slachtoffer 1]
18-1-2018
18:55:46
Valt op zich nog mee he
[slachtoffer 1]
18-1-2018
18:55:58
Hij is in het echt net ietsje langer dan mij
Bijlage 1: Skype chat tussen verdachte en [slachtoffer 2]
Verzender
Datum en tijd
Bericht
[verdachte]
18-1-2018
18:24:42
Heb je nog sexy foto's kunnen maken? Ik betaal voor foto's en filmpjes, maar dan wel dat je doet wat ik wil en ik wil altijd dat je er helemaal op. Staat Vind je dat ok?
[slachtoffer 2]
18-1-2018 18:39:33
[…] ja is goed, wat voor foto's wil je dat ik maak?
[verdachte]
18-1-2018 18:39:58
Kan je dat nu doen?
[slachtoffer 2]
18-1-2018 18:40:21
Ja, want m'n ouders zijn weg.
[verdachte]
18-1-2018 18:41:30
Ok :) ik zou je graag met alleen stringetje aan op je bed willen zien, met een hand in je slipje en je benen wijd. En eentje dat je helemaal naakt staat. Ok?
Uit een e-mailbericht van verbalisant [verbalisant 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] speelt een behoorlijke rol in het faciliteren van de zaakjes van de meiden. [slachtoffer 1] verklaart dat hij in de ICT zit. En dat ze hem 39 schat en dat hij een vrouw heeft. In een chatgesprek stuurt hij ook foto’s van zichzelf.
Vervolgens heb ik gegoogled op [verdachte] ik kwam een LinkedIn profiel tegen. De afbeelding hierbij leek op afbeelding in de chat. Het LinkedIn profiel gaf aan dat hij bij [bedrijf] werkt en uit [plaats] komt. Blijkens GBA woont er in [plaats] een [verdachte] 39 jaar. In een van de bluespot registraties die deze man heeft, geeft hij als emailadres [verdachte] @ [bedrijf] op. Het bedrijf van het LinkedIn profiel. Vervolgens heb ik een pasfoto van hem opgevraagd bij de gemeente [plaats] . Deze heb ik door deskundigen van de KMAR laten vergelijken met de foto uit de chat. Deze verklaren dat het 100% dezelfde persoon is. Waarschijnlijk noemt hij zich [verdachte] in plaats van [verdachte] omdat er natuurlijk een bekende voetballer [verdachte] heet.
Uit het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Bij onderlinge vergelijking van de gelaatskenmerken, van de personen die staan afgebeeld op de 3 verschillende afdrukken (afkomstig van paspoort (gemeente), afkomstig van gegevensdrager en afkomstig van internet), zien wij verbalisanten dat:
- de vorm van het hoofd op de 3 afdrukken gelijk is;
- de hoogte van het voorhoofd op de 3 afdrukken gelijk is;
- de vorm en de grootte van de wenkbrauwen op de 3 afdrukken gelijk zijn;
- de vorm en de grootte van de bovenste oogleden op de 3 afdrukken gelijk zijn;
- de vorm en de onderlinge positie van de ogen op de 3 afdrukken gelijk zijn;
- de vorm van de oren op de 3 afdrukken gelijk is;
- de vorm en het formaat van de neus op de 3 afdrukken gelijk zijn;
- de afstand van de onderzijde van de neus tot de bovenzijde van de bovenlip op de 3 afdrukken gelijk is;
- de vorm en het formaat van de mond op de 3 afdrukken gelijk zijn;
- de vorm en grootte van de lippen op de 3 afdrukken gelijk zijn.
Naar aanleiding van bovenstaande overeenkomsten zijn wij, verbalisanten, ervan overtuigd dat de personen, die staan afgebeeld op 3 verschillende afdrukken van gelaatsfoto's, in werkelijkheid één en dezelfde persoon is.
De eerste vraag die de rechtbank bij de beoordeling van het feit moet beantwoorden is of er sprake is van voldoende wettig bewijs. De rechtbank stelt daarbij voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige of enkel op de verklaring van de aangever. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door de aangever genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het slachtoffer en verdachte tegenover elkaar staan en er geen getuigenverklaringen voorhanden zijn - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de beweringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van het slachtoffer volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad kan van steunbewijs ook sprake zijn als verklaringen van aangevers/slachtoffers elkaar over en weer ondersteunen voor wat betreft de aard van de aan een verdachte verweten en door hem gepleegde handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
In strafzaken moeten aangiftes c.q. verklaringen van slachtoffers kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien. Dit geldt temeer in zedenzaken, waarin doorgaans naast de verklaringen van het slachtoffer en verdachte, indien deze verklaart, geen zelfstandige getuigenverklaringen voorhanden zijn.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] vrij uitvoerig en gedetailleerd is. Ook stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] niet alleen belastende verklaringen over verdachte aflegt. [slachtoffer 1] verklaart dat zij met verdachte had afgesproken in een parkje, dat verdachte aanvankelijk aan haar vroeg of zij het erg vond als hij aan haar zat en dat zij antwoordde dat op zich niet erg te vinden. Verdachte is [slachtoffer 1] daarna gaan aanraken. Verder geeft [slachtoffer 1] aan dat verdachte haar niet tegen hield om weg te gaan en dat als zij iets niet wilde, dat het dan niet hoefde. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook betrouwbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] steun vindt in de volgende in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waardoor voldaan is aan het bewijsminimum. De rechtbank ziet allereerst steunbewijs in het e-mailbericht van [slachtoffer 1] aan de Kindertelefoon.[slachtoffer 1] verklaart bij de politie dat zij met één persoon daadwerkelijk heeft afgesproken. Dat verdachte die persoon is, blijkt tevens uit het e-mailbericht aan de Kindertelefoon. Ook ziet de rechtbank steunbewijs in de verklaring van [slachtoffer 2] waaruit volgt dat [slachtoffer 1] haar heeft verteld dat zij met verdachte had afgesproken in het park in Oudewater en dat toen de seksuele handelingen zijn verricht die [slachtoffer 1] noemt. Dat [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] heeft verteld dat zij met verdachte had afgesproken volgt, voorzien van meer details, ook uit de Skype chat tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Dat er bij die ontmoeting tussen verdachte en [slachtoffer 1] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank bovendien aannemelijk gelet op het feit dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] geld verdiende door voor verdachte diensten te verrichten van seksuele aard (namelijk het in opdracht van verdachte maken van naaktfoto’s en video’s waarin zij seksuele handelingen met zichzelf verrichtte). Het uiteindelijk afspreken om seksuele handelingen te verrichten ligt in het verlengde daarvan. Daar tegenover heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank merkt nog op dat de in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijden zijn geobjectiveerd, zodat - anders dan in artikel 248e Wetboek van het Strafrecht - opzet of schuld daaromtrent niet vereist is. De bescherming van de minderjarige staat in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht centraal. Dat betekent dat verdachte een vergaande onderzoeksplicht had om achter de (werkelijke) leeftijd van de betrokken minderjarige te komen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.