ECLI:NL:RBMNE:2022:5861

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
9518507 / LC EXPL 21-2650
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomsten wegens oneerlijke handelspraktijken en terugbetalingsverplichting

In deze zaak, uitgesproken op 19 oktober 2022 door de kantonrechter R.P.P. Hoekstra, hebben eisers, bestaande uit meerdere consumenten, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. wegens oneerlijke handelspraktijken. De eisers hadden een overeenkomst gesloten met [gedaagde] voor deelname aan een lidmaatschapsprogramma, waarbij hen toegang zou worden verleend tot een platform voor vastgoedbeleggingen. De eisers stelden dat [gedaagde] hen misleidende informatie had verstrekt over de mogelijkheden en het aanbod op het platform, wat hen heeft doen besluiten de overeenkomst aan te gaan. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] zich inderdaad schuldig had gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, waardoor de overeenkomsten vernietigbaar zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de eisers recht hebben op terugbetaling van het door hen betaalde lidmaatschapsgeld, omdat de informatie die door [gedaagde] was verstrekt niet overeenkwam met de werkelijkheid. De vordering tot terugbetaling werd toegewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld tot het terugbetalen van de lidmaatschapsgelden aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten tegen misleidende handelspraktijken en de verplichtingen van aanbieders om transparante en waarheidsgetrouwe informatie te verstrekken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 19 oktober 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9518507 / LC EXPL 21-2650 van

1.[eiseres sub 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,2. [eiser sub 2] ,wonende te [woonplaats 1] ,3. [eiseres sub 3] ,wonende te [woonplaats 2] ,4. [eiser sub 4] ,wonende te [woonplaats 3] ,5. [eiser sub 5] ,

wonende te [woonplaats 4] ,
6.
[eiser sub 6] ,
wonende te [woonplaats 5] ,
7.
[eiseres sub 7] ,
wonende te [woonplaats 6] ,
8.
[eiser sub 8] ,
wonende te [woonplaats 7] ,
9.
[eiseres sub 9] ,
wonende te [woonplaats 8]
10.
[eiser sub 10] ,
wonende te [woonplaats 9] ,
11.
[eiser sub 11] ,
wonende te [woonplaats 8] ,
12.
[eiseres sub 12] ,
wonende te [woonplaats 10] ,
13.
[eiser sub 13] ,
wonende te [woonplaats 11] ,
14.
[eiser sub 14] ,
wonende te [woonplaats 6] ,
15.
[eiseres sub 15] ,
wonende te [woonplaats 12] ,
16.
[eiser sub 16] ,
wonende te [woonplaats 13]
17.
[eiser sub 17] ,
wonende te [woonplaats 14] ,
18.
[eiseres sub 18] ,
wonende te [woonplaats 15] ,

19.[eiser sub 19] ,

wonende te [woonplaats 16] ,
20.
[eiser sub 20] ,
wonende te [woonplaats 17] ,
21.
[eiser sub 21] ,
wonende te [woonplaats 18] ,
22.
[eiser sub 22] ,
wonende te [woonplaats 19] ,
23.
[eiser sub 23] ,
wonende te [woonplaats 20] ,
24.
[eiser sub 24] ,
wonende te [woonplaats 21] ,
25.
[eiser sub 25] ,
wonende te [woonplaats 22] ,
26.
[eiser sub 26] ,
wonende te [woonplaats 23] ,
27.
[eiseres sub 27] ,
wonende te [woonplaats 3]
28.
[eiseres sub 28] ,
wonende te [woonplaats 24] ,
29.
[eiser sub 29] ,
wonende te [woonplaats 25] ,
30.
[eiser sub 30] ,
wonende te [woonplaats 26] ,
31.
[eiseres sub 31] ,
wonende te [woonplaats 27] ,
32.
[eiser sub 32] ,
wonende te [woonplaats 10] ,
33.
[eiser sub 33] ,
wonende te [woonplaats 26] ,
34.
[eiseres sub 34] ,
wonende te [woonplaats 26] ,
35.
[eiseres sub 35] ,
wonende te [woonplaats 28] ,
36.
[eiser sub 36] ,
wonende te [woonplaats 29] ,
37.
[eiser sub 37] ,
wonende te [woonplaats 30]
38.
[eiser sub 38] ,
wonende te [woonplaats 31] ,
39.
[eiseres sub 39] ,
wonende te [woonplaats 32] ,
40.
[eiseres sub 40] ,
wonende te [woonplaats 33] ,
41.
[eiseres sub 41] ,
wonende te [woonplaats 34] ,
42.
[eiser sub 42] ,
wonende te [woonplaats 35] ,

43.[eiseres sub 43] ,

wonende te [woonplaats 36] ,
44.
[eiseres sub 44] ,
wonende te [woonplaats 37] ,
eisers, hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,
gemachtigde mr. T.S. Kriense,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
(mede) h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. W.J. Aardema.

1.De feiten

1.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot het [naam] -jaarprogramma tegen betaling van het lidmaatschapsgeld. In deze overeenkomst staat het volgende:
Artikel 1 – Doel, strekking en inhoud van deze overeenkomst
(…)
2.
Deze overeenkomst wordt door partijen gesloten omdat de deelnemer deel wenst te nemen aan het [naam] jaarprogramma van [gedaagde] (“het programma”) en regelt de daarmee verband houdende rechten en plichten van partijen (…).
(…)”
Artikel 2 – Duur overeenkomst
1.
Deze overeenkomst en het programma wordt aangegaan voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
(…)
Artikel 3 – Inhoud van het programma en aanspraken deelnemer
(…)
2.
De deelnemer maakt, gedurende de looptijd van deze overeenkomst, aanspraak op het volgende:
a.
Toegang tot het platform op [naam] -niveau1.
b.
Deelname aan, en toegang tot de [product 1] Online cursus, platform en tools;
c.
Toegang tot de tool [tool 2] en de [tool 1] ;
d.
Een door [gedaagde] toegewezen persoonlijke coach. De coach coacht de deelnemer gedurende de looptijd van deze overeenkomst gedurende 15 uren. De coaching bestaat uit een intakegesprek van ongeveer 3 uren, gevolgd door 12 sessies van ongeveer 1 uur;
e.
Deelname aan 4 Masterminds;
f.
Een maandelijks contactmoment (de ‘updatecall’) waarin de voortgang van de deelnemer en ontwikkelingen worden gedeeld;
g.
Deelname aan 2 offline c.q. fysieke meerdaagse bijeenkomsten tegen kostprijs;
h.
Een onbeperkte deelname aan de door [gedaagde] georganiseerde [.] Tours. (…)
i.
Speciale korting op aanvullende trainingen, diensten en/of producten van [gedaagde] ;
j.
Speciale korting op trainingen, diensten en/ of producten van samenwerkingspartners van [gedaagde] ;
(…)
Artikel 7 – Garantie en aansprakelijkheid
1.
[gedaagde] garandeert dat haar diensten, de faciliteiten en tools voldoen aan de geldende normen, en spant zich in voortdurend verbeteringen door te voeren. Op [gedaagde] rust een inspanningsverplichting haar dienstverlening, de faciliteiten en tools naar beste vermogen aan de deelnemer ter beschikking te stellen. Er is uitdrukkelijk géén sprake van een resultaatsverplichting. [gedaagde] kan dan ook geenszins verantwoordelijk noch aansprakelijk worden gehouden voor het niet behalen van door de deelnemer gewenste of gehoopte resultaten.
(…)
3.
[gedaagde] garandeert niet dat haar dienstverlening, de faciliteiten en tools voldoen aan de inhoudelijke en subjectieve verwachtingen die de deelnemer ten aanzien hiervan kan hebben, al dan niet op grond van marketinguitingen van [gedaagde] en/of derden. In geen geval zal [gedaagde] aansprakelijk zijn voor het niet voldoen aan de inhoudelijke en/of subjectieve verwachtingen van de dienstverlening, de faciliteiten en/of tools.
(…)”
1.2.
Op de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing.
1.3.
[A] , [B] en [C] , allen werkzaam bij [gedaagde] , hebben in juni of juli 2020 een presentatie gegeven. Deze presentatie is vastgelegd op video. Tijdens deze presentatie zijn de volgende mededelingen gedaan:
“(…)
Er komen op een gegeven moment een hele hoop huisjes aan, het is een soort van automatische piloot van nieuwe huizen die op het platform terecht komen en die huizen kun je dan ook reserveren.
(…)”
“(…)
We hebben ook al een keer een makelaar gehad en die zegt: ik heb ook nog allemaal in de stille verkoop heb ik panden. Kan ik die ook bij jullie op het platform neerleggen? Ja dat kan dus.
(…)”
“(…)
We hebben een dedicated sourcing partner in de UK. Die levert.. Zitten jullie goed? Zitten jullie stevig op je stoel? – die levert tussen de 50 en 100 woningen per maand uit zijn netwerk aan, compliant aan onze vraag. (…) Hetzelfde doen we in Duitsland.
(…)”
“(…)
Als je dan in [tool 2] gaat ranken op rendementen en je ziet wáár in Europa de beste rendementen te halen zijn, gaan we natuurlijk dáár investeren.
(…)”
“(…)
We hebben mooie deals die voorbij komen. Die komen ook gewoon op het platform.
(…)”
“(…)
Begin augustus verwacht ik eigenlijk dat dat af is en dat al die professionals al die panden dat dat eigenlijk automatisch gaat dat die panden erop komen te staan.
(…)”
“(…)
Breaking news, Ik had net 20 minuten geleden [D] aan de telefoon. (…) Hij zegt hoe zit dat nou met [tool 2] , is dat al live? Ik zeg: ja natuurlijk. Hij zegt: nou ik krijg zoveel aanbod.. Kan ik dat niet op jullie platform kwijt? Net 20 minuten geleden.
(…)”
“(…)
Als dit pandje het niet is joh dan komen er honderden voorbij, duizenden. Wij kopen meer panden niet dan wel.
(…)”
“(…)
Er is overvloed, sourcing partners in de UK: 50 tot 100 panden per maand. Dat kunnen we nog niet eens kopen met z’n allen. Veel te veel. Want daarna is er weer een maand. Want je doet er een maand over om een ton bij elkaar te verzamelen. Dan zijn er alweer 200 panden voorbij.
(…)”
“(…)
Voor 22,3 miljoen aan vastgoed zit er nu in.
(…)”
1.4.
In een video waarin [A] uitleg geeft over [naam] wordt door hem – onder meer – het volgende gezegd:
“(…)
Als je een [naam] hebt, krijg je (…) toegang tot [tool 2] en toegang tot de woningen die op het platform aangeboden worden onder de marktprijs. Exclusief toegang voor een [naam] deelnemer.
(…)”
1.5.
Op een slide van de PowerPoint presentatie van het [naam] -jaarprogramma staat – voor zover van belang –:
“(…)
(…)”
1.6.
Op 19 januari 2021 heeft [gedaagde] een bijeenkomst georganiseerd in het kader van ‘Tax Savings Stategies’. Tijdens deze bijeenkomst is door [B] gezegd:
“(…)
[tool 2] is een app (…) gekoppeld aan een online platform. Stel je voor je hebt iets gevonden en het is goed en je koopt het zelf, voilà. Maar als je denkt het is wel heel goed, maar niet voor mij, het past niet in mijn strategie, kun je het naar het platform toesturen en hebben de andere [naam] er wat aan. En dit is gaaf, want dan krijg je een marktplaats van vastgoed onder de marktprijs.
(…)”
1.7.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft de eisers [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] op 31 mei 2021 een brief gestuurd. In deze brief staat het volgende:
“(…)
U doet c.q. dreigt uitlatingen te doen die op geen enkele feitelijke basis gebaseerd zijn, grievend, beledigend en schadeberokkenend zijn voor cliënte en cliënte direct raken in haar zakelijke en persoonlijke belangen. Hiermee overschrijdt u de grenzen van het betamelijke en uw rechten die u heeft op grond van de uitingsvrijheid.
Dit betekent dat u met uw dreigementen alsmede met de (kennelijk gereed staande) publicaties uw contractuele verplichtingen, waaronder de ethische netwerkcode, ernstig schendt, alsmede apert onrechtmatig handelt jegens cliënte. Namens cliënte ontbind ik daarom met dit schrijven de Overeenkomst per direct. U wordt vanaf heden alle rechten die voortvloeien uit de Overeenkomst ontzegd.
(…)”
1.8.
Op 3 juni 2021 heeft [B] Whatsappberichten gestuurd aan [eiser sub 2] . In deze berichten staat:
“(…)
Een van mijn voorstellen zou zijn om geen advocaten te gebruiken. Ik heb me laten verleiden om een advocaat in te zetten ter bescherming van mensen die zich persoonlijk bedreigt voelen door jullie acties. (…) Weet je wat. Ik trek die brief nu eenzijdig terug.
(…)”
1.9.
Op 16 juni 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. namens [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] een brief gestuurd aan [gedaagde] . In deze brief staat:
“(…)
Zoals u reeds bekend hebben cliënten de nodige problemen met de wijze waarop [gedaagde] haar [naam] lidmaatschap dienstverleningen uitvoert, niet in de laatste plaats veroorzaakt door:
-
De wijze waarop (veelal onervaren en goedgelovige) klanten worden geworven (…)
-
De beloftes die worden gedaan met betrekking tot het kunnen investeren in vastgoed 20 tot 40 procent onder de marktwaarde maar die niet worden nagekomen;
-
Het feit dat het daadwerkelijke aanbod van woningen zeer beperkt is;
-
De coaching niet voldoet aan de geschetste verwachtingen;
-
De netwerken niet daadwerkelijk exclusief zijn en niet ondersteund worden door [gedaagde] .
(…)
Gezien het voorgaande sommeren wij u om vóór 12:00 uur aanstaande vrijdag 18 juni te bevestigen:
I.
Dat [gedaagde] in een openbare mailing aan al haar leden de keuze zal voorleggen dat die leden die vinden dat zij slachtoffer zijn geworden van de misleidende handelspraktijken van [gedaagde] het volledige lidmaatschapsgeld gerestitueerd zullen krijgen;
II.
(…)
Deze brief dient voorts ertoe om [gedaagde] voor zover noodzakelijk in gebreke te stellen alsook om [gedaagde] aansprakelijk te stellen voor alle geleden en nog te lijden schade die Cliënten ten gevolge van de tekortkomingen, het verzuim en/of het onrechtmatig handelen door [gedaagde] lijdt en zal lijden.
(…)”
1.10.
Op deze brief heeft de gemachtigde van [gedaagde] per brief van 25 juni 2021 gereageerd. In deze brief geeft zij gemotiveerd aan dat zij zich niet in de verwijten van [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] kan vinden en geen reden ziet voor terugbetaling van het lidmaatschapsgeld.
1.11.
De gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. heeft op 21 juli 2021 namens bij [eiseres sub 3] , [eiser sub 5] , [eiser sub 8] , [eiser sub 10] , [eiseres sub 15] , [eiser sub 16] , [eiseres sub 18] , [eiser sub 19] , [eiser sub 21] , [eiser sub 22] , [eiser sub 23] , [eiser sub 26] , [eiseres sub 28] , [eiser sub 29] , [eiseres sub 31] , [eiser sub 32] en [eiseres sub 12] een brief gestuurd aan [gedaagde] . In deze brief wordt [gedaagde] gesommeerd om aan al haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst te voldoen en – indien zij hiertoe niet in staat is – het lidmaatschapsgeld aan betreffende eisers terug te betalen.
1.12.
Per brief van 29 juli 2021 heeft [gedaagde] gereageerd op deze brief van 21 juli 2021 en aangegeven in gesprek te willen met betreffende eisers.
1.13.
Op 30 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. [gedaagde] namens [eiser sub 4] , [eiser sub 6] , [eiseres sub 7] , [eiseres sub 9] , [eiser sub 11] , [eiser sub 13] , [eiser sub 14] , [eiser sub 17] , [eiser sub 20] , [eiser sub 24] , [eiseres sub 27] , [eiser sub 30] en [eiser sub 25] gesommeerd om het lidmaatschapsgeld terug te betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.
1.14.
Op 9 augustus 2021 heeft [B] een Q&A gehouden waarbij hij – onder andere – heeft gezegd:
“(…)
Er zijn ook mensen die hebben de gedachte dat ze heel veel huisjes zomaar voorgeschoteld kregen in Nederland. En waar die gedachte vandaan gekomen is, is op verschillende manieren. Soms is het een uiting geweest die misschien verkeerd is opgevat. Er is ook een fout gemaakt bij ons intern. Dat er eens een keer door een salespersoon gezegd is dat er wellicht een hogere verwachting is dan verkregen. (…)”
1.15.
Namens [eiseres sub 35] , [eiser sub 36] , [eiser sub 37] , [eiser sub 38] , [eiseres sub 39] , [eiseres sub 40] en [eiseres sub 41] is [gedaagde] per brief van 19 november 2021 gesommeerd tot terugbetaling van het lidmaatschapsgeld, op dezelfde gronden als genoemd in de dagvaarding. Een soortgelijke brief is op 18 januari 2022 door de gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. namens [eiser sub 42] , [eiseres sub 43] en [eiseres sub 44] aan [gedaagde] gestuurd.
1.16.
[gedaagde] heeft het lidmaatschapsgeld tot op heden niet terugbetaald.

2.De verdere procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 22 juni 2022
  • de akte uitlating producties van [gedaagde] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

Het oordeel van de kantonrechter

3.1.
[eiseres sub 1] c.s. grondt haar vordering mede op oneerlijke handelspraktijken. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken. Daarom zal de gevorderde vernietiging van de overeenkomsten worden toegewezen en zal [gedaagde] worden veroordeeld tot terugbetaling van het door [eiseres sub 1] c.s. betaalde lidmaatschapsgeld. Dit wordt hierna uitgelegd.
Wettelijk kader oneerlijke handelspraktijk
3.2.
[eiseres sub 1] c.s. moet worden aangemerkt als consument, zodat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (nr. 2005/29) van toepassing is. Deze richtlijn is geïmplementeerd in artikel 6:193a BW en verder. In artikel 6:193b lid 1 BW is bepaald dat een handelaar onrechtmatig handelt als hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, is vernietigbaar (artikel 6:193j lid 3 BW).
3.3.
Het begrip handelspraktijk omvat iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan een consument. Artikel 6:193b lid 2 BW bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is als een handelaar handelt (i) in strijd met de vereisten van professionele toewijding en (ii) het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.
3.4.
Van een misleidende handelspraktijk is sprake indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie. Het gaat onder meer om handelspraktijken waarbij de handelaar foutieve informatie verstrekt die niet is gebaseerd op de waarheid. Het gaat erom of een gemiddelde consument door de (onjuiste) informatie op het 'verkeerde been' kan worden gezet en of die informatie van dien aard is dat deze de gemiddelde consument er toe kan brengen om een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Misleidende handelspraktijken (in de zin van artikel 6:193c t/m 6:193g BW) zijn per definitie oneerlijke handelspraktijken.
Waarom heeft [gedaagde] zich schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk ?
3.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst hebben gesloten, waarbij [gedaagde] aan [eiseres sub 1] c.s. onder meer toegang tot haar platform zou verstrekken (met daarop webinars), [eiseres sub 1] c.s. gebruik kon maken van 15 coachuren, deel kon nemen aan de [product 1] Online cursus, vier masterminds en toegang kreeg tot [tool 2] . [tool 2] is voor een [naam] member het middel om ‘onder de marktprijs-panden’ te kopen.
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] foutieve informatie heeft verstrekt over [tool 2] . Op basis van deze informatie heeft [eiseres sub 1] c.s. het [naam] -lidmaatschap afgesloten. Omdat het doel van het lidmaatschap
“financiële vrijheid verkrijgen door het investeren in vastgoed”is - zo is te lezen op de website van [gedaagde] - en dus gericht is op het kopen van vastgoed, heeft [eiseres sub 1] c.s. voldoende onderbouwd dat zij, als zij de juiste informatie over [tool 2] had gekregen, deze overeenkomst niet zou hebben gesloten. Doordat [gedaagde] [eiseres sub 1] c.s. foutieve informatie over [tool 2] heeft verstrekt, heeft zij haar misleid. Dit zal hierna worden uitgelegd.
Het aanbod op [tool 2]
3.7.
Tijdens de presentatie van [gedaagde] in juni of juli 2020 hebben [A] , [B] en [C] uitspraken gedaan over de grootte van het aanbod van ‘onder de marktprijs-panden’ die op [tool 2] worden aangeboden. Zo is er tijdens deze presentatie gezegd dat er op dat moment voor 22,3 miljoen aan vastgoed in zat, dat er een overvloed was aan panden, dat zo’n 50 tot 100 panden per maand uit Engeland zouden worden geleverd, dat hetzelfde zou worden gedaan in Duitsland en dat er honderden tot duizenden panden voorbij zouden komen. Er zouden een ‘hele hoop huisjes’ op het platform worden aangeboden die je zou kunnen reserveren, aldus [gedaagde] . [eiseres sub 1] c.s. heeft onweersproken gesteld dat op het moment dat zij de overeenkomst met [gedaagde] had gesloten, de grootte van het aanbod op [tool 2] zoals door [gedaagde] werd gepresenteerd, niet voldeed aan hetgeen daadwerkelijk op [tool 2] werd aangeboden. Zo werd er nauwelijks vastgoed op [tool 2] aangeboden. Het aanbod dat op [tool 2] stond, was vaak afkomstig uit Engeland en was maar kort beschikbaar, aldus [eiseres sub 1] c.s. Daarmee heeft [gedaagde] dan ook onjuiste informatie verstrekt aan [eiseres sub 1] c.s.
3.8.
Het verweer van [gedaagde] dat slechts de gemeenschap verantwoordelijk is voor het aanbod op [tool 2] slaagt niet. [gedaagde] wekt in haar presentatie van juni of juli 2020 namelijk de indruk dat [gedaagde] degene is die panden toevoegt aan [tool 2] met uitspraken als:
“we hebben mooie deals die voorbij komen. Die komen ook gewoon op het platform.”,
“Breaking news, Ik had net 20 minuten geleden [D] aan de telefoon. (…) Hij zegt hoe zit dat nou met [tool 2] , is dat al live? Ik zeg: ja natuurlijk. Hij zegt: nou ik krijg zoveel aanbod.. Kan ik dat niet op jullie platform kwijt? Net 20 minuten geleden.”, “We hebben ook al een keer een makelaar gehad en die zegt: ik heb ook nog allemaal in de stille verkoop heb ik panden. Kan ik die ook bij jullie op het platform neerleggen? Ja dat kan dus” en “We hebben een dedicated sourcing partner in de UK. Die levert.. Zitten jullie goed? Zitten jullie stevig op je stoel? – die levert tussen de 50 en 100 woningen per maand uit zijn netwerk aan, compliant aan onze vraag. (…) Hetzelfde doen we in Duitsland”.Door middel van deze uitspraken wekt [gedaagde] de indruk dat zij – al dan niet via haar partners – het aanbod op [tool 2] plaatst. Bovendien, ook al zou het aanbod op [tool 2] afhankelijk zijn van de gemeenschap, ontslaat dat [gedaagde] niet van haar verplichting om de verwachtingen die zij door middel van haar uitspraken over [tool 2] heeft gewekt, na te komen. Dit heeft zij niet gedaan.
3.9.
De stelling van [gedaagde] dat [naam] -leden op de hoogte zijn van het feit dat het aanbod op [tool 2] alleen tot stand komt door de panden die [naam] -leden zelf op [tool 2] plaatsen, is door haar – gelet op de betwisting van [eiseres sub 1] c.s. – onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft immers niets in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat zij [eiseres sub 1] c.s. hierover heeft geïnformeerd. Het door [gedaagde] bij dupliek ingenomen standpunt dat zij tijdens de bijeenkomst van 19 januari 2021 heeft gewezen op het feit dat het aanbod op [tool 2] slechts tot stand komt door middel van het plaatsen van panden door [naam] -leden, slaagt niet. Tijdens deze bijeenkomst is over [tool 2] door [B] gezegd: “
Stel je voor je hebt iets gevonden en het is goed en je koopt het zelf, voilà. Maar als je denkt het is wel heel goed, maar niet voor mij, het past niet in mijn strategie, kun je het naar het platform toesturen en hebben de andere [naam] er wat aan. En dit is gaaf, want dan krijg je een marktplaats van vastgoed onder de marktprijs.”Zoals door [eiseres sub 1] c.s. bij akte uitlating producties genoegzaam is gesteld, blijkt uit deze uitspraak echter niet meer dan dat je als [naam] -lid de mogelijkheid krijgt om zelf aanbod op [tool 2] te plaatsen. Niet blijkt hieruit dat het aanbod alleen wordt toegevoegd door de [naam] -leden en niet ook door [gedaagde] (of hun partners). Door deze informatie niet aan [eiseres sub 1] c.s. te verstrekken en de indruk te wekken dat zij zorg draagt voor het aanbod op [tool 2] heeft [gedaagde] [eiseres sub 1] c.s. op het verkeerde been gezet.
3.10.
Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat door Covid-19 het aanbod in panden op [tool 2] lager is uitgevallen dan aanvankelijk verwacht, snijdt – nog daargelaten of dit feitelijk juist is – ook geen hout. Op het moment van de door [gedaagde] gehouden presentatie in juni of juli 2020 waren de coronamaatregelen immers al van kracht. Dit weerhield [gedaagde] er echter niet van om de uitspraken te doen over [tool 2] zoals zij die heeft gedaan. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] haar leden heeft verteld dat de coronamaatregelen effect zouden kunnen hebben op het aanbod op [tool 2] . Dit is ook niet vermeld in de presentatie van [gedaagde] over het [naam] -jaarprogramma, terwijl [gedaagde] daarin met betrekking tot het netwerkevenement wel heeft vermeld dat dit afhankelijk was van Covid-19. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om haar leden hierover te informeren.
3.11.
De stelling van [gedaagde] dat zij geen resultaatsverplichting heeft met betrekking tot het aantal panden dat via [tool 2] wordt aangeboden, treft geen doel. [gedaagde] heeft immers door middel van mededelingen over [tool 2] de illusie gewekt dat er een groot aantal panden op [tool 2] zou worden aangeboden. Bovendien heeft zij in juni of juli 2020 gezegd dat voor 22,3 miljoen aan vastgoed in [tool 2] zat. Deze informatie heeft [eiseres sub 1] c.s. ertoe bewogen om over te gaan tot het sluiten van de overeenkomst.
De exclusiviteit van het aanbod op [tool 2]
3.12.
Bovendien was het aanbod op [tool 2] niet exclusief voor [naam] -leden.
Vaststaat dat [A] , namens [gedaagde] , in een video over [naam] zegt dat een [naam] -lid toegang krijgt tot [tool 2] en de woningen die op dat platform worden aangeboden onder de marktprijs. Ook zegt [A] dat deze toegang exclusief voor [naam] deelnemers is. Hieruit kan dan ook worden afgeleid dat alleen [naam] -leden toegang hebben tot het aanbod van woningen op [tool 2] , terwijl [gedaagde] in haar conclusie van antwoord aanvoert dat de panden die op [tool 2] worden geplaatst enkel de eerste 24 uur exclusief voor [naam] -leden zijn. Als de panden niet binnen 24 uur zijn verkocht, dan krijgen ook andere klanten van [gedaagde] bericht van het aanbod op [tool 2] , aldus [gedaagde] . In deze video is dan ook de (valse) indruk gewekt dat alleen [naam] -leden toegang kregen tot het aanbod van panden op [tool 2] . Dat is een niet op de waarheid gebaseerde – en dus misleidende – handelspraktijk.
3.13.
Het verweer van [gedaagde] dat de uitspraken die door haar gedaan zijn over [tool 2] niet misleidend zijn, maar slechts overdrijvingen of aanprijzingen zijn, treft ook geen doel. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [gedaagde] [eiseres sub 1] c.s. voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst foutieve informatie verstrekt over het aanbod op [tool 2] en de exclusiviteit hiervan, waardoor zij [eiseres sub 1] c.s. ertoe heeft bewogen om tot het sluiten van de overeenkomst over te gaan. Deze mededelingen bevatten informatie bezijden de waarheid en kunnen dan ook niet als reclame-uitingen worden gezien.
Voornamelijk buitenlandse panden
3.14.
[eiseres sub 1] c.s. heeft gesteld dat [gedaagde] had toegezegd dat op [tool 2] voornamelijk panden in Nederland zouden worden aangeboden. [gedaagde] heeft dit niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van deze stelling. Ook is niet door [gedaagde] betwist dat de panden die op [tool 2] werden aangeboden voornamelijk hebben bestaan uit panden in Engeland. Ook op dit punt heeft [gedaagde] daarom onjuiste informatie aan [eiseres sub 1] c.s. verstrekt.
Geen misbruik van recht
3.15.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat [eiseres sub 1] c.s. misbruik maken van hun recht. Een aantal eisers – waaronder [eiser sub 22] – is volgens [gedaagde] wel succesvol geworden na het volgen van het [naam] -jaarprogramma, zodat het lidmaatschapsgeld ten onrechte wordt teruggevorderd. Ook dit verweer slaagt niet. Ook al zou een aantal eisers succesvol zijn geworden na het volgen van het [naam] -jaarprogramma – hetgeen overigens betwist wordt door [eiseres sub 1] c.s. – kan dit [eiseres sub 1] c.s. niet worden tegengeworpen. Dit doet namelijk niets af aan het feit dat [gedaagde] misleidende informatie heeft verstrekt met betrekking tot [tool 2] . Een eventueel succes van een eiser hoeft daarnaast niet het gevolg te zijn van het [naam] -lidmaatschap, zodat dit verweer ook om deze reden niet slaagt.
Geen uitsluitingsgrond
3.16.
Volgens [gedaagde] kan zij ingevolge artikel 7 lid 1 en 3 van de tussen partijen gesloten overeenkomst niet met succes aansprakelijk worden gesteld door [eiseres sub 1] c.s. In artikel 7 lid 1 van de tussen partijen gesloten overeenkomst is bepaald dat op [gedaagde] geen resultaatsverplichting, maar een inspanningsverplichting rust en dat [gedaagde] niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet behalen van door de deelnemer gewenste resultaten. In artikel 7 lid 3 van de overeenkomst is bepaald dat [gedaagde] niet aansprakelijk zal zijn als haar dienstverlening en tools niet voldoen aan de inhoudelijke en subjectieve verwachtingen die de deelnemer ten aanzien hiervan kan hebben, al dan niet op grond van marketinguitingen van [gedaagde] en/of derden. Deze twee bepalingen maken echter niet dat [gedaagde] niet kan worden aangesproken op grond van artikel 6:193a BW en verder; het gaat daarbij immers niet op een aansprakelijkheidsstelling op grond van het niet behalen van door de deelnemer gewenste resultaten of het tekortschieten door [gedaagde] in haar dienstverlening, maar om de vernietiging van een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen.
Andere deelnemers wel tevreden?
3.17.
Het verweer van [gedaagde] dat andere deelnemers wel positief zijn over [tool 2] doet – nog daargelaten dat dit door [eiseres sub 1] c.s. wordt betwist en [gedaagde] niet inzichtelijk heeft gemaakt welke deelnemers dit zijn – niet ter zake. Het kan immers niet afdoen aan het hiervoor weergegeven oordeel dat er aan [eiseres sub 1] c.s. onjuiste en misleidende informatie over [tool 2] is verstrekt.
Klachtplicht & verzuim
3.18.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat een aantal eisers haar klachtplicht heeft geschonden. Dit verweer slaagt niet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres sub 1] c.s. voldoende onderbouwd dat zij tijdig heeft geklaagd over het [naam] lidmaatschap. [gedaagde] is in ieder geval middels de brief van 16 juni 2021 op de hoogte gesteld van de onvrede bij [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] , middels de brief van 21 juli 2021 van de onvrede bij [eiseres sub 3] , [eiser sub 5] , [eiser sub 8] , [eiser sub 10] , [eiseres sub 15] , [eiser sub 16] , [eiseres sub 18] , [eiser sub 19] , [eiser sub 21] , [eiser sub 22] , [eiser sub 23] , [eiser sub 26] , [eiseres sub 28] , [eiser sub 29] , [eiseres sub 31] , [eiser sub 32] en [eiseres sub 12] en middels de brief van 30 juli 2021 van de onvrede van [eiser sub 4] , [eiser sub 6] , [eiseres sub 7] , [eiseres sub 9] , [eiser sub 11] , [eiser sub 13] , [eiser sub 14] , [eiser sub 17] , [eiser sub 20] , [eiser sub 24] , [eiseres sub 27] , [eiser sub 30] en [eiser sub 25] . Op 1 juli 2021 hebben [eiser sub 33] en [eiseres sub 34] [gedaagde] een e-mail gestuurd aan [gedaagde] waarin ze aangeven niet tevreden te zijn met het [naam] lidmaatschap. Eiser nummer 35 tot en met 44 hebben zich tijdens deze procedure gevoegd aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. Namens [eiseres sub 35] , [eiser sub 36] , [eiser sub 37] , [eiser sub 38] , [eiseres sub 39] , [eiseres sub 40] en [eiseres sub 41] is [gedaagde] per brief van 19 november 2021 gesommeerd tot terugbetaling van het lidmaatschapsgeld, op dezelfde gronden als genoemd in de dagvaarding. Een soortgelijke brief is op 18 januari 2022 door de gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. namens [eiser sub 42] , [eiseres sub 43] en [eiseres sub 44] aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] was aldus in ieder geval op deze data bekend met de klachten van [eiseres sub 1] c.s. Bovendien zijn er door [eiseres sub 1] c.s. meerdere verklaringen in het geding gebracht waaruit volgt dat het merendeel van eisers ook voor de datum van deze brieven persoonlijk contact heeft opgenomen met [gedaagde] om hun ongenoegen te uiten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. binnen bekwame tijd na het sluiten van de overeenkomst in 2020 of 2021 – dit verschilt immers per eiser – (al dan niet via de gemachtigde) heeft geklaagd. Het is daarbij van belang dat [gedaagde] niet kenbaar heeft gemaakt of en zo ja welk relevant nadeel zij heeft gehad van het aangevoerde te late klagen door [eiseres sub 1] c.s. Bovendien is [gedaagde] nadat de eerste eisers hadden geklaagd, niet overgegaan tot terugbetaling van het lidmaatschapsgeld of is zij eisers op andere wijze tegemoet gekomen. Het belang van [eiseres sub 1] c.s. bij de handhaving van haar rechten weegt dan ook zwaarder dan het belang van [gedaagde] doordat [eiseres sub 1] c.s. niet tijdig zou hebben geklaagd.
3.19.
Ook het verweer dat [gedaagde] niet door alle eisers in gebreke is gesteld, waardoor verzuim ontbreekt en de vordering moet worden afgewezen, kan niet slagen. Voor een geslaagd beroep op misleidende handelspraktijken is verzuim immers niet vereist.
Vernietiging van de overeenkomsten
3.20.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan misleidende handelspraktijken. Dit betekent dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten met betrekking tot het [naam] -lidmaatschap op grond van 6:193j sub 3 BW vernietigbaar zijn. Daarom zal de kantonrechter de overeenkomsten vernietigen en de gevorderde verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten worden vernietigd, toewijzen. Deze vernietiging (die terugwerkende kracht heeft) brengt mee dat [gedaagde] het volledige door [eiseres sub 1] c.s. betaalde [naam] -lidmaatschapsgeld als onverschuldigd betaald moet terugbetalen. Aangezien de vordering per eiser verschilt, zal hierna worden ingegaan op de terugbetalingsverplichting van [gedaagde] per eiser.
3.21.
[eiser sub 5] , [eiser sub 13] , [eiser sub 30] , [eiser sub 23] , [eiser sub 8] , [eiseres sub 15] , [eiser sub 42] , [eiseres sub 44] , [eiseres sub 35] , [eiser sub 36] , [eiseres sub 40] , [eiser sub 33] en [eiseres sub 34] samen (hierna: [eiser sub 33] c.s.) en [eiser sub 14] en [eiseres sub 7] samen (hierna samen: [eiser sub 14] c.s.) vorderen allen terugbetaling van een bedrag van € 19.360,00 aan lidmaatschapsgeld. Ter onderbouwing van deze vorderingen heeft [eiseres sub 1] c.s. facturen in het geding gebracht. Door [gedaagde] is niet betwist dat deze eisers een bedrag van € 19.360,00 hebben betaald met betrekking tot het [naam] -lidmaatschap. Dit betekent dat [gedaagde] dan ook zal worden veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag aan deze eisers.
3.22.
[eiseres sub 3] vordert een bedrag van € 20.203,37. Om haar vordering te onderbouwen heeft [eiseres sub 1] c.s. een factuur van 15 december 2020 in het geding gebracht met betrekking tot het [naam] -lidmaatschap van € 19.360,00 inclusief btw. Ook is een factuur van 24 november 2020 met betrekking tot de [product 1] cursus overgelegd. Slechts de vordering met betrekking tot het [naam] lidmaatschap van € 19.360,00 inclusief btw is toewijsbaar. [eiseres sub 1] c.s. heeft namelijk niets gesteld om tot het oordeel te komen dat – en op grond waarvan – ook de overeenkomst met betrekking tot de [product 1] cursus vernietigbaar is of ontbonden moet worden.
3.23.
[eiser sub 4] en [eiseres sub 27] (hierna: [eiser sub 4] c.s.) vorderen een bedrag van € 18.879,63. [eiseres sub 1] c.s. heeft hiertoe een factuur van 29 mei 2020 in het geding gebracht met als omschrijving “Business Coaching”. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser sub 4] c.s. dit bedrag aan [gedaagde] heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
3.24.
[eiser sub 25] vordert een bedrag van € 20.191,58. Om zijn vordering te onderbouwen heeft [eiseres sub 1] c.s. een afschrift van af-en bijschrijving overlegd van 6 april 2021 van € 16.578,21 met als omschrijving: “factuur 20210721”, een factuur van 8 december 2020 ter hoogte van € 2.416,37 met als omschrijving: “ [product 2] ” en een factuur van 10 november 2020 ter hoogte van € 843,37 met als omschrijving: “ [product 1] ”, dit is samen een bedrag van € 19.837,95. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiser sub 25] een overeenkomst heeft gesloten met betrekking tot het [naam] -lidmaatschap. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat [eiser sub 25] hiervoor een bedrag van € 16.578,21 aan [gedaagde] heeft betaald. De vordering met betrekking tot dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Omdat door [eiseres sub 1] c.s. niet is gesteld dat – en op grond waarvan – ook de overige overeenkomsten met betrekking tot de “ [product 2] ” en de “ [product 1] ” vernietigbaar zijn of ontbonden moeten worden, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
3.25.
[eiseres sub 18] vordert een bedrag van € 2.443,37. Om haar vordering te onderbouwen heeft [eiseres sub 1] c.s. een factuur overgelegd van 5 januari 2021 ter hoogte van € 843,37 met als omschrijving: “ [product 1] ”. Ook is een afschrift van 2 maart 2021 van € 1.600,00 in het geding gebracht met als omschrijving: “Aanbetaling [naam] jaartraining”. Door [gedaagde] is niet betwist dat door [eiseres sub 18] een aanbetaling is gedaan met betrekking tot het [naam] -jaarprogramma. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 1.600,00. Omdat door [eiseres sub 1] c.s. niet is gesteld dat – en op grond waarvan – ook de overige overeenkomst met betrekking tot de “ [product 1] ” vernietigbaar is of ontbonden moet worden, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
3.26.
[eiser sub 6] en [eiser sub 24] (hierna: [eiser sub 6] c.s.), [eiseres sub 9] en [eiser sub 11] (hierna: [eiseres sub 9] c.s.), [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] (hierna: [eiser sub 2] c.s.), [eiser sub 32] en [eiseres sub 12] (hierna: [eiser sub 32] c.s.) en [eiser sub 38] vorderen een bedrag van € 17.421,58. [gedaagde] heeft niet betwist dat deze eisers een bedrag van € 17.421,58 aan [gedaagde] hebben betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
3.27.
[eiser sub 21] en [eiser sub 26] vorderen een bedrag van € 5.419,97. [gedaagde] heeft bij dupliek aangevoerd dat [eiser sub 21] en [eiser sub 26] geen [naam] lidmaatschap hebben afgesloten. [eiseres sub 1] c.s. heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit volgt dat [eiser sub 21] en [eiser sub 26] een bedrag van € 5.419,97 hebben (aan)betaald voor het [naam] -lidmaatschap. Weliswaar kan uit de verklaring van [eiser sub 21] worden afgeleid dat hij een aanbetaling zou hebben gedaan voor het [naam] -lidmaatschap, maar later in zijn verklaring geeft hij aan dat, nadat hij had aangegeven dat het [naam] -lidmaatschap teveel geld zou kosten, [E] en [eiser sub 26] de [....] heeft verkocht. Omdat door [gedaagde] bij conclusie van antwoord wordt aangevoerd dat zij zijn gestopt met het jaarprogramma en het geld aan hen is terugbetaald en dit niet door [eiseres sub 1] c.s. is betwist, heeft [eiseres sub 1] c.s. dan ook onvoldoende onderbouwd dat zij op basis van het [naam] -lidmaatschap een vordering heeft op [gedaagde] . Niet gesteld of gebleken is dat de overige door [eiser sub 21] en [eiser sub 26] aangegane overeenkomsten met betrekking tot de overige cursus(sen) met [gedaagde] vernietigbaar zijn of ontbonden moeten worden, zodat de vordering voor zover die betrekking heeft op deze cursussen moet worden afgewezen.
3.28.
[eiser sub 22] vordert een bedrag van € 19.840,37. Om zijn vordering te onderbouwing heeft [eiseres sub 1] c.s. de factuur van 26 mei 2020 van € 19.360,00 met als omschrijving: “Business Coaching” en de factuur van 8 mei 2020 van € 480,37 met als omschrijving: “ [product 1] Online” in het geding gebracht. Slechts de vordering met betrekking tot het [naam] lidmaatschap van € 19.360,00 is toewijsbaar. [eiseres sub 1] c.s. heeft namelijk niets gesteld om tot het oordeel te komen dat – en op grond waarvan – ook de overeenkomst met betrekking tot de [product 1] cursus vernietigbaar is of ontbonden moet worden.
3.29.
[eiser sub 19] vordert een bedrag van € 9.075,00. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiser sub 19] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.30.
[eiser sub 17] en [eiser sub 20] (hierna: [eiser sub 17] c.s.) vorderen een bedrag van € 17.056,16. [eiseres sub 1] c.s. heeft hiertoe een factuur van 9 december 2020 in het geding gebracht met als omschrijving “Business Coaching”. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser sub 17] c.s. dit bedrag aan [gedaagde] heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, zodat deze vordering zal worden toegewezen.
3.31.
[eiseres sub 28] vordert een bedrag van € 19.359,00. Om haar vordering te onderbouwen heeft [eiseres sub 1] c.s. een afschrijving van 7 april 2021 van € 16.915,63 met als omschrijving: “factuur 20210668 restant, ref. [nummer] ”, een afschrijving van 8 maart 2021 van € 1.600,00 met als omschrijving: “20210688 / ref [nummer] ” en een afschrift van 4 februari 2021 van € 843,37 in het geding gebracht. Facturen met betrekking tot deze betalingen zijn door [eiseres sub 1] c.s. niet in het geding gebracht. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiseres sub 28] een [naam] -lidmaatschap heeft afgesloten. Uit de omschrijvingen van de afschrijvingen van 7 april 2021 en 8 maart 2021 blijkt dat deze betrekking hebben op dezelfde factuur, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat slechts deze afschrijvingen – en niet ook de afschrijving van 4 februari 2021 – betrekking heeft op het [naam] -lidmaatschap. Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 18.515,63.
3.32.
[eiser sub 10] vordert een bedrag van € 16.941,21. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiser sub 10] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.33.
[eiser sub 29] en [eiser sub 16] (hierna: [eiser sub 29] c.s.) vorderen een bedrag van € 19.840,37. Ter onderbouwing van hun vordering heeft [eiseres sub 1] c.s. de factuur van 4 augustus 2020 van € 19.360,00 met als omschrijving: “Business Coaching” en de factuur van 4 juni 2020 van € 480,37 met als omschrijving: “ [product 1] Online” in het geding gebracht. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiser sub 29] c.s. een [naam] -lidmaatschap heeft afgesloten. Slechts de vordering met betrekking tot het [naam] lidmaatschap van € 19.360,00 is toewijsbaar. [eiseres sub 1] c.s. heeft namelijk niets gesteld om tot het oordeel te komen dat – en op grond waarvan – ook de overeenkomst met betrekking tot de [product 1] cursus vernietigbaar is of ontbonden moet worden.
3.34.
[eiseres sub 31] vordert een bedrag van € 18.516,63. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiseres sub 1] c.s. de factuur van 30 maart 2021 van € 18.516,63 met als omschrijving: “Training” in het geding gebracht. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres sub 31] een [naam] -lidmaatschap heeft afgesloten. Evenmin is door [gedaagde] betwist dat deze factuur ziet op het [naam] -lidmaatschap, zodat de vordering van [eiseres sub 31] zal worden toegewezen.
3.35.
[eiseres sub 43] vordert een bedrag van € 16.578,21. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiseres sub 43] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.36.
[eiser sub 37] vordert een bedrag van € 18.150,00. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiser sub 37] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.37.
[eiseres sub 39] vordert een bedrag van € 19.837,00. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiseres sub 39] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.38.
[eiseres sub 41] vordert een bedrag van € 19.965,00. Door [gedaagde] is niet betwist dat [eiseres sub 41] dit bedrag aan haar heeft betaald ten behoeve van het [naam] -lidmaatschap, waardoor deze vordering zal worden toegewezen.
3.39.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft [eiseres sub 1] c.s. geen belang meer bij de bespreking van haar beroep op dwaling, bedrog en wanprestatie. Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, leidt evenmin tot een ander oordeel en behoeft daarom ook geen bespreking.
Wettelijke (handels)rente
3.40.
[eiseres sub 1] c.s. vordert primair wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Zoals overwogen in rechtsoverweging 3.2 moet [eiseres sub 1] c.s. worden aangemerkt als consument, zodat geen sprake is van een handelsovereenkomst. Dit betekent dat de wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is. Daarom is de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van toepassing. [eiseres sub 1] c.s. heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan de wettelijke rente reeds verschuldigd zou zijn vanaf het moment van incassering door [gedaagde] van de lidmaatschapsgelden, zodat deze zal worden toegewezen vanaf het moment van dagvaarding c.q. vanaf het moment van voeging.
Proceskosten
3.41.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van [eiseres sub 1] c.s. worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 125,09
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde €
1.994,00(2 punten x tarief € 997,00)
Totaal € 2.626,09
3.42.
De door [eiseres sub 1] c.s. gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten zijn toewijsbaar als bij de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart voor recht dat de tussen [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] gesloten overeenkomsten met betrekking tot het [naam] -lidmaatschap worden vernietigd;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 5] , [eiser sub 13] , [eiser sub 30] , [eiser sub 23] , [eiser sub 8] , [eiseres sub 15] , [eiser sub 22] , [eiser sub 33] c.s., [eiser sub 14] c.s. en [eiseres sub 3] te betalen een bedrag van € 19.360,00 (in totaal 10 keer € 19.360,00) te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 42] , [eiseres sub 44] , [eiseres sub 35] , [eiser sub 36] , [eiseres sub 40] te betalen een bedrag van € 19.360,00 (in totaal 5 keer € 19.360,00) te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 4] c.s. te betalen een bedrag van € 18.879,63 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 25] te betalen een bedrag van € 16.578,21 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 18] te betalen een bedrag van € 1.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 6] c.s., [eiseres sub 9] c.s., [eiser sub 2] c.s. en [eiser sub 32] c.s. te betalen een bedrag van € 17.421,58 (in totaal 4 keer € 17.421,58) te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.8.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 38] te betalen een bedrag van € 17.421,58 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.9.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 19] te betalen een bedrag van € 9.075,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.10.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 17] c.s. te betalen een bedrag van € 17.056,16 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.11.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 28] te betalen een bedrag van € 18.515,63 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.12.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 10] te betalen een bedrag van € 16.941,21 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.13.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 29] c.s. te betalen een bedrag van € 19.360,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.14.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 31] te betalen een bedrag van € 18.516,63 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 oktober 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
4.15.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 43] te betalen een bedrag van € 16.578,21 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.16.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 37] te betalen een bedrag van € 18.150,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.17.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 39] te betalen een bedrag van € 19.837,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.18.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 41] te betalen een bedrag van € 19.965,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 30 maart 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
4.19.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. begroot op € 2.626,09, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.20.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
4.21.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.22.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022.