ECLI:NL:RBMNE:2022:5781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/4002
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 28 december 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen over haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres stelt dat zij geen tijdige uitbetaling van de aan haar toegekende dwangsom heeft ontvangen en dat het lang duurt om een zaakbehandelaar toegewezen te krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingediend bij de rechtbank Amsterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland, de bevoegde rechtbank voor deze zaak. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, omdat dit in deze zaak niet nodig is.

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiseres in haar beroepschrift duidelijk heeft gemaakt dat zij een besluit wil ontvangen op haar aanvraag van 17 december 2020. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn is overschreden en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder dit binnen twaalf weken moet doen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.

Eiseres vraagt ook om uitbetaling van de dwangsom, maar de rechtbank stelt dat zij geen mogelijkheden heeft om verweerder te verplichten tot uitbetaling, aangezien dit een feitelijke handeling is en geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om uiterlijk 16 januari 2023 een beslissing bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4002

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd de aan haar toegekende dwangsom heeft uitbetaald en omdat het lang duurt om een zaakbehandelaar toegewezen te krijgen.
Op 24 oktober 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Het beroep is ingediend bij de rechtbank Amsterdam, die het vervolgens heeft doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland. Deze laatste rechtbank is namelijk de bevoegde rechtbank om op het beroep van eiseres te beslissen. [1]
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [3] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [4]
4. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb waartegen is opgekomen. Eiseres is het er niet mee eens dat het zo lang duurt om een persoonlijk zaakbehandelaar toegewezen te krijgen. Dit is geen besluit als hiervoor bedoeld.
5. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiseres heeft in haar beroepschrift weliswaar slechts opgemerkt dat zij het er niet mee eens dat het lang duurt voordat zij een zaakbehandelaar krijgt toegewezen, maar het is de rechtbank voldoende duidelijk dat het er haar om gaat om een besluit te krijgen op haar aanvraag van 17 december 2020 om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. De rechtbank ziet hiervoor aanknopingspunten omdat eiseres verweerder in gebreke heeft gesteld voorafgaande aan haar beroep. Daarom behandelt de rechtbank dit beroep als zodanig.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 17 februari 2022, ontvangen door verweerder op 25 februari 2022, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 26 augustus 2022, beroep ingesteld.
7. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
8. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [5]
9. De rechtbank is van oordeel dat de beslistermijn van twee weken voor verweerder te kort is, gezien het grote aantal aanvragen en de complexiteit van de herbeoordelingen en verweerders uitleg over het besluitvormingsproces. Volgens de rechtbank is sprake van een bijzonder geval.
10. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van de termijn van twaalf weken af te wijken. Verweerder moet daarom uiterlijk 16 januari 2023 een beslissing bekendmaken. Om te voorkomen dat verweerder een rechterlijke dwangsom verbeurt zonder dat hij daaraan iets kan doen, bepaalt de rechtbank dat de termijn van twaalf weken wordt verlengd met de periode die eiseres de termijn van zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt.
12. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
13. Eiseres vraagt de rechtbank om te bepalen dat verweerder de dwangsom moet uitbetalen, omdat dat nog steeds niet is gebeurd. De rechtbank overweegt dat zij binnen haar bevoegdheden in dit beroep geen mogelijkheden heeft om verweerder te verplichten tot uitbetaling van de toegekende dwangsom. Het uitbetalen van een toegekende dwangsom is namelijk een feitelijke handeling en niet een besluit in de zin van de Awb. Als verweerder de dwangsom niet betaalt, zal eiseres zich moeten wenden tot de civiele rechter.
Griffierecht
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 16 januari 2023 alsnog een besluit bekend te maken met dien verstande dat deze termijn wordt geacht verlengd te zijn met de periode die eiseres de zes weken voor het indienen van een zienswijze bij verweerder overschrijdt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.