ECLI:NL:RBMNE:2022:577

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3695 en UTR 21/3696 en UTR 21/3697 en UTR 21/3928
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot erfdeel en Trustbelastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 februari 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken van eisers die zich richtten tot de Trustbelastingdienst. Eisers stelden dat zij recht hadden op een erfdeel van € 1.500.000,- uit een geboortetrust, gebaseerd op een arrest van de Hoge Raad van de Kinderen. De rechtbank oordeelde dat de Trustbelastingdienst geen bestaand bestuursorgaan is en dat de verzoeken van eisers niet gericht waren aan een bevoegd bestuursorgaan, maar aan een postbusnummer van de Belastingdienst. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen.

Eisers hadden eerder beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun verzoeken, waaronder een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank merkte op dat de verzoeken niet konden worden aangemerkt als aanvragen om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van recht, maar dat de verzoeken niet konden leiden tot een rechtsgevolg, omdat de Trustbelastingdienst niet als bestuursorgaan kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat de brieven van eisers geen besluiten waren waartegen bezwaar kon worden gemaakt.

De rechtbank besloot dat de eisers geen aanspraak konden maken op het erfdeel en dat de verzoeken niet tijdig waren behandeld, omdat er geen rechtsgevolg aan verbonden was. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de voorzieningenrechter en de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers beroepen: UTR 21/3695 en UTR 21/3696 en UTR 21/3697 en UTR 21/3928 en UTR 21/4610 en UTR 21/4613 en UTR 21/4615 en UTR 21/4618 en UTR 22/93 en UTR 22/94 en UTR 22/336 en UTR 22/525
zaaknummers voorlopige voorzieningen: UTR 22/297 en UTR 22/303 en UTR 22/302 en UTR 22/334 en UTR 22/319 en UTR 22/325
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank en de voorzieningenrechter van 11 februari 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[eiser/verzoeker 1] , uit [woonplaats] , eiser en verzoeker,

[eiser/verzoeker 2] ,uit [woonplaats] , eiser en verzoeker,
[eiseres/verzoekster 1], uit [woonplaats] , eiseres en verzoekster,
[eiser 1], uit [woonplaats] , eiser,
[eiser 2], uit [woonplaats] , eiser,
[eiser/verzoeker 3], uit [woonplaats] , eiser en verzoeker,
[eiseres/verzoekster 2] ,uit [woonplaats] , eiseres en verzoekster,
[eiseres/verzoekster 3] ,uit [woonplaats] , eiseres en verzoekster,
[eiseres], uit | [woonplaats] , eiseres,
[eiser 3]uit [woonplaats] , eiser,
[eiser 4], uit [woonplaats] , eiser,
[eiser 5] ,uit [woonplaats] , eiser,
eisers/verzoekers
en

Belastingdienst, verweerder

en
de Staatssecretaris van Financiën, verweerder,
verweerders,
(gemachtigden: mr. L. Woudenberg en mr. S.A.J.T. Hoogendoorn).

Procesverloop

Op en vanaf 14 augustus 2021 hebben eisers bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op twee door hen ingediende verzoeken bij verweerders, waarvan één verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verzoekers hebben op en vanaf 24 januari 2022 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eisers en verzoekers worden hierna als eisers aangeduid.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022, waarbij de zaken gevoegd zijn behandeld. Eisers zijn verschenen met uitzondering van [eiseres] . Namens eisers heeft [eiser/verzoeker 1] het woord gevoerd. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de beroepen.

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de verzoeken om voorlopige voorziening.

Overwegingen

1. Eisers zijn van mening dat zijn recht hebben op een erfdeel van € 1.500.000,- uit een geboortetrust. Dit recht blijkt volgens hen uit het exoneratie-arrest van de Hoge Raad van de Kinderen van 8 december 2020. Op grond van dat arrest hebben eisers de Trustbelastingdienst verzocht om uitvoering te geven aan hun beneficiaire aanvaarding van dat erfdeel door het ondertekenen en voorzien van een stempel van de algemene volmacht, waarmee de procedure om de erfenis tot uitkering te laten komen in gang wordt gezet. Zij hebben daartoe documenten toegestuurd aan de Trustbelastingdienst. De brieven zijn gestuurd naar een postbusnummer van de Belastingdienst in Heerlen. Ook hebben eisers een Wob-verzoek ingediend om duidelijk te krijgen wie verantwoordelijk is voor het beantwoorden van hun brieven. Verweerders hebben die brieven voor het eerst na het instellen van de beroepen en het indienen van de verzoeken beantwoord. Verweerders hebben op 3 februari 2022 een brief aan eisers gestuurd met de volgende inhoud:
“Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw brief op 22 juni 2021. Wij nemen uw brief voor kennisgeving aan. Dit betekent dat wij niets met uw brief zullen doen.”
Misbruik van recht?
2. Verweerders stellen zich op het standpunt dat sprake is van misbruik van recht door het verzoek en het Wob-verzoek in te dienen. Verweerders wijzen er daarbij op dat binnen een relatief kort tijdsbestek tenminste 7900 nagenoeg identieke brieven zijn ontvangen van ongeveer 4900 personen. Eisers betwisten dat zij misbruik maken van het recht en vinden dat verweerders in ieder geval moeten reageren op hun verzoeken.
3. De rechtbank stelt voorop dat van misbruik van recht pas sprake is als er zwaarwichtige gronden voor zijn. Die zijn onder meer aanwezig als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
4. De rechtbank is van oordeel niet is gebleken dat sprake is van misbruik van recht. Het doel dat eisers nastreven is dat zij een reactie van verweerders krijgen op hun verzoeken. De rechtbank is van oordeel dat het instellen van beroep of het vragen van informatie om daar duidelijkheid over te krijgen onder vermelding van de Wob, geen gebruik van deze middelen is zonder redelijk doel en ook niet dat dit getuigt van kwade trouw. De rechtbank gaat daarom uit van de goede trouw van eisers.
Het verzoek aan de Trustbelastingdienst
5. De rechtbank merkt op dat de verzoeken van eisers gericht zijn aan de Trustbelastingdienst. Dat is geen bestaand bestuursorgaan. De verzoeken zijn geadresseerd aan een postbusnummer van de Belastingdienst, dat wel een bestuursorgaan is. Gelet op de adressering gaat de rechtbank ervan uit dat eisers beoogd hebben om de Belastingdienst als bestuursorgaan aan te schrijven.
6. Eisers hebben gesteld dat het gebruikte postbusnummer eigenlijk van het Trustfonds (of Trustbelastingdienst) is en wordt beheerd door het bestuur van het Trustfonds, dat bestaat uit de Koning, de vice-president van de Raad van State en de minister-president, als CEO van de handelsonderneming Nederland. Eisers hebben daaraan toegevoegd dat de post die aan dat postbusnummer wordt gestuurd, door een koerier naar dit bestuur van het Trustfonds wordt gebracht. Verweerders zijn volgens eisers daarom niet bevoegd in deze zaken. Deze stellingen zijn echter niet onderbouwd. De rechtbank vindt het daarnaast ook niet aannemelijk dat het gestelde Trustfonds bestaat en schuilgaat achter het postbusnummer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerders de juiste bestuursorganen zijn in deze procedures.
Beroep niet tijdig beslissen op verzoek
7. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat bij de rechtbank beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ook kan op grond van artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen beroep worden ingesteld als het gaat om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking in de zin van de belastingwetgeving. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt in artikel 6:2 van de Awb met een besluit gelijkgesteld.
8. Hetzelfde geldt op grond van artikel 8:81 van de Awb voor het indienen van een verzoek bij de voorzieningenrechter: dat kan alleen als er sprake is van een besluit. Daarom beoordeelt de rechtbank als eerste of eisers aan verweerders hebben gevraagd om een besluit te nemen.
9. Daarvan is geen sprake. De brieven waarin de Trustbelastingdienst verzocht wordt om handelingen te verrichten om de beneficiaire aanvaarding van het gestelde erfdeel uit de geboortetrust zeker te stellen, kunnen niet worden aangemerkt als aanvragen om een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb te nemen. Een besluit is in dat artikel omschreven als een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dat laatste betekent dat er sprake moet zijn van een rechtsgevolg: er moet sprake zijn van een verandering in de wereld van het recht.
Daarvan is in geen sprake omdat eisers stellen dat hun aanspraak berust op een arrest van de Hoge Raad van de Kinderen van 8 december 2020. Dat is echter een niet bestaand rechterlijk college, zoals door eisers op zitting is erkend, maar een particulier initiatief. Dat arrest heeft daarom geen betekenis voor het geldende recht en kan ook geen aanspraken tegenover de overheid in het leven roepen. Het verzoek kan verder niet in verband worden gebracht met enige aanspraak die eisers op grond van het (belasting)recht zouden kunnen hebben. Er bestaat geen wettelijke regeling over een geboortetrust, zoals eisers die voor ogen hebben. Zij hebben dus ook geen financiële aanspraak van € 1.500.000,- op die geboortetrust en al helemaal niet op enige uitkering van verweerders of enig ander overheidsorgaan.
10. Omdat de brief van eisers niet gericht kan zijn op het nemen van een besluit, is er ook geen sprake van het niet tijdig beslissen van verweerders dat op grond van artikel 6:2 van de Awb gelijkgesteld wordt met zo’n besluit. Op grond van artikel 8:1 van de Awb is de rechtbank onbevoegd van het beroep kennis te nemen. De voorzieningenrechter is in het verlengde daarvan op grond van artikel 8:81 van de Awb onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Beroep niet tijdig beslissen op Wob-verzoek
11. De brief die door eisers als Wob-verzoek wordt bestempeld is geen verzoek als bedoeld in artikel 3 van de Wob maar een algemeen informatieverzoek. Daarop hoeft niet binnen de wettelijke termijnen van de Wob te worden beslist. Zowel uit de aard als inhoud van het verzoek van eisers is op te maken dat het hen niet te doen is om openbaarmaking. Eisers wensen informatie te krijgen over de wijze waarop met hun Algemene Volmacht omgegaan is en wie daarvoor verantwoordelijk is. Er wordt niet gevraagd om informatie vervat in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, maar slechts om een nadere toelichting. Het verzoek is op grond van de aard en inhoud daarom aan te merken als een verzoek aan verweerders om een feitelijke handeling te verrichten, namelijk het beantwoorden van de vraag om informatie. Omdat de brief van eisers niet gericht is op het nemen van een besluit op grond van de Wob, is er ook geen sprake van het niet tijdig beslissen van verweerders dat op grond van artikel 6:2 van de Awb gelijkgesteld wordt met zo’n besluit. Op grond van artikel 8:1 van de Awb is de rechtbank onbevoegd van het beroep kennis te nemen. De voorzieningenrechter is in het verlengde daarvan op grond van artikel 8:81 van de Awb onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Beantwoording brieven door de Belastingdienst
12. De rechtbank overweegt ten slotte nog het volgende. Eisers hebben van verweerders een ontvangstbevestiging ontvangen van hun brieven uit 2021. Die ontvangstbevestiging is gedateerd op 3 februari 2022. In die brief staat dat verweerders de brieven voor kennisgeving aannemen en dat dat betekent dat de belastingdienst niets met de brieven zal doen. Eerder is door de rechtbank overwogen dat de brieven van eisers geen aanvragen zijn om een besluit te nemen. Dat betekent ook dat verweerders brieven van 3 februari 2022 geen besluiten zijn waartegen eisers bezwaar kunnen maken of beroep kunnen instellen.
13. De rechtbank begrijpt het dat eisers niet tevreden zijn over de manier waarop verweerders met hun brieven zijn omgegaan. Zij hebben lange tijd geen enkele reactie van verweerders ontvangen en hebben ook telefonisch geen informatie gekregen. Het had op de weg van verweerders gelegen om eerder te reageren, zoals van een bestuursorgaan mag worden verwacht, ook al hebben de verzoeken niets te maken met het geldende recht.
Proceskosten
14. De rechtbank ziet geen reden om verweerders op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van eisers.
15. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2022 door mr. J.J. Catsburg, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier.
griffier
De (voorzieningen) rechter is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.