ECLI:NL:RBMNE:2022:5696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
10018333 \ UC EXPL 22-5048
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur door advocaat

In deze civiele procedure vordert [eiseres], vertegenwoordigd door mr. T. Hitzert, betaling van een onbetaalde factuur van € 2.817,50 van 4 december 2020, die [gedaagde] niet heeft voldaan. [gedaagde] heeft de eerste factuur wel betaald, maar betwist de tweede factuur en stelt dat de kantonrechter onbevoegd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voldoende heeft aangetoond dat zij de bezwaren van [gedaagde] via de kantoorklachtenregeling heeft behandeld, waardoor de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer tegen de factuur en dat de werkzaamheden van [eiseres] redelijk zijn. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de hoofdsom, wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10018333 \ UC EXPL 22-5048
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
[eiseres] h.o.d.n. [handelsnaam],
kantoorhoudende in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T. Hitzert,
tegen
de stichting
[gedaagde],
statutair gevestigd in [plaats 2] (gemeente [gemeente] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van repliek met productie 9,
- de conclusie van dupliek met 1 bijlage.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] in 2020 als advocaat bijgestaan in een gerechtelijke procedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2.2.
[eiseres] heeft [gedaagde] in dat kader twee facturen gestuurd. De eerste factuur heeft [gedaagde] betaald. De tweede factuur heeft [gedaagde] niet betaald. Het betreft de factuur van 4 december 2020 met factuurnummer 100207 voor een bedrag van € 2.817,50.
2.3.
[eiseres] vordert in deze procedure betaling van de factuur van 4 december 2020, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 18 december 2020 tot de voldoening. [eiseres] vordert ook dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten aan haar betaalt.
2.4.
[gedaagde] stelt in de eerste plaats dat de kantonrechter onbevoegd is om de vorderingen van [eiseres] te behandelen. Daarnaast wil [gedaagde] de factuur niet betalen, omdat hij – kort gezegd – vindt dat [eiseres] te veel uren in rekening heeft gebracht. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter
3.1.
Volgens [gedaagde] is de kantonrechter vooralsnog niet bevoegd om kennis te nemen van deze zaak, omdat die eerst moet worden behandeld conform de kantoorklachtenregeling van [eiseres] . [eiseres] heeft echter voldoende onderbouwd dat zij [gedaagde(-s)] bezwaren tegen de factuur eerst via de kantoorklachtenregeling heeft behandeld. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen.
Inhoud facturen
3.2.
[gedaagde] stelt dat in de factuur van 4 december 2020 de volgende posten ten onrechte zijn gefactureerd:
  • totaal 6 uur onderzoek en bestudering op 6, 13 en 16 oktober 2020, omdat die uren al in rekening zijn gebracht met de factuur van 21 december 2019,
  • 2 uur zitting op 23 oktober 2020, omdat de zitting 2 uur duurde en niet (de gefactureerde) 4 uur,
  • 2 uur reistijd, omdat [eiseres] in die tijd aan een ander dossier kon werken.
3.3.
Ten aanzien van de laatste twee genoemde posten, de zitting en de reistijd, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zijn verweer tegen die posten onvoldoende heeft onderbouwd. Hij betwist die posten slechts in algemene zin en dat is niet genoeg.
3.4.
[eiseres] heeft daarnaast voldoende onderbouwd dat de 6 uur die zij op 6, 13 en 16 oktober 2020 aan het dossier heeft besteed, bestonden uit andere werkzaamheden dan die zij in rekening heeft gebracht met de factuur van 21 december 2019. De laatstgenoemde factuur zag op werkzaamheden in 2019. Het ging toen om het opstellen, afstemmen, redigeren en indienen van zowel de memorie van grieven alsook de memorie van antwoord in oppositie. De werkzaamheden in 2020 bestonden uit het opstellen en indienen van een akte, het voorbereiden van de zitting en het opstellen van de pleitnota. Het aantal uren dat [eiseres] aan deze werkzaamheden heeft besteed, komt de kantonrechter niet onredelijk voor.
Conclusie
3.5.
[gedaagde] moet de factuur van 4 december 2020 van [eiseres] aan haar betalen. De gevorderde hoofdsom van € 2.817,50 wordt toegewezen. Hij is daarnaast de wettelijke handelsrente over de hoofdsom verschuldigd met ingang van de vervaldatum van de factuur, te weten 18 december 2020, tot de voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 406,75. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Deze vordering is toewijsbaar.
Proceskosten
3.7.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
436,00
(2 punten × € 218,00)
Totaal
783,33
3.8.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.817,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 december 2020, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 783,33,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 109,00 aan salaris gemachtigde,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam en in het openbaar uitgesproken op
14 december 2022.