ECLI:NL:RBMNE:2022:5678

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
07.620193.06
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die in 2008 ter beschikking is gesteld na een veroordeling voor moord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij gelet op het verlengingsadvies van de inrichting, waaruit blijkt dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis, en dat er een hoog recidiverisico is bij beëindiging van de maatregel. De betrokkene heeft een afwerende houding ten opzichte van behandeling en begeleiding, wat heeft geleid tot impasses in zijn verblijf in de tbs-klinieken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan de juistheid van het advies te twijfelen en dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, afgewezen, omdat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn voor beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de maatregel met twee jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 07/620193-06 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 23 december 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats 1] te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juni 2008 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege vanwege moord;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 5 januari 2011;
  • de beslissing van deze rechtbank van 28 december 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 mei 2021, waarbij de beslissing van de rechtbank van 28 december 2020 is bevestigd;
  • de vordering van de officier van justitie van 23 november 2022, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 24 november 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats 1] van 28 oktober 2022, opgemaakt door E.P.M.T. Brouns (Plv. hoofd van de instelling, directeur patiëntenzorg en psychiater) en W.J.P. Gaertner (GZ-psycholoog, behandelcoördinator [verblijfplaats 2] ), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 7 september 2020 tot en met 7 september 2022;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 12 december 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. A.A. Nieli;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam;
- de aan de kliniek verbonden deskundige, drs. W.J.P. Gaertner.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. Dit advies houdt, kort weergegeven, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en dwangmatige persoonlijkheidstrekken. Tevens is er sprake van verslavingsproblematiek welke binnen de huidige setting in remissie is. Ook is er sprake van een verstandelijke beperking.
Door zijn afwerende houding voor behandeling en samenwerking heeft zijn verblijf in de tbs-klinieken steeds tot impasses geleid. Dit heeft erin geresulteerd dat betrokkene sinds februari 2019 binnen de [verblijfplaats 2] van [verblijfplaats 1] verblijft. De hoop is dat hier de ruimte kan worden gecreëerd voor een verandering in opstelling van betrokkene waardoor er op termijn wellicht mogelijkheden zijn voor het zetten van stappen voorwaarts. Ook binnen de [verblijfplaats 2] is echter de dynamiek zichtbaar die in het verleden tot impasses heeft geleid. Hij is niet intrinsiek gemotiveerd voor behandeling en begeleiding en hij houdt gesprekken zo veel mogelijk af. Er is (nog) geen sprake van een constructieve samenwerkingsrelatie. Betrokkene heeft een vertekend beeld van de realiteit. Dat is een voedingsbodem voor conflicten. Betrokkene eist bijvoorbeeld dat hij binnen een jaar geresocialiseerd is, terwijl een begeleid verlofkader nog onverantwoord wordt geacht door de inrichting. Hij heeft geen zicht op zijn beperkingen en de risicofactoren. Bij beëindiging van de tbs-maatregel wordt het recidiverisico op hoog geschat.
Voor de komende periode wordt gehoopt dat er tot een samenwerkingsrelatie gekomen kan worden en dat vrijheden uitgebreid kunnen worden.
De inrichting heeft geadviseerd om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen. Deze tijd wordt minimaal nodig geacht om zicht te krijgen op doorstroommogelijkheden. In augustus 2022 is geadviseerd om de LFPZ -status met twee jaar te verlengen.
De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
De LFPZ -status is onlangs verlengd met twee jaar. De eerste stap die nu gezet moet worden is toewerken naar begeleid verlof. Het aantal personen waarmee betrokkene samenwerkt, moet vergroot worden, zodat er meer personen zijn die betrokkene kunnen begeleiden op verlof. Het behandelteam past zich zo goed mogelijk aan betrokkene aan om voor hem een zo goed mogelijke omgeving te creëren. Betrokkene doet veel vanuit goede intenties, maar die moeten wel goed geïnterpreteerd en beoordeeld worden door het team om te bezien of er geen achterliggende gedachten bij zitten. Er wordt volop aan implementatie van de adviezen van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) gewerkt. De afgelopen maanden heeft betrokkene minder bedreigende uitspraken gedaan. De kernproblematiek bestaat wel nog steeds en het recidiverisico is hoog.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen, omdat het gevaar ten onrechte aanwezig wordt geacht en onvoldoende onderbouwd is. De terbeschikkingstelling dient dan beëindigd te worden.
Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar. Daartoe is aangevoerd dat het verlengingsadvies vooral lijkt uit te gaan van gebeurtenissen van vóór 2022. De negatieve inhoud van het rapport komt niet overeen met de meer positieve toon in de wettelijke aantekeningen over de periode 4 januari 2022 tot 7 september 2022. De conclusie dat er sprake is van een recidiverisico, van gevaar wordt door de verdediging betwist. Als een verlengingszitting in zicht komt, wordt er door de inrichting wat harder gewerkt. Er moet in het komende jaar toegewerkt worden naar de voorwaardelijke beëindiging.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juni 2008 veroordeeld voor moord.
De rechtbank heeft in de verlengingsbeslissing van 23 december 2016 overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een verstandelijke beperking, een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en dwangmatige persoonlijkheidstrekken en verslavingsproblematiek welke binnen de huidige setting in remissie is.
Door de raadsman is betwist dat er nog sprake is van een recidiverisico. Hoewel de rechtbank in de laatste wettelijke aantekeningen duidelijk ziet dat steeds meer dingen goed gaan bij betrokkene, kan hieruit niet worden afgeleid dat betrokkene geen gevaar meer is voor zichzelf of zijn omgeving. Dat er de afgelopen tijd geen gevaarlijke situaties meer zijn geweest komt (mede) doordat de hele omgeving waar betrokkene zich in bevindt, zich aanpast aan hem, conform het advies van het CCE.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en de deskundige en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat betrokkene nog altijd een afwerende houding voor behandeling en begeleiding heeft en er daardoor geen samenwerkingsrelatie is ontstaan. Er is een aanvraag gedaan voor het verlengen van de LFPZ -status met twee jaar, welke is verleend.
De komende periode zal verder geprobeerd worden om deze samenwerkingsrelatie wel te laten ontstaan en te zien of uitbreiding van vrijheden mogelijk is door middel van begeleid verlof.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding binnen de termijn van een jaar een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Mr. H. den Haan is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.