ECLI:NL:RBMNE:2022:5666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
16/226160-22 (hoofdzaak) en 05/126281-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en mishandeling met gevangenisstraf

Op 27 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken en mishandeling. De zaak werd behandeld in de zittingsplaats Utrecht, waar de verdachte aanwezig was tijdens de inhoudelijke behandeling op 13 december 2022. De officier van justitie, mr. J. Boon, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.G.M. Dassen. De verdachte werd beschuldigd van zes strafbare feiten, waaronder twee woninginbraken, waarvan één in vereniging, en twee keer medeplichtigheid daaraan. Daarnaast was er een aanklacht van mishandeling van een slachtoffer in Arnhem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de woninginbraken, waarbij DNA-bewijs werd gepresenteerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, maar vond hem schuldig aan de woninginbraken en de mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/226160-22 (hoofdzaak) en 05/126281-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022. Op deze datum is de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. Juridisch gezien is dus sprake van een procedure op tegenspraak.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. J. Boon, en van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De behandeling van de strafzaak tegen verdachte vond gelijktijdig plaats, maar niet gevoegd, met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (16/005292-22).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van zes strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlasteleggingen. Deze tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
16/226160-22
Feit 1:
in of omstreeks de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit deze woning een kluis (met daarin sieraden, waardedocumenten en/of wapens) heeft weggenomen.
Feit 2:
primair: in of omstreeks de periode van 22 januari 2022 tot en met 25 januari 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft geprobeerd om in te breken in een woning aan de [adres] door een klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn en/of door een kei tegen de ruit van de deur te gooien/te slaan;
subsidiair:de medeplichtigheid daaraan
Feit 3:
in of omstreeks de periode van 25 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit deze woning een horloge heeft weggenomen.
Feit 4:
primair: in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft geprobeerd om in te breken in een woning aan de [adres] door een klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn en/of met een breekvoorwerp te wrikken in de sluitnaad tussen het raam en het raamkozijn en/of een steen door een ruit van die woning te gooien/de ruit te vernielen;
subsidiair: de medeplichtigheid daaraan
Feit 5:
primair: in of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit deze woning een hoeveelheid sierraden heeft weggenomen;
subsidiair: de medeplichtigheid daaraan.
05/126281-22
Feit 1:
op 22 mei 2022 in Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door hem eenmaal tegen het gezicht/het hoofd te slaan.

3.VOORVRAGEN

Aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 2 primair en subsidiair (dagvaarding met parketnummer 16/226160-22). In haar tweede termijn heeft de officier van justitie medegedeeld dat de raadsman terecht heeft bepleit dat een proces-verbaal van het forensische onderzoek aan de woning aan de [adres] in [woonplaats] ontbreekt. De officier van justitie vindt dat bij een dergelijke stand van zaken de
chain of evidenceis doorbroken, nu niet kan worden vastgesteld dat het bij de woning aangetroffen takje, hetzelfde takje betreft als het takje dat door het NFI is onderzocht op de aanwezigheid van DNA-materiaal.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de overige feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/226160-22 wettig en overtuigend te bewijzen zijn. Daartoe heeft de officier van justitie -kort gezegd- aangevoerd dat in alle zaken DNA van verdachte werd aangetroffen, te weten op de weggenomen kluis (feit 1), op een in een woning aangetroffen kei (feit 3) en op de tussen de voordeur en het deurkozijn aangetroffen takjes (feit 4 en feit 5). Gelet op de
modus operandidie bij het plegen van de diefstallen wordt gehanteerd, maakt de officier van justitie gebruik van schakelbewijs.
Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het feit op de dagvaarding met parketnummer 05/126281-22 wettig en overtuigend te bewijzen is, gelet op de eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/226160-22. Daartoe heeft de raadsman -kort gezegd- aangevoerd dat in geen van de gevallen kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk in de desbetreffende woning is geweest. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de kluis uit de woning heeft gehaald, de kei heeft gebruikt om zich de toegang tot de woning te verschaffen (c.q. gepoogd heeft zich toegang tot de woning te verschaffen) of de takjes tussen de voordeur en het deurkozijn heeft geplaatst. Reeds hierom vraagt de raadsman aan de rechtbank om verdachte vrij te spreken van feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 primair en feit 5 primair.
Indien en voor zover de rechtbank aanneemt dat verdachte wel degene is geweest die de takjes tussen de voordeur en de deurpost heeft geplaatst, is dit -in de visie van de raadsman- een handeling van dusdanig beperkte aard dat de rol van verdachte geen enkele betekenis had, althans dat deze bijdrage van onvoldoende gewicht was om te kunnen spreken van strafbare medeplichtigheid. De raadsman heeft dan ook aan de rechtbank verzocht dat zij verdachte vrijspreekt van feit 2 subsidiair, feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair.
De raadsman heeft bepleit dat geen gebruik kan worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie, nu geen sprake is van een bijzondere
modus operandi.
Zoals reeds hierboven aangegeven, heeft de raadsman specifiek ten aanzien van feit 2 gewezen op de onderbroken
chain of evidence, zodat om deze reden verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2.
Ten aanzien van het feit op de dagvaarding met parketnummer 05/126281-22 heeft de raadsman verklaard zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank stelt vast dat uit het strafdossier niet volgt dat het door het NFI onderzochte takje, met SIN-nummer AAPH1501NL, hetzelfde takje betreft dat op 25 januari 2022 is aangetroffen tussen de voordeur en het deurkozijn van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Nu daarmee de mogelijkheid bestaat dat een ander takje aan onderzoek is onderworpen, zal de rechtbank de onderzoeksbevindingen omtrent dit takje niet gebruiken voor het bewijs. Bij die stand van zaken komt de rechtbank -met de officier van justitie en de raadsman- tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de poging tot inbraak in de woning aan de [straat] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 2 primair en subsidiair.
Het bewijs
Ten aanzien van 16/226160-22 [1]
Met betrekking tot feit 1
Op 8 januari 2022 heeft [aangever 1] ten overstaan van verbalisanten van de politie -onder meer- het volgende verklaard. [2]
Op vrijdag 7 januari 2022, omstreeks 06.15 uur, kregen wij een telefoontje van onze buurman met de mededeling dat er zojuist was ingebroken in onze woning. [..] Ik begreep toen ook dat mijn wapenkluis was ontvreemd. [..] Ik heb gezien dat er braakschade zat aan een draairaam boven de erker aan de voorzijde van de woning en ook braakschade aan het badkamer raam aan de voorzijde. Mijn wapenkluis stond in de kelder en was middels keilbouten aan de muur bevestigd. In mijn kluis stonden twee geweren. Tevens lag er ook de bijbehorende munitie in. Naast de wapens en munitie lagen er ook sieraden, waardepapieren en geld in de kluis.
De buurman van aangever heeft een verklaring als getuige afgelegd en heeft ten overstaan van de verbalisanten -onder meer- het volgende verklaard. [3]
Op vrijdag 7 januari 2022, omstreeks 5.15 uur, hoorde ik harde bonken. [..] Het geluid klonk alsof er iets geforceerd werd. [..] Ik zag dat er toen drie man met een zwaar voorwerp van de oprit af van huisnummer [huisnummer] kwamen. Deze mannen tilde een zwaar voorwerp, dit kon ik zien omdat de mannen moeite hadden met tillen.
In een over het forensisch onderzoek aan de plaats delict opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt -onder meer- het volgende te lezen. [4]
Op vrijdag 7 januari 2022 zou naar aanleiding van een inbraak op het adres [adres] te [woonplaats] , de buren hebben gezien dat er goederen uit de woning naar een auto werden gebracht. Hierop is de politie gebeld waarna de collega's de auto met daarin een kluis hebben aangetroffen. Deze kluis is afkomstig uit de woning waar de inbraak plaats heeft gevonden.
[..]
Biologische sporen
SIN: AAPD3597NL
Plaats veiligstellen: Zij- en voorkant dragers-zijde onderkant kluis
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek gedaan aan het veiliggestelde spoor. In de over dit onderzoek opgemaakte rapportage valt -onder meer- het volgende te lezen. [5]
SIN: AAPD3597NL#1
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal vier personen:
- [verdachte] (bewijskracht: meer dan 1 miljard).
- Minimaal drie onbekende personen (bewijskracht: niet van toepassing).
Met betrekking tot feit 3
Op 28 februari 2022 heeft [aangever 2] ten overstaan van verbalisanten van de politie -onder meer- het volgende verklaard. [6]
Ik doe aangifte van inbraak in mijn woning. Mijn woning is gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . [..] Op vrijdag 25 februari 2022, omstreeks 16.15 uur, verliet ik mijn woning samen met mijn vrouw. [..] Op maandag 28 februari 2022, omstreeks 19.15 uur, kwamen wij terug van ons weekendje weg. [..] Wij zagen dat het keukenraam open stond en dat er een gat in zat. Wij zagen verder dat de keukenvloer bezaaid was met glasscherven en dat er een kei op de keukenvloer lag. Ook zagen wij dat het glas van de oven kapot was. [..]
Op 12 juli 2022 heeft [aangever 2] ten overstaan van verbalisanten van de politie een aanvullende verklaring afgelegd en -onder meer- het volgende verklaard. [7]
Zover ik en mijn vrouw hebben kunnen vaststellen, is er 1 goed uit onze woning gestolen. Dit betreft een horloge.
In een over het forensisch onderzoek aan de plaats delict opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt -onder meer- het volgende te lezen. [8]
Op de vloer zagen wij een witte kei liggen. Ik heb deze kei bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen. Deze bemonstering heb ik veiliggesteld voor nader onderzoek en gewaarmerkt met SIN-nummer AAOP7674NL.
[..]
Biologisch spoor
SIN: AAOP7674NL
Plaats veiligstellen: Steen in de keuken
Het NFI heeft onderzoek gedaan aan het veiliggestelde spoor. In de over dit onderzoek opgemaakte rapportage valt -onder meer- het volgende te lezen. [9]
SIN: (
de rechtbank begrijpt:)AAOP7674#1
DNA kan afkomstig zijn van:
één man:
- [verdachte] (bewijskracht: meer dan 1 miljard).
Met betrekking tot feit 4
Op 19 februari 2022 heeft [aangeefster] , namens haar vader [benadeelde 1] , aangifte gedaan en ten overstaan van verbalisanten van de politie -onder meer- het volgende verklaard. [10]
Vandaag, woensdag 19 februari 2020, werd ik gebeld door de politie. Ik hoorde van de politieagent dat er was ingebroken in de oude woning van mijn vader, op de [adres] te [woonplaats] . De inbraak was ontdekt door de overbuurman. Hij zag vanmorgen omstreeks 08.30 uur dat de ruit aan de voorzijde van de woning was ingegooid. [..] Ik hoorde van de politieagent dat er tussen de naad van de voordeur en het kozijn een stokje zat. Bij datzelfde raam zie ik moet sporen van vermoedelijk een schroevendraaier in het raamkozijn. In de woning ligt een steen, die vermoedelijk is gebruikt om de ruit mee in te gooien.
In een over het forensisch onderzoek aan de plaats delict opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt -onder meer- het volgende te lezen. [11]
Staand voor de woning zag ik een deur. Ik zag ter hoogte van de slotplaat een takje tussen de deur en het kozijn. Het is mij bekend dat deze werkwijze door dader(s) wordt gebruikt om de aan- of afwezigheid van bewoners te controleren. Ik heb het takje veiliggesteld en voorzien van SIN: AALS4174NL.
[..]
Sporendrager:
SIN: AALS4174NL
Bijzonderheden: Takje tussen de voordeur en het kozijn
In een over het forensisch vooronderzoek opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt -onder meer- het volgende te lezen. [12]
SIN: AANO6587NL
Relatie met SIN: AALS4174NL
Plaats veiligstellen: Takje AALS4174NL; bemonsterd gehele takje.
Het NFI heeft onderzoek gedaan aan het veiliggestelde spoor. In de over dit onderzoek opgemaakte rapportage valt -onder meer- het volgende te lezen. [13]
SIN: AANO6587NL#01
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte] (matchkans: kleiner dan één op één miljard).
Met betrekking tot feit 5
Op 18 oktober 2021 heeft [aangever 3] aangifte gedaan en ten overstaan van verbalisanten van de politie -onder meer- het volgende verklaard. [14]
Op donderdag 14 oktober 2021 te 15:00 uur heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op zondag 17 oktober 2021 te 20:00 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen. [..] Boven keek ik eerst op de kamer aan de achterzijde van de woning. Ik zag dat hier een sieradenkistje weg was. Het was een houten kistje ingelegd met parelmoer. In dit kistje zat [een] ketting en twee sets oorbellen. Ook miste ik een gouden armband en een broche goudkleurig met parelmoer. Ik heb de broche gekregen van mijn moeder. Ook hebben ze nog een zilveren ketting weggenomen. Deze zat nog in een doosje.
In een over het forensisch onderzoek aan de plaats delict opgemaakte proces-verbaal van bevindingen valt -onder meer- het volgende te lezen. [15]
Op maandag 18 oktober 2021 om 11:30 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] . [..] Aangever vertelde mij dat er een stokje tussen de voordeur zat. Ik zag tijdens mijn onderzoek dat er een takje op de deurmat achter de voordeur in de hal lag. Aangever vertelde mij dat dit het takje betrof wat tussen de deur zat. [..] Ik heb het takje aan beide uiteinden bemonsterd op DNA. Ik heb de bemonstering SIN-nummer: AAMZ8288NL gegeven.
Het NFI heeft onderzoek gedaan aan het veiliggestelde spoor. In de over dit onderzoek opgemaakte rapportage valt -onder meer- het volgende te lezen. [16]
SIN: AAMZ8288NL#01
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte] (matchkans: kleiner dan één op één miljard).
Ten aanzien van 05/126281-22 [17]
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 05/126281-22
Verdachte heeft bekend dat hij dit feit heeft gepleegd. De raadsman van verdachte heeft ook niet bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Onder die omstandigheden schrijft de rechtbank niet uit wat er in de bewijsmiddelen staat, maar volstaat zij met een opsomming van de relevante bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de vindplaats van deze bewijsmiddelen.
- Een proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , op 22 mei 2022. [18]
- Eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting. [19]
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van 16/226160-22
Met betrekking tot feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er op basis van de redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de voetnoten- voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak in de woning aan de [straat] in [woonplaats] . Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Daartoe stelt zij vast dat de kluis door meerdere personen uit de woning is gedragen en in de laadruimte van een gereedstaand voertuig is gelegd. Voorts stelt de rechtbank vast dat het forensisch onderzoek aan de kluis heeft uitgewezen dat het DNA van verdachte op de weggenomen kluis terecht is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een daderspoor dat verdachte direct verbindt aan de inbraak en het wegnemen van de kluis. Verdachte heeft ook geen (ontzenuwende) verklaring afgelegd voor de aanwezigheid van zijn DNA op de kluis.
De rechtbank is van oordeel dat het gezamenlijk wegdragen van de kluis duidt op een gezamenlijke uitvoering van de woninginbraak. Bij het oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering, door verdachte en ten minste twee mededaders, wordt de rechtbank in haar overtuiging gesterkt door de omstandigheid dat de kluis met keilbouten zat bevestigd aan de keldermuur van de woning. Het is onaannemelijk dat de plegers van de woninginbraak met minder verenigde krachten in staat zijn geweest om de zware kluis van de muur te tillen en uit de kelder en de woning te dragen.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor feit 1.
Met betrekking tot feit 3
Ten aanzien van de woninginbraak in de woning aan de [adres] stelt de rechtbank voorop dat de pleger van de woninginbraak zich de toegang tot de woning heeft verschaft door het keukenraam met een kei te vernielen. Het forensisch onderzoek aan deze kei heeft uitgewezen dat het DNA van verdachte op de kei terecht is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een daderspoor dat verdachte direct verbindt aan de inbraak en het wegnemen van het horloge. Verdachte heeft ook geen (ontzenuwende) verklaring afgelegd voor de aanwezigheid van zijn DNA op de in de woning aangetroffen kei.
De rechtbank heeft op basis van de aangifte, de aanvullende verklaring van aangever en de bevindingen uit het forensisch onderzoek de overtuiging gekregen dat verdachte de pleger van de woninginbraak in de woning aan de [adres] is geweest.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor feit 3, met dien verstande dat het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te veronderstellen dat verdachte de woninginbraak samen met een mededader heeft gepleegd. Van het tenlastegelegde medeplegen zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 4 en feit 5
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten dat het strafdossier geen aanleiding geeft om aan te nemen dat verdachte (als medepleger) de poging tot woninginbraak in de woning aan de [adres] en woninginbraak in de woning aan de [adres] zelf heeft gepleegd. Immers is er geen bewijsmiddel aanwezig dat de directe betrokkenheid van verdachte aantoont of zijn aanwezigheid in deze woningen bevestigt. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is de rechtbank bij die stand van zaken niet overtuigd van het feit dat verdachte een (materiële of intellectuele) bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de uitvoering van deze poging tot woninginbraak en de woninginbraak om hem als (mede)pleger hiervan aan te merken.
Deze conclusie brengt met zich dat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 4 primair en van feit 5 primair.
Onder feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair wordt aan verdachte het verwijt gemaakt dat hij -onder andere- opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door een takje te plaatsen tussen de voordeuren en de deurkozijnen van de woningen. Op deze wijze kan worden vastgesteld of de bewoners van de woningen (recent) thuis zijn geweest. De verbalisanten herkennen deze werkwijze als een veelvoorkomende
modus operandidie wordt gehanteerd bij het plegen of het voorbereiden van woninginbraken in [woonplaats] .
Tussen de voordeuren en de deurkozijnen van de woningen aan de [adres] en de [adres] in [woonplaats] worden soortgelijke takjes aangetroffen. Het forensisch onderzoek aan deze takjes wijst uit dat het DNA van verdachte op deze takjes terecht is gekomen. Uit de bij de verbalisanten bekende
modus operandi, het aantreffen van de takjes en de onderzoeksbevindingen van het forensisch onderzoek, heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte degene is geweest die de takjes heeft geplaatst en daarbij het opzet heeft gehad op het -op zijn minst- (verkrijgen en) verschaffen van inlichtingen over de aanwezigheid van de bewoners.
Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte voor deze feiten veroordelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/226160-22
Feit 1:
in de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in een woning te weten aan de [adres] een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en wapens) die geheel of ten dele aan [aangever 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen kluis onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Feit 3:
in de periode van 25 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 te [woonplaats] , in een woning te weten aan de [adres] , een horloge, dat geheel of ten dele aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 4 subsidiair:
een of meer onbekende personen in de periode van 1 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door die een of meer onbekende personen voorgenomen misdrijf om in een woning te weten aan de [adres] , goederen van zijn/haar/hun gading, die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak
- meermalen met een breekvoorwerp hebben/heeft gewrikt in de sluitnaad tussen een raam van die woning en het kozijn van dat raam en
- een steen door een ruit van die woning hebben/heeft gegooid en
- ( vervolgens) die woning binnen zijn/is gegaan en/of hebben/heeft doorzocht op goederen van zijn/haar/hun gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 te [woonplaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest;
Feit 5 subsidiair:
een of meer onbekende personen in de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 te [woonplaats] , in een woning, te weten aan de [adres] , een hoeveelheid sieraden, die geheel of ten dele aan [aangever 3] , toebehoorden hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die een of meer onbekende personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 te [woonplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest;
05/126281-22
hij op 22 mei 2022 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een platte hand eenmaal met kracht tegen het gezicht te slaan;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/226160-22
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Feit 4 en feit 5:
Telkens medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg ten nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
05/126281-22
mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat -ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte- aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zestien maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden worden verbonden dat verdachte zich (i.) meldt bij Reclassering Nederland en (ii.) een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (hierna: COVA-training) ondergaat.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt van de raadsman ten aanzien van de bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht dat de rechtbank aan verdachte een geldboete oplegt. Indien en voor zover de rechtbank tot een meer uitgebreide bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht om de geëiste gevangenisstraf significant te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken: twee keer als pleger, waarvan één keer in vereniging met anderen, en twee keer als medeplichtige. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij deze strafbare feiten heeft gepleegd. Een woning is immers bij uitstek de plek waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen. Door zo te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen en levenssfeer van anderen en heeft hij -kennelijk- enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dergelijke strafbare feiten vergroten de gevoelens van angst in de Nederlandse samenleving en het baart de rechtbank dan ook zorgen dat verdachte, gedreven door zijn zelfzucht, geen enkel oog heeft gehad voor de veiligheidsgevoelens van zijn slachtoffers. Verdachte heeft ook op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft geen openheid gegeven over zijn eigen rol. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 november 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Zo is verdachte door deze rechtbank in 2019 veroordeeld ter zake van mishandeling en in 2018 ter zake van diefstal door middel van braak. Verdachte is nu opnieuw in de fout gegaan en heeft kennelijk niet geleerd van eerdere straffen. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf weegt de rechtbank het uittreksel uit de Justitiële Documentatie dan ook in het nadeel van verdachte mee.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 14 november 2022, opgemaakt door M. Hibma, reclasseringswerker. Uit deze rapportage leidt de rechtbank af dat verdachte nauwelijks een hulpvraag heeft, bekend staat als veelpleger en -net zoals ten overstaan van de rechtbank- geen inzicht geeft in zijn motieven die ten grondslag liggen aan de strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Reclassering Nederland schat het recidiverisico in als hoog en adviseert een deels voorwaardelijke straf, met oplegging van bijzondere voorwaarden – zoals ook door de officier van justitie is gevorderd.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het plegen van een woninginbraak (met recidive) geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Verdachte heeft echter twee woninginbraken gepleegd en is ook nog medeplichtig geweest aan het plegen van twee woninginbraken. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op de ernst van de te bewezen verklaren strafbare feiten, met name in de zaak met parketnummer 16/226160-22, kan -naar het oordeel van de rechtbank- met geen lichtere straf worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overziend, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgetrokken van voornoemde periode. Verder zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, met een proeftijd van twee jaar. Met de oplegging van deze straf wordt enerzijds recht gedaan aan de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en anderzijds gepoogd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel, zoals door de officier van justitie is gevorderd en door Reclassering Nederland is geadviseerd, acht de rechtbank niet opportuun. Zij heeft niet de overtuiging gekregen dat verdachte de daartoe benodigde hulpvraag heeft, zodat zij zal volstaan met de oplegging van de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 1.000,- euro aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en heeft daarom gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het feit dat de raadsman aan de rechtbank heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het aan hem onder feit 5 ten laste gelegde, heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering van [aangever 3] op geen enkele wijze is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48, 49, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2, feit 4 primair en feit 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het met betrekking tot parketnummer 16/226160-22 onder feit 1, feit 3, feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair ten laste gelegde en het met betrekking tot parketnummer 05/126281-22 tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zes (6) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- verklaart [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2022.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/226160-22
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond (te weten aan de [adres] ), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en/of wapens), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kluis, althans enig goed, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2022 tot en met 25 januari 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- een stokje/klein takje heeft geplaatst tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest,
en/of
- meermalen, althans eenmaal een kei/steen tegen de ruit van de deur heeft gegooid en/of met een kei/steen tegen de ruit van de deur heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend personen in of omstreeks de periode van 22 januari 2022 tot en met 25 januari 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die onbekende persoon of personen voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar die onbekende persoon of personen en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekende persoon of personen en/of verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- meermalen, althans eenmaal. een kei/steen tegen de ruit van de deur heeft gegooid en/of met een kei/steen tegen de ruit van de deur heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 22 januari 2022 tot en met 25 januari 2022 te [woonplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een stokje/klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 11 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- een stokje/klein takje hebben/heeft geplaatst tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner (s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een breekvoorwerp hebben/heeft gewrikt in de sluitnaad tussen een raam van die woning en het kozijn van dat raam en/of - een steen door een ruit van die woning hebben/heeft gegooid, althans een ruit van die woning hebben/heeft vernield en/of
- ( vervolgens) die woning binnen zijn/is gegaan en/of hebben/heeft doorzocht op goederen van zijn/hun gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekende personen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, ter uitvoering van het door die een of meer onbekende personen voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar die onbekende personen zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekende personen en/of verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- meermalen, althans eenmaal, met een breekvoorwerp hebben/heeft gewrikt in de sluitnaad tussen een raam van die woning en het kozijn van dat raam en/of
- een steen door een ruit van die woning hebben/heeft gegooid, althans een ruit van die woning hebben/heeft vernield en/of
- ( vervolgens) die woning binnen zijn/is gegaan en/of hebben/heeft doorzocht op goederen van zijn/hun gading,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 te [woonplaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een stokje/klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekende personen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar die een of meer onbekende personen zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander dan aan die een of meer onbekende personen en/of verdachte toebehoorde(n) hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, die een of meer onbekende personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 14 oktober 2021 tot en met 18 oktober 2021 te [woonplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een stokje/klein takje te plaatsen tussen de voordeur en het deurkozijn teneinde vast te stellen of de bewoner(s) thuis is/zijn of recent thuis is/zijn geweest;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
05/126281-22
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] met een (platte) hand en/of gebalde vuist eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit -tenzij anders aangegeven- pagina’s van op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland en als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer PL0900-2022202711 (pagina 1 tot en met 294).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 22.
4.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 99 en 102.
5.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage, p. 123.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 194.
7.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 208.
8.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 212 en 214.
9.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage, p. 217.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 243.
11.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 264 en 265.
12.Proces-verbaal van vooronderzoek lab, p. 266 en 267.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 273.
15.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 285.
16.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage, p. 287.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit -tenzij anders aangegeven- pagina’s van op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie-eenheid Oost-Nederland en als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer PL0600-2022225041(pagina 1 tot en met 18).
18.Proces-verbaal van aangifte, p. 10
19.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2022.