ECLI:NL:RBMNE:2022:5665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
16/005292-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak gepleegd door twee of meer verenigde personen met oplegging van gevangenisstraf en taakstraf

Op 27 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt verdacht van woninginbraak. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. J. Boon, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.G.M. Dassen. De tenlastelegging beschrijft dat de verdachte in de periode van 6 tot 7 januari 2022 samen met anderen heeft ingebroken in een woning in [woonplaats] en daarbij een kluis met waardevolle spullen heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

Tijdens de behandeling zijn getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als medepleger van de woninginbraak aan te merken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 28 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor vermogensdelicten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een laag risico op recidive vertoonde en dat een gevangenisstraf niet opportuun was, maar dat de ernst van het feit een strafrechtelijke reactie vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/005292-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022. Op deze datum is de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. Juridisch gezien is dus sprake van een procedure op tegenspraak.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. J. Boon, en van dat wat door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.
De behandeling van de strafzaak tegen verdachte vond gelijktijdig plaats, maar niet gevoegd, met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (16/226160-22).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. Deze tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort en feitelijk weergegeven, komt de verdenking er op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair:in of omstreeks de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit deze woning een kluis (met daarin sieraden, waardedocumenten en/of wapens) heeft weggenomen.
subsidiair:op of omstreeks 7 januari 2022 in [woonplaats] een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en/of wapens) heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

Aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -kort gezegd- aangevoerd dat door [aangever] aangifte is gedaan van woninginbraak en dat verdachte zijn betrokkenheid bij deze inbraak heeft bekend. In de visie van de officier van justitie is verdachte medepleger van de woninginbraak en dus heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het medeplegen van de woninginbraak. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zijn betrokkenheid weliswaar heeft bekend, maar dat de rol van verdachte enkel kan worden gekwalificeerd als medeplichtige. Immers heeft verdachte -zo heeft hij zelf verklaard- enkel geholpen met het tillen van de kluis uit de tuin, in de richting van het gereedstaande voertuig. Nu medeplichtigheid aan de woninginbraak niet is ten laste gelegd, dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 1 primair.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
Op 8 januari 2022 heeft [aangever] ten overstaan van verbalisanten van de politie -onder meer- het volgende verklaard. [2]
Op vrijdag 7 januari 2022, omstreeks 06.15 uur, kregen wij een telefoontje van onze buurman met de mededeling dat er zojuist was ingebroken in onze woning. [..] Ik begreep toen ook dat mijn wapenkluis was ontvreemd. [..] Ik heb gezien dat er braakschade zat aan een draairaam boven de erker aan de voorzijde van de woning en ook braakschade aan het badkamer raam aan de voorzijde. Mijn wapenkluis stond in de kelder en was middels keilbouten aan de muur bevestigd. In mijn kluis stonden twee geweren. Tevens lag er ook de bijbehorende munitie in. Naast de wapens en munitie lagen er ook sieraden, waardepapieren en geld in de kluis.
De buurman van aangever heeft een verklaring als getuige afgelegd en heeft ten overstaan van de verbalisanten -onder meer- het volgende verklaard. [3]
Op vrijdag 7 januari 2022, omstreeks 5.15 uur, hoorde ik harde bonken. [..] Het geluid klonk alsof er iets geforceerd werd. [..] Ik zag dat er toen drie man met een zwaar voorwerp van de oprit af van huisnummer [huisnummer] kwamen. Deze mannen tilde een zwaar voorwerp, dit kon ik zien omdat de mannen moeite hadden met tillen.
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven en onder meer- het volgende verklaard. [4]
Het klopt dat ik op 7 januari 2022 in [woonplaats] heb geholpen met het tillen van een kluis. Mij werd verteld dat ik op enig moment in de buurt moest zijn van de plaats waar ik ben aangehouden. Ik wist dat deze kluis van diefstal afkomstig was.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er op basis van de redengevende feiten en omstandigheden -die volgen uit de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de voetnoten- voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om verdachte als medepleger van de woninginbraak in de woning aan de [straat] in [woonplaats] aan te merken. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Daartoe stelt de rechtbank voorop dat verdachte zijn betrokkenheid heeft bekend. Anders dan door verdachte is betoogd, vindt de rechtbank dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het gezamenlijk uitvoeren van de woninginbraak. Daarbij acht de rechtbank van belang dat pas met het gezamenlijk wegdragen van de kluis uit de tuin van de aangever sprake van een voltooide diefstal van de kluis. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een bijdrage van voldoende gewicht van verdachte en van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders bij het plegen van de woninginbraak. Bij het oordeel dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering, door verdachte en ten minste twee mededaders, wordt de rechtbank in haar overtuiging gesterkt door de omstandigheid dat de kluis met keilbouten zat bevestigd aan de keldermuur van de woning. Het is onaannemelijk dat de plegers van de woninginbraak met minder verenigde krachten in staat zijn geweest om de zware kluis van de muur te tillen en uit de kelder en de woning te dragen.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor feit 1 primair.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en wapens), die geheel of ten dele aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen kluis onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt van de raadsman ten aanzien van de bewezenverklaring heeft de raadsman aan de rechtbank verzocht dat zij geen straf oplegt voor de tenlastegelegde woninginbraak. Indien en voor zover de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de woninginbraak, heeft de raadsman aan de rechtbank verzocht om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een taakstraf van honderdtwintig uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de woninginbraak in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , gepleegd in vereniging met anderen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij dit strafbare feit heeft gepleegd. Een woning is immers bij uitstek de plek waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen. Door zo te handelen heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen en levenssfeer van anderen en heeft hij -kennelijk- enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dergelijke strafbare feiten vergroten de gevoelens van angst in de Nederlandse samenleving en het baart de rechtbank dan ook zorgen dat verdachte, gedreven door zijn zelfzucht, geen enkel oog heeft gehad voor de veiligheidsgevoelens van zijn slachtoffers.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 15 november 2022. Hieruit volgt dat verdachte eenmaal eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. In 2021 is verdachte veroordeeld voor de overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, waarvoor hij een (deels voorwaardelijke) geldboete heeft gekregen. Verdachte is echter nooit in beeld gekomen vanwege (een verdenking van) het plegen van vermogensdelicten. Het uittreksel van verdachte weegt de rechtbank dan ook niet in het voordeel en niet in het nadeel mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland van 9 december 2022, opgemaakt door L. Scheffers, reclasseringsmedewerker. Uit deze rapportage leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte is iemand die zijn leven in praktische zin op orde heeft. Er doen zich geen risicofactoren voor op de verschillende leefgebieden, met uitzondering van een lichte risicofactor als het gaat om zijn sociale netwerk. Verdachte lijkt op een zeer naïeve wijze betrokken te zijn geraakt bij onderhavige woninginbraak, maar streeft voor het overige maatschappelijke doelen na. De reclassering ziet dan ook een laag risico op recidive en acht een interventie niet geïndiceerd.
Oplegging van straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het plegen van een woninginbraak (als
first offender) geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Hoewel de ernst van het feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, acht de rechtbank het in onderhavige zaak niet opportuun om verdachte terug te sturen naar de gevangenis. Gelet op de persoon van verdachte zal de rechtbank dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achtentwintig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Om verder uiting te geven aan de ernst van het feit legt de rechtbank aan verdachte ook een taakstraf op voor de duur van honderdtwintig uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis, indien verdachte deze taakstraf niet (naar behoren) verricht.

9.BESLAG

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de inbeslaggenomen auto (gekentekend: [kenteken] ; goednummer: 25502269) wordt teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken valt. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of thans nog strafvorderlijk beslag rust op de inbeslaggenomen auto. Gebleken is dat bij beschikking van de raadkamer van deze rechtbank op 6 september 2022 besloten is tot opheffing van het beslag en teruggave aan de rechthebbende (raadkamernummer: 22-008988).
Nu op het inbeslaggenomen voertuig geen strafvorderlijk beslag meer rust, blijft een beslissing op de vordering van de officier van justitie achterwege.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig (28) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf voor de duur van honderdtwintig (120) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door zestig dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.B. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2022.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2022 tot en met 7 januari 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en/of wapens), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kluis, althans enig goed, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2022 te [woonplaats] , een kluis (bevattende sieraden, waardedocumenten en/of wapens), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit -tenzij anders aangegeven- pagina’s van op ambtseed of -belofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn allemaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie-eenheid Midden-Nederland en als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer PL0900-2022202711 (pagina 1 tot en met 294).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 22.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2022.