ECLI:NL:RBMNE:2022:5655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
16/330750-21 en 16/217050-20 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben en handelen in harddrugs binnen een crimineel samenwerkingsverband

Op 27 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en handelen in harddrugs, alsook deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 in Lelystad en Hilversum betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van drie feiten: deelname aan een criminele organisatie, het verkopen van cocaïne en heroïne, en het opzettelijk aanwezig hebben van 24,52 gram heroïne. Tijdens de zitting op 13 december 2022 heeft de verdachte gedeeltelijk bekend, maar heeft hij ook vrijspraak bepleit voor een deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er beslagbeslissingen genomen met betrekking tot in beslag genomen goederen en geld dat verkregen is door middel van de drugshandel. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/330750-21 en 16/217050-20 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Algerije),
ingeschreven op het adres [adres] , te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en/of Hilversum heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde misdrijven;
feit 2
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en/of Hilversum met (een) ander(en) cocaïne en heroïne heeft gedeald;
feit 3
op 8 december 2021 te Hilversum opzettelijk 24,52 gram heroïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde en verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde. Er kan slechts worden bewezen dat verdachte voor een aantal maanden vanaf de zomer van 2021 in harddrugs heeft gehandeld. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 en 2
Eind 2020 ontving de politie Lelystad meerdere meldingen over een drugslijn genaamd ‘ [drugslijn] ’. Naar aanleiding van die informatie werd er een printertap aangesloten op het telefoonnummer [telefoonnummer] . [2] Door middel van deze printertap zag verbalisant [verbalisant 1] op 1 december 2021 om 15:46 uur dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gedurende 30 seconden belde naar [telefoonnummer] . In het bedrijfsprocessysteem is het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan [A] , woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . Het is verbalisant [verbalisant 1] bekend dat [A] een gebruiker is van cocaïne. Op 1 december 2021 omstreeks 15.50 uur hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , in burger gekleed, [medeverdachte 1] gevat in de omgeving van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Om 15:58 uur zagen zij dat [medeverdachte 1] de woning betrad en ongeveer een minuut in de woning bleef. Vervolgens is [medeverdachte 1] in een Suzuki Swift met kenteken [kenteken] weggereden. [3]
Door middel van de printertap zag verbalisant [verbalisant 1] op 1 december 2021 om 16:11 uur dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gedurende 30 seconden belde naar [telefoonnummer] . In het bedrijfsprocessysteem is het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan [B] , woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . Het is verbalisant [verbalisant 1] bekend dat [B] een drugsgebruiker is. Op 1 december 2021 omstreeks 16:15 uur hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , in burger gekleed, [medeverdachte 1] gevat in de omgeving van de woning gelegen de [adres] te [woonplaats] . Om 16:45 uur zagen zij dat [medeverdachte 1] een Suzuki Swift met kenteken [kenteken] parkeerde op de [adres] . [medeverdachte 1] bleef in zijn voertuig zitten. Omstreeks 16.50 uur liep [B] naar de auto en maakte contact met [medeverdachte 1] . [4] Het contact tussen hen was ongeveer 10 seconden, waarna [B] in de richting van zijn woning aan de [adres] liep en [medeverdachte 1] wegreed. [5]
Door middel van de printertap zag verbalisant [verbalisant 1] op 2 december 2021 om 14:42 uur dat het telefoonnummer [telefoonnummer] , op naam van de hierboven genoemde drugsgebruiker [B] , woonachtig op de [adres] te [woonplaats] , gedurende 10 seconden belde met het nummer [telefoonnummer] . Op 2 december 2021 om 15:01 uur reed verbalisant [verbalisant 4] naar de woning van [B] . Op de [adres] zag hij dat de Suzuki Swift met kenteken [kenteken] geparkeerd stond. Vervolgens zag hij dat [medeverdachte 1] als bestuurder in de Suzuki stapte en wegreed. Verbalisant [verbalisant 4] zag daarna dat [medeverdachte 1] de Suzuki aan de Noorderwagenstraat parkeerde, uitstapte en het Stadspark in liep. Verbalisant [verbalisant 4] is [medeverdachte 1] gevolgd en zag [medeverdachte 1] op enig moment staan met een onverzorgde man met een junkachtig uiterlijk. [6] Verbalisant [verbalisant 4] zag dat [medeverdachte 1] iets aan de junkachtige man overhandigde en dat deze vervolgens iets in zijn rechterjaszak stopte. [medeverdachte 1] en de man namen vervolgens afstand van elkaar. [7]
Verbalisant [verbalisant 1] reed op 2 december 2021 om 15:24 uur op de Kustendreef te Lelystad. Daar zag hij de Suzuki rijden met [medeverdachte 1] als bestuurder. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] zijn de Suzuki gevolgd richting de [adres] . Daar zagen zij dat de auto parkeerde in een van de parkeervakken en dat [C] na ongeveer een minuut uitstapte en de woning aan de [adres] binnenging. Op de [adres] is [D] woonachtig. Het is verbalisanten bekend dat [C] en [D] drugsgebruikers zijn. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] zijn de Suzuki daarna vanaf de [adres] gevolgd richting de [adres] . Daar zag verbalisant [verbalisant 1] dat [medeverdachte 1] om 15:34 uur richting de [adres] liep en ongeveer een minuut later weer richting de Suzuki liep. Het is verbalisant [verbalisant 1] bekend dat op het adres [adres] twee drugsgebruikers woonachtig zijn. [8]
De onder verdachte in beslag genomen Nokia met beslagcode 2918300 is geanalyseerd. Uit de call log gegevens [9] blijkt onder andere dat de gebruiker van:
  • [telefoonnummer] tussen 3 mei 2020 en 13 juni 2020 zes maal contact heeft met deze Nokia. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van [telefoonnummer] een drugsgebruiker betreft.
  • [telefoonnummer] tussen 3 mei 2020 en 21 oktober 2021 zeven maal contact heeft met deze Nokia. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van [telefoonnummer] een drugsdealer/drugsgebruiker betreft.
  • [telefoonnummer] vijf maal contact heeft met deze Nokia. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van [telefoonnummer] aangehouden is geweest voor het binnenbrengen van drugs in een justitiële inrichting.
Voorts blijkt uit de map instant messages dat er op 4 mei 2020 een bericht vanaf deze Nokia naar [telefoonnummer] wordt gestuurd met daarin de tekst [telefoonnummer] . [11] Uit onderzoek is gebleken dat [telefoonnummer] de dealertelefoon van [drugslijn] is. [12] Uit een analyse van de contacten in deze telefoon blijkt dat vijf contacten bij de politie bekend zijn als drugsgebruikers. [13]
Getuige [getuige 1] heeft op 10 januari 2021 bij de politie verklaard dat hij al anderhalf à twee jaar drugs koopt bij [drugslijn] . Als hem een foto van verdachte wordt getoond, herkent de getuige hem als zijn drugsdealer [drugslijn] . In het begin bracht [drugslijn] zelf de drugs, maar ongeveer de laatste zes maanden bracht een loopjongen de drugs voor [drugslijn] . Als de getuige een foto van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt getoond, herkent de getuige hem als de loopjongen die de drugs voor [drugslijn] kwam langsbrengen. [14]
Getuige [getuige 1] heeft op 17 november 2022 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij, alles bij elkaar, gedurende een periode van achttien maanden drugs bij [drugslijn] heeft gekocht. In die achttien maanden is [drugslijn] een tijdje weggeweest. [15]
Getuige [getuige 2] heeft op 14 december 2021 bij de politie verklaard dat hij een jaar cocaïne koopt bij [drugslijn] . Als hem een foto van verdachte wordt getoond, herkent de getuige hem als zijn drugsdealer [drugslijn] . Als hij de drugslijn belde nam [drugslijn] altijd de telefoon op. De laatste drie maanden kwam een blanke jongen de drugs brengen als hij belde. Als de getuige een foto van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt getoond, herkent de getuige hem als de jongen die de drugs voor [drugslijn] kwam langsbrengen. [16]
Ter terechtzitting van 13 december 2022 heeft verdachte verklaard dat hij in 2021 een aantal maanden in cocaïne en heroïne heeft gehandeld en daarvoor de naam [drugslijn] heeft gebruikt. Hij heeft verklaard dat de Nokia met beslagcode 2918300, die in de woning van (de moeder van) verdachte is aangetroffen, van hem is. Hij heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt voor de drugshandel en is de persoon die in de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen onder de naam [contactnaam 1] en [contactnaam 2] . Voor de handel in cocaïne en heroïne heeft verdachte samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij hebben elkaar aangestuurd. De ene keer bracht verdachte drugs naar afnemers en de andere keer deed [medeverdachte 1] dat.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 december 2022;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2022, doorgenummerde pagina 109;
  • een kennisgeving van inbeslagneming van 9 december, doorgenummerde pagina 329;
  • een proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2022, doorgenummerde pagina’s 195 tot en met 198;
  • een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 9 december 2021, opgemaakt door ing. F. Wallace, medewerker van het NFI, doorgenummerde pagina 200.
Bewijsoverwegingen
feit 1 en 2
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte slechts een aantal maanden, vanaf de zomer van 2021, in cocaïne en heroïne heeft gehandeld onder de naam [drugslijn] . De drugslijn [drugslijn] bestond toen al. Verdachte is de naam van die andere [drugslijn] gaan gebruiken, zodat zijn handel wellicht sneller zou gaan lopen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de telefoonnummers die aan verdachte zijn gekoppeld pas actief worden in de zomer van 2021. Alleen getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte voor een langere periode in harddrugs heeft gehandeld, maar deze verklaringen zijn onbetrouwbaar en mogen niet als bewijs worden gebruikt. Deze getuigen zijn immers drugsgebruikers die er alles aan doen om aan drugs te komen. Bovendien zijn het bekenden van elkaar, waardoor het niet ondenkbaar is dat zij elkaar hebben beïnvloed. Ook lopen hun verklaringen bij de politie enerzijds en bij de rechter-commissaris anderzijds dusdanig uiteen dat niet kan worden gesproken van betrouwbare getuigen.
De rechtbank verwerpt die verweren. Zij is van oordeel dat de door [getuige 1] bij de politie en de rechter-commissaris afgelegde verklaringen consistent en vrij gedetailleerd zijn, en een authentieke indruk maken. Dat de getuige een drugsgebruiker is doet daar niets aan af. De rechtbank acht zijn verklaringen dan ook betrouwbaar. Ook is er geen aanleiding om aan te nemen dat getuigen [getuige 1] en [getuige 2] elkaar hebben beïnvloed. Voorts acht de rechtbank de verklaring die [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar. Dat hij bij de rechter-commissaris aangeeft dat de naam [drugslijn] hem niets zegt, doet daar niets aan af. Getuige [getuige 2] geeft namelijk aan dat hij de naam van zijn drugsdealer niet wil zeggen, omdat hij bang is voor de gevolgen. De rechter-commissaris heeft ook opgemerkt dat [getuige 2] zenuwachtig leek en [getuige 2] heeft dat bevestigd.
De verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , inhoudende dat verdachte in december 2021 al een jaar respectievelijk anderhalf jaar drugs aan het dealen was, worden daarnaast ondersteund door een bericht dat op 4 mei 2020 vanaf de Nokia telefoon van verdachte is verstuurd met daarin de tekst ‘ [telefoonnummer] ’. Dit is het nummer van een van de andere dealertelefoons van verdachte, dat kennelijk ook al voorafgaand aan de ten laste gelegde periode in gebruik was.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de gehele ten laste gelegde periode in cocaïne en heroïne heeft gehandeld. Zij kan echter niet vaststellen dat verdachte gedurende de gehele pleegperiode continu in harddrugs heeft gehandeld. Hierop zal de rechtbank in de strafmotivering terugkomen.
Voorts acht de rechtbank, op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte van 1 juli 2021 tot en met 8 december 2021 met [medeverdachte 1] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet. Het samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] werd gekenmerkt door een zekere duurzaamheid en structuur, onder meer tot uiting komend in een vaste rolverdeling. Voor het bepalen van de pleegperiode zoekt de rechtbank aansluiting bij hetgeen getuige [getuige 1] bij de politie heeft verklaard. [getuige 1] heeft namelijk in december 2021 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] zes maanden lang drugs aan hem heeft verkocht. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het deelnemen aan deze organisatie in de periode van 1 juli 2020 tot 1 juli 2021. Het procesdossier bevat geen bewijs van samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in die periode.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en Hilversum heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en [medeverdachte 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet;
feit 2
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
op 8 december 2021 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad 24,52 gram heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 lid 3 en lid 4 van de Opiumwet;
feit 2
medeplegen van het handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, meermalen gepleegd;
feit 3
handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 3 van de Opiumwet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de reclassering te volgen in haar advies en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden en is gemotiveerd om er het beste van te maken. De raadsman heeft verzocht om in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat verdachte een stabiele relatie heeft en kort voor zijn aanhouding vader is geworden. Verder kampt hij met serieuze gezondheidsproblemen en draagt hij de intensieve zorg voor zijn moeder.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder gaat het om het volgende.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van en het handelen in harddrugs. Ook is hij onderdeel geweest van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde misdrijven. Harddrugs zoals cocaïne en heroïne zijn voor de gebruiker zeer schadelijke stoffen, omdat deze sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel lichamelijk, psychisch en sociaal schadelijke gevolgen met zich brengt. Gebruikers proberen hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Desondanks heeft verdachte gedurende een lange periode actief in harddrugs gehandeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 september 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder voor Opiumwetfeiten is veroordeeld. Dit was voor het laatst op 5 juli 2021, door de politierechter Overijssel. Bovendien is verdachte op 21 december 2020 veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. Hem is toen een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Deze proeftijd liep nog toen verdachte de bewezen verklaarde feiten pleegde (zie ook rubriek 10 vordering tenuitvoerlegging).
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 3 maart 2022, opgemaakt door mevrouw T. Straver, reclasseringswerker, en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 juli 2022, opgemaakt door de heer L. Scheffers, reclasseringswerker. Uit deze rapporten blijkt dat verdachte tot zijn aanhouding een Wajong-uitkering ontving vanwege de ziekte van Crohn en dat hij deze na zijn detentie weer kan aanvragen. Hij zegt softdrugs te gebruiken, mede vanwege pijnklachten. Hij heeft
€ 900,- aan schulden bij het CJIB vanwege boetes en er staat een bedrag van € 3.000,- open wegens een ziekenhuisopname. Hiervoor heeft hij verschillende betalingsregelingen getroffen met een aflossing van € 300,- tot € 400,- per maand. Risicofactoren doen zich voor op de leefgebieden dagbesteding en financiën. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding en heeft de tijd die hij tot zijn beschikking heeft aangewend voor illegale activiteiten. Met betrekking tot zijn financiële situatie zegt verdachte dat hij niet rondkomt van zijn Wajonguitkering. Hij zou zijn gaan dealen "om te kunnen overleven”. Onderhavige delicten zijn dan ook vanuit financieel oogpunt gepleegd. Beschermende factoren doen zich voor op de leefgebieden huisvesting en relatie, gezin en familie. Verdachte woonde voor zijn aanhouding bij zijn moeder en kan daar na detentie weer terugkeren. Hij wordt door zijn moeder ondersteund bij het op orde brengen van zijn financiële situatie. Sinds anderhalf jaar heeft verdachte een relatie waaruit in november 2021 een dochter is geboren. De reclassering verwacht dat deze ontwikkeling een beschermende invloed zal hebben op de toekomstige keuzes van verdachte. De reclassering heeft vooralsnog niet de indruk gekregen dat verdachte impulsief handelt of op negatieve wijze beïnvloed wordt door zijn netwerk. Wel vindt zij de keuze van het sociale netwerk en de houding van verdachte zorgelijk en daarmee een reclasseringstoezicht en een contactverbod met de medeverdachte geïndiceerd. Het netwerk, en dan met name het contact met medeverdachte, dient punt van aandacht te zijn tijdens een eventueel reclasseringstoezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de medeverdachte, het meewerken aan middelencontroles, het vinden en behouden van dagbesteding en het geven van inzicht in zijn financiën.
De straf
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij het met enige regelmaat handelen in harddrugs gedurende zes tot twaalf maanden uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank stelt vast dat verdachte in een periode van ruim zeventien maanden samen met een ander in harddrugs heeft gehandeld. De rechtbank neemt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeventien maanden als uitgangspunt. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat sprake is geweest van een organisatorisch verband en het feit dat verdachte twee keer eerder voor handel in harddrugs is veroordeeld. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat zij niet kan vaststellen dat verdachte de gehele periode continu in harddrugs heeft gehandeld. Gelet op de hierboven genoemde LOVS-oriëntatiepunten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank de straf die de officier van justitie heeft gevorderd te zwaar voor de bewezen verklaarde feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is en zij zal deze straf aan verdachte opleggen.
De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd, omdat zij het van belang acht dat verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren hulp krijgt om strafbare feiten in de toekomst te voorkomen. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal het contactverbod slechts gelden ten aanzien van [medeverdachte 1] , nu verdachte niet wordt veroordeeld voor het in organisatorisch verband samenwerken met [medeverdachte 2] .
De rechtbank merkt nog op dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoons, het inbeslaggenomen geld en de goederen die in verband stonden met de drugshandel. Verder heeft zij verzocht alle inbeslaggenomen drugs te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten verdovende middelen (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918267, bol heroïne), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten verdovende middelen (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918819, potje en zakje met kleine hoeveelheid hennep) en een keukenartikel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918825, grinder aangetroffen in schuur), onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit in het kader van drugshandel in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • een weegschaal (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918821);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918334, Apple);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918318, zwart, merk: Samsung);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918328, zwart, merk: Apple);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918314, zwart, merk: Nokia);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918300, zwart, merk: Nokia);
  • een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918312, zwart, merk: Nokia),
verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit voorbereid/begaan.
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag, te weten € 400,- (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918281), verbeurd verklaren. Aannemelijk is dat dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het onder 2 bewezen verklaarde feit is verkregen.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een betaalkaart (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918340, [rekeningnummer] , ING, op naam van [verdachte] );

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Lelystad van 21 december 2020 (parketnummer 16/217050-20) is verdachte een taakstraf van 20 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 en 11b van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee(2)
jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte (zich) gedurende de proeftijd:
* binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op
het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig acht op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] ;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mocht tijdens het toezicht blijken dat het middelengebruik het functioneren belemmert, dan werkt verdachte mee aan een behandeling gericht op het stabiliseren van zijn gebruik;
* met de reclassering de mogelijkheid van vrijwilligerswerk onderzoekt en – indien mogelijk – meewerkt aan het verrichten van vrijwilligerswerk;
* openheid geeft over en inzicht geeft in zijn financiën. Mocht tijdens het toezicht blijken dat de financiële situatie en/of schuldenproblematiek van verdachte problematisch is, dan werkt hij mee aan begeleiding door de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
* een weegschaal (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918821);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918334, Apple);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918318, zwart, merk: Samsung);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918328, zwart, merk: Apple);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918314, zwart, merk: Nokia);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918300, zwart, merk: Nokia);
* een telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918312, zwart, merk: Nokia);
* een geldbedrag van € 400,- (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918281);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
* verdovende middelen (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918267, bol heroïne)
* verdovende middelen (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918819, potje en zakje met kleine hoeveelheid hennep)
* een keukenartikel (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918825, grinder aangetroffen in schuur);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
* een betaalkaart (omschrijving: PL0900-2021342530-G2918340, [rekeningnummer] , ING, op naam van [verdachte] ).
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/217050-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 21 december 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en
mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Donk-Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere): verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 8 december 2021 te Lelystad en/of Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- cocaïne en/of heroïne
- zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 24,52 gram heroïne
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 december 2021, genummerd 2021342530, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 361. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 88.
3.Pagina 86.
4.Pagina 88.
5.Pagina niet genummerd, zit tussen pagina 88 en 89 in.
6.Pagina 89.
7.Pagina 90.
8.Pagina 90.
9.Pagina 155 tot en met 157.
10.Pagina 153.
11.Pagina 162.
12.Pagina 153.
13.Pagina 154.
14.Pagina 146 en 147. De foto van verdachte is weergegeven op pagina 149. De foto van medeverdachte [medeverdachte 1] is weergegeven op pagina 150.
15.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 17 november 2022, pagina 2.
16.Pagina 138 en 139. De foto van verdachte is weergegeven op pagina 140. De foto van medeverdachte [medeverdachte 1] is weergegeven op pagina 141.