ECLI:NL:RBMNE:2022:5647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1591 en 22_1592
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van werkneemster met psychische klachten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt de zaak behandeld van twee eiseressen, waarbij eiseres 1, een werkneemster, een WIA-uitkering heeft aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld wegens psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de werkneemster toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen met de werkgeefster, maar dat deze toestemming niet voldoet aan de vereisten. De werkneemster heeft haar werkuren verminderd en heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv heeft haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering toegekend, maar eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 61,33%. Na onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 76,75%. Eiseressen zijn het niet eens met deze vaststelling en hebben beroep ingesteld. De rechtbank heeft de medische rapporten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat de medische beperkingen niet juist zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen een termijn van acht weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/1591-T en UTR 22/1592-T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaken tussen

[eiseres 1] , te [woonplaats] , eiseres 1

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart), en

[eiseres 2] , te [plaats] , eiseres 2

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart),
tezamen eiseressen
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas).

Inleiding

1. De rechtbank heeft aan eiseres 1 (hierna: de werkneemster) gevraagd of zij toestemming
geeft om stukken die medische gegevens bevatten aan eiseres 2, haar werkgeefster, (hierna: de werkgeefster) te zenden. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van de werkneemster, die eveneens de gemachtigde van de werkgeefster is, op 14 juni 2022 toestemming heeft gegeven om de medische gegevens van de werkneemster aan de werkgeefster te sturen. Deze toestemming voldoet daarmee niet aan het vereiste dat de werkneemster in persoon, dus zelf, toestemming heeft gegeven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de werkneemster geen toestemming geeft voor het delen van medische gegevens met de werkgeefster. In deze uitspraak zal dan ook zoveel mogelijk in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van de werkneemster om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
2. De werkneemster was werkzaam als sociaal professional bij de [werkgeefster]
voor 32 uur per week. Vanaf 1 maart 2019 is de werkneemster om medische redenen 28 uur per week gaan werken. Zij heeft zich op 27 mei 2019 ziek gemeld voor haar werk wegens psychische klachten. De werkneemster heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
3. In het kader van de WIA-aanvraag hebben de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige
van het Uwv onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts heeft de werkneemster verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van de werkneemster zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juni 2021. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de werkneemster haar eigen werk als sociaal professional niet meer kan doen en heeft vervolgens verschillende functies geduid die de werkneemster, met de aangenomen beperkingen, moet kunnen verrichten. Op basis van de geduide functies komt de arbeidsdeskundige uit op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 61,33%.
4. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 24 juni 2021(het primaire besluit) met ingang
van 24 mei 2021 aan de werkneemster een loongerelateerde werkhervattingsuitkering op grond van de Wet WIA toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 61,33 %.
5. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verzekeringsarts
bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er aanleiding om de eerder vastgelegde belastbaarheid te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op 4 februari 2022 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een aantal van de door de arbeidsdeskundige geduide functies verworpen, maar er resteren voldoende geschikte functies. De arbeidsongeschiktheid van de werkneemster komt op basis van deze functies uit op 76,75%.
6. Bij besluit van 28 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van
eiseres gegrond verklaard. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd en vastgesteld op 76,75%.
7. Eiseressen heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend, een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 oktober 2022 en een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 oktober 2022 overgelegd.
8. De beroepen zijn behandeld op de zitting van 19 oktober 2022. Eiseressen zijn
vertegenwoordigd door de gemachtigde. Tevens is verschenen P. Hulleman , medisch adviseur. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

9. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren in beroep aan dat het
Uwv de belastbaarheid van de werkneemster niet helemaal juist heeft vastgesteld. Vanwege haar psychische problematiek had het Uwv meer beperkingen moeten aannemen. Eiseressen verwijzen naar het protocol ‘Angststoornissen’ en hebben ter onderbouwing van hun standpunt een rapport overgelegd van 26 september 2022 van bedrijfs- en verzekeringsarts P. Hulleman . Tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voeren eiseressen aan dat de werkneemster niet in staat is de geduide functies te verrichten.

Het beoordelingskader

10. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid
mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

De beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank stelt vast dat eiseressen geen gronden hebben aangevoerd gericht tegen de
wijze waarop het medisch onderzoek is verricht. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de wijze waarop het medisch onderzoek is verricht, onzorgvuldig is geweest.
12. De rechtbank zal hierna aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht
beoordelen of het Uwv aan de werkneemster terecht een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA heeft toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 76,75%.
13. Eiseressen voeren aan dat de werkneemster vanuit haar gevoel van onveiligheid gevoelig
is voor triggers, zoals dat gebeurt in een omgeving met veel onverwachte geluiden. Eiseressen stellen dat de werkneemster daarom ook beperkt is in samenwerken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had daarom ook beperkingen moeten aannemen in de rubriek sociaal functioneren op de items 2.9 (samenwerken), 2.12 sub 4 (geen direct contact met collega’s) en 2.12 sub 6 (niet werken in grote groepen en bij kleine groepen met bekende mensen).
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de werkneemster gesproken op 4 februari
2022 via een beeldverbinding, waar ook Hulleman bij aanwezig was. Uit haar rapport van 4 februari 2022 blijkt dat deze verzekeringsarts kennis heeft genomen van de psychische klachten, en de daarmee samenhangende lichamelijke klachten van de werkneemster en de diverse behandelingen, die ze daarvoor volgt. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis genomen van het feit dat de werkneemster is verhuisd uit de stad naar een rustig dorp, vanwege de drukte en de vele herinneringen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de werkneemster door haar psychische problematiek verhoogd alert is, zodat zij is aangewezen op een rustige werkplek zonder grote groepen mensen waarbij een groep van ongeveer 8 collega’s aanvaardbaar is te achten. Zij kan niet werken in een omgeving waarbij plotse harde geluiden zijn als schietgeluiden en andere echt harde onverwachte geluiden. Ze kan samenwerken in een beperkte groep omdat er geen psychische problematiek is waarbij zij niet in staat is om met een beperkte groep mensen samen te werken. De urenrestrictie van 4 uur per dag, 20 uur per week wordt gehandhaafd, omdat deze urenrestrictie goed passend is te achten gezien de aard van de aandoening waaraan de werkneemster lijdt en waarmee voldoende recuperatietijd is gewaarborgd. De aangenomen beperkingen zijn vervat in rubriek 1 Persoonlijk functioneren item 8, in rubriek 2 Sociaal functioneren bij item 6, 8, 11 en 12, in rubriek 3 Fysieke omgevingseisen, item 6 en rubriek 6 Werktijden.
15. Hulleman heeft op 7 oktober 2021 via een beeldverbinding met de werkneemster
gesproken. Daarin heeft de werkneemster verteld welke triggers maken dat zij zich angstig voelt en hoe dat haar beperkt in haar dagelijkse leven. De werkneemster verklaart dat ze heel weinig mensen ziet en nog geregeld naar huis vlucht, als ze elders is. In haar medische adviezen van 18 oktober 2021 en 26 september 2022 beschrijft Hulleman dat door de medische aandoening bij de werkneemster sprake is van herbelevingen, vermijding en verhoogde prikkelbaarheid en dat van een hersteltrend nog geen sprake is. Verhoogde prikkelbaarheid komt tot uiting wanneer de werkneemster wordt blootgesteld aan meerdere mensen in haar omgeving en aan onverwachte zaken. Dat roept een onveilig gevoel op. Om te kunnen samenwerken is flexibiliteit nodig, maar daarop heeft ze fors ingeleverd. Hierbij is van groot belang te weten dat het mensvertrouwen, vooral het vertrouwen naar mannen en onbekende mensen sterk is afgenomen. Bij samenwerken hoort ook elkaar aanspreken op inbreng, maar dat kan de werkneemster niet. Samenwerken geeft een groot risico op triggers, daarom geldt voor de werkneemster de voorwaarde dat ze voornamelijk alleen werkt of met een kleine groep en dan vooral met vertrouwde/bekende mensen.
16. Ook op de zitting heeft Hulleman verklaard dat de werkneemster wel kan samenwerken,
maar in een kleine groep van maximaal 4 of 5 personen. Door haar ziektebeeld gedijt de werkneemster beter in een vertrouwde omgeving. De werkneemster wordt snel getriggerd door haar omgeving en geluiden. Werken in grote groepen leidt tot teveel prikkels. Het gebruik maken van gehoorbescherming in de werkomgeving, zoals gesuggereerd door de arbeidskundige bezwaar en beroep in een rapport van 10 oktober 2022, biedt juist geen oplossing en gaat voorbij aan het permanente gevoel van onveiligheid dat de werkneemster ervaart. De werkneemster is immers uit een gevoel van onveiligheid gefocust op haar omgeving, is altijd alert en ‘staat aan’. Het afschermen van zintuigen leidt daarom juist tot meer triggers en vergroot haar gevoel van onveiligheid. Uit het feit dat de werkneemster een enkele keer naar een restaurant gaat, waar zij geconfronteerd kan worden met onverwachte gebeurtenissen, kan niet worden afgeleid dat een beperking voor werken in grote groepen niet is geïndiceerd. Restaurantbezoek is namelijk niet vergelijkbaar met een werksituatie. De werkneemster heeft daarover aangegeven dat ze een restaurantbezoek voorbereidt en daar met vertrouwde mensen naar toe gaat.
17. De rechtbank stelt vast dat zowel de verzekeringsarts bezwaar en beroep als medisch
adviseur Hulleman in de FML in de rubrieken Persoonlijk en Sociaal functioneren een groot aantal beperkingen hebben aangenomen ten aanzien van de arbeidsmogelijkheden voor de werkneemster. Het geschil spitst zich toe op de vraag of ten aanzien van Sociaal functioneren er verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van samenwerken en samenwerken in kleine groepen bij de items 2.9, 2.12 sub 4 en 2.12 sub 6. Hulleman heeft uitgelegd dat in de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep nu voor samenwerken geen beperking is aangenomen, zodat elke vorm van samenwerking mogelijk is. Daarnaast stelt Hulleman dat een beperking in samenwerken (2.9) doorwerkt op het item 2.12, waarin de voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid zijn opgenomen. Hulleman concludeert dat de werkneemster ook op deze items beperkt is. De rechtbank kan dit volgen, gelet op de uitleg die Hulleman geeft van de beperkingen die voorvloeien uit de verhoogde staat van alertheid bij de werkneemster. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de werkneemster met een beperkte groep mensen kan samenwerken, maar neemt daarvoor in de FML van 4 februari 2022 geen beperking aan. Dat er geen beperking wordt aangenomen voor samenwerken volgt de rechtbank, gegeven de uitleg van Hulleman , niet. De reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat de uitleg van Hulleman inconsistent is volgt de rechtbank niet. Zoals ook hiervoor is overwogen stelt Hulleman niet dat de werkneemster helemaal niet kan samenwerken; zij kan wel samenwerken, maar alleen in kleine groepen, liefst met bekende/vertrouwde mensen. De voorbeelden die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport noemt en waaruit zou blijken dat de werkneemster kan samenwerken, namelijk dat zij naar hulpverleners kan gaan, dat zij haar dochtertje samen met haar partner naar de vader van haar dochtertje kan brengen, zijn naar het oordeel van de rechtbank geen voorbeelden waaruit kan worden afgeleid dat de werkneemster in een werkomgeving kan samenwerken zonder nadere randvoorwaarden. De conclusie is dat de medische beperkingen niet juist zijn vastgesteld.

Conclusie

18. Omdat dat het bestreden besluit berust op een onjuiste medische grondslag is er sprake van een gebrek.

Hoe gaat de procedure nu verder?

19. Het Uwv kan dit gebrek herstellen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Dat herstellen kan het Uwv met een aanvullende motivering doen, maar dat kan ook met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv de beperkingen die voortvloeien uit de aanwezig geachte psychische problematiek in de FML aanpassen voor de items 2.9, 2.12 sub 4 en 2.12 sub 6, conform de door Hulleman opgestelde FML. Vervolgens zal op basis van die aangepaste FML arbeidskundig onderzoek moeten worden ingesteld en moeten worden beoordeeld of de geselecteerde voorbeeldfuncties voor de werkneemster geschikt zijn en wat dit betekent voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
20. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het Uwv geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank. Als het Uwv wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseressen in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beide gevallen en in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in principe zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
21. Het geschil zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt
tot de beroepsgronden zoals die zijn aangedragen in het beroepschrift en het aanvullend beroepschrift, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
22. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.