Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met 24 producties is op 29 november 2022 bij gedaagden bezorgd,
- [gedaagde sub 1] heeft een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie toegestuurd, met daarbij 29 producties,
- Heineken heeft een akte met 6 producties toegestuurd,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2022. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt. [eiser] , [gedaagde sub 1] en Heineken hebben ieder pleitaantekeningen overgelegd. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 29 december 2022 vonnis zal worden gewezen.
2.De feiten
3.De vorderingen van [eiser] in conventie
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
4.De beoordeling in conventie
5.De vordering van [gedaagde sub 1] in reconventie en de beoordeling daarvan
“is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LNJ BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM”(HR 6 april 2012, ECLI:NL:2012:BV7828, r.o. 5.1.).