Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gevolmachtigde],
1.De procedure
- het verzoekschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op 1 juni 2022;
- het verweerschrift van de vrouw en [A] (met bijlagen) van 12 augustus 2022;
- het F-formulier van de vrouw en [A] van 25 augustus 2022 met bijlage (originele volmacht van [A] aan zijn moeder, mevrouw [gevolmachtigde] , hiervoor en hierna te noemen: de vrouw);
- de twee brieven van de vrouw en [A] van 7 november 2022 met bijlagen.
2.Waar de procedure over gaat
[A], geboren op [2002] in [geboorteplaats] .
primairde bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [A] met ingang van 1 juni 2022 op nihil te stellen.
Subsidiairverzoekt de man deze bijdrage op enig ander lager bedrag vast te stellen vanwege een wijziging van omstandigheden, in goede justitie te bepalen. [A] is het daar niet mee eens.
3.De beoordeling
hogerbedrag aan bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie aan [A] zou moeten betalen dan het op dit moment vastgestelde bedrag. Omdat [A] niet zelf een verzoek heeft ingediend, kan de rechtbank geen hoger bedrag vaststellen. Dit betekent dat de man het (geïndexeerde) bedrag van € 595,76 per maand aan [A] moet blijven betalen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
voorafgaandaan het traject. Er is in die fase nog geen sprake van contact met de schuldeisers over een mogelijk akkoord ter zake de schulden en de aflossing daarvan. Zoals hierna bij de bespreking van de draagkracht van de man aan de orde zal komen, heeft de man een hoog inkomen. De man heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat, wanneer de kinderalimentatie in het vrij te laten bedrag wordt meegenomen, een maandelijks afloscapaciteit overblijft van € 425,-. De rechtbank is van oordeel dat deze afloscapaciteit, samen met het gegeven dat de man nu pas in de stabilisatiefase van het minnelijk schuldentraject zit, maakt dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat een nihilstelling van de kinderalimentatie noodzakelijk is, gelet op het toekomstige minnelijke schuldentraject. Om die reden wijst zij dat verzoek dan ook af.