In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van drie bomen, waaronder twee knotwilgen en een eikenboom, omdat deze volgens hen het in- en uitrijden bemoeilijken en overlast veroorzaken. De gemeente Woudenberg heeft op 10 november 2020 de vergunning verleend, maar een derde-partij, die verderop woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. De bezwaarcommissie adviseerde het college om het bezwaar van de derde-partij ontvankelijk en gegrond te verklaren, wat leidde tot een besluit van 21 juni 2021 waarin de vergunning werd geweigerd.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 december 2022, waar eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de rechtbank de beroepen gevoegd behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de derde-partij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning, omdat hij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van het kappen van de bomen. De afstand tussen het perceel van de derde-partij en de bomen is meer dan 130 meter, en hij heeft geen zicht op de bomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de derde-partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
De rechtbank heeft het college van burgemeester en wethouders veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.518,-- per eiser, en heeft bepaald dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 181,-- aan hen terugbetaalt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 december 2022 door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.