ECLI:NL:RBMNE:2022:5609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
UTR 21/3389 en UTR 21/3365
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor het kappen van bomen door gebrek aan belanghebbendheid derde-partij

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van drie bomen, waaronder twee knotwilgen en een eikenboom, omdat deze volgens hen het in- en uitrijden bemoeilijken en overlast veroorzaken. De gemeente Woudenberg heeft op 10 november 2020 de vergunning verleend, maar een derde-partij, die verderop woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning. De bezwaarcommissie adviseerde het college om het bezwaar van de derde-partij ontvankelijk en gegrond te verklaren, wat leidde tot een besluit van 21 juni 2021 waarin de vergunning werd geweigerd.

Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 december 2022, waar eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, heeft de rechtbank de beroepen gevoegd behandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de derde-partij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning, omdat hij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van het kappen van de bomen. De afstand tussen het perceel van de derde-partij en de bomen is meer dan 130 meter, en hij heeft geen zicht op de bomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de derde-partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

De rechtbank heeft het college van burgemeester en wethouders veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.518,-- per eiser, en heeft bepaald dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 181,-- aan hen terugbetaalt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 december 2022 door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/3389 en UTR 21/3365
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 8 december 2022 in de zaken tussen

[eiser 1] uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. R.J. Grasmeijer),
en

[eiser 2] en [eiser 3] uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. K. Keizer)
tegenover
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg(het college)
(gemachtigde: P. Sneep).
Verder heeft als derde-partij aan de zaak deelgenomen:
[derde-partij]uit [woonplaats] (derde-partij).

Inleiding

1.1
Eiser [eiser 1] woont aan de [adres 1] en eisers [eiser 2] aan de [adres 2] in [woonplaats] . Zij delen een oprit. Aan weerszijden van de oprit staat een knotwilg. Vlakbij de woning van eisers [eiser 2] staat ook nog een eikenboom. Omdat de knotwilgen volgens eisers het in- en uitrijden bemoeilijken, willen zij graag dat die worden gekapt. Eisers [eiser 2] willen daarnaast ook dat de eikenboom wordt gekapt, omdat die volgens hen voor veel overlast zorgt. Gezamenlijk hebben eisers een omgevingsvergunning voor het kappen van de drie bomen aangevraagd bij het college. Op 10 november 2020 heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
1.2
Derde-partij woont verderop aan de [adres 3] in [woonplaats] en wil niet dat de bomen worden gekapt. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Het college heeft de Onafhankelijke Commissie bezwaarschriften [woonplaats] om advies gevraagd over het bezwaar. Op 9 maart 2021 heeft de bezwaarcommissie het college geadviseerd om het bezwaar van derde-partij ontvankelijk en gegrond te verklaren en opnieuw te beslissen op de aanvraag van eisers. Bij besluit van 21 juni 2021 (
het bestreden besluit) heeft het college dat gedaan en de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen alsnog geweigerd.
1.3
Eisers hebben vervolgens ieder beroep ingesteld. Het college heeft verweerschriften ingediend. De beroepen zijn op 8 december 2022 bij de rechtbank gevoegd op een zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Het college is op de zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [A] . Ook derde-partij is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Na afloop heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan op de beroepen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart derde-partij alsnog nietontvankelijk in zijn bezwaar;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-- voor ieder van hen;
  • bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 181,-- terugbetaald aan ieder van hen.

Overwegingen

2. Eisers hebben allereerst aangevoerd dat derde-partij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. De afstand tussen het perceel van derde-partij en de bomen is meer dan 130 meter en derde-partij heeft geen zicht op de bomen. Als derde-partij al zicht zou hebben op de bomen, onderscheidt zich dat onvoldoende van het omliggende groen om van enige betekenis te kunnen zijn. Het college had derde-partij volgens eisers daarom nietontvankelijk moeten verklaren in zijn bezwaar.
3. Het college stelt zich op het standpunt dat derde-partij wél belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. De afstand tussen het perceel van derde-partij en de bomen is minder dan 100 meter. Bovendien grenst de [straat 2] direct aan de [straat 1] . Als de afstand zo gering is, is het voor het aannemen van belanghebbendheid niet nodig dat derde-partij ook nog zicht heeft op de bomen. Dat volgt uit de zogenoemde Kiki-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 10 juni 1999. Tot slot maken de bomen deel uit van het woon- en leefklimaat van derde-partij en wordt dat aangetast door het kappen van de bomen. Derde-partij is volgens het college daarin terecht ontvankelijk geacht in zijn bezwaar.
4.1
De rechtbank is, met eisers, van oordeel dat derde-partij geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen, zodat het college derde-partij ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in zijn bezwaar.
4.2
Alleen belanghebbenden bij een besluit kunnen daartegen bezwaar maken. Dat zijn degenen wiens belang rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. [1] Dat belang moet persoonlijk zijn en zich dus voldoende onderscheiden van de belangen van anderen. Volgens de huidige rechtspraak van de ABRvS geldt dat degene die geen ‘gevolgen van enige betekenis’ ondervindt van een besluit, ook geen persoonlijk belang heeft bij dat besluit. Hij of zij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon- en leefsituatie zijn, wordt gekeken naar factoren zoals de afstand tot, het zicht op, en de planologische uitstraling van de activiteit die met het besluit wordt toegestaan. Deze factoren worden beoordeeld in onderlinge samenhang. De aard, intensiteit en frequentie van de gevolgen kunnen daarbij ook van belang zijn. [2]
4.3
Het huidige beoordelingskader in de rechtspraak van de ABRvS maakt de uitspraak uit 1999 waar het college naar heeft verwezen, achterhaald. Ook het feit dat de straat waar derdepartij aan woont ( [straat 2] ) grenst aan de [straat 1] is niet voldoende in deze beoordeling. Om belanghebbende te zijn bij de omgevingsvergunning moet derde-partij gevolgen van enige betekenis ondervinden van het kappen van de bomen. Hierbij is de afstand tot, en het zicht op de bomen van belang.
4.4
De rechtbank stelt aan de hand van Google Maps vast dat de afstand van de rand van het perceel van derde-partij tot de bomen ongeveer 135 meter bedraagt. De afstand van minder dan 100 meter die het college heeft genoemd is niet onderbouwd en volgt de rechtbank niet. Dat geldt ook voor de afstand van 50 meter die derde-partij heeft genoemd in zijn bezwaar. Verder geldt dat derde-partij op de zitting te kennen heeft gegeven dat hij vanaf zijn perceel geen zicht heeft op de twee knotwilgen en alleen de top van de eikenboom kan zien vanaf de bovenste verdieping van zijn woning. De eikenboom maakt deel uit van een bomenrij. Naar het oordeel van de rechtbank is dat echter onvoldoende om van gevolgen van enige betekenis te spreken. Het zicht op de top van de eikenboom onderscheid zich daarvoor onvoldoende van het omliggende groen.
4.5
De rechtbank komt tot de slotsom dat derde-partij geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van het kappen van de bomen. Hij is daarom geen belanghebbende bij de omgevingsvergunning, zodat het college hem ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in zijn bezwaar. Het betoog van eisers slaagt.

Conclusie

5. De beroepen van eisers zijn gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Doende wat het college had moeten doen, verklaart de rechtbank derde-partij alsnog nietontvankelijk in zijn bezwaar. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde bestreden besluit.
6. Omdat de beroepen gegrond zijn veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten die eisers voor hun beroepen hebben gemaakt. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigden van eisers stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518,-- voor ieder van hen (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-- en een wegingsfactor 1).
7. De rechtbank bepaalt tot slot dat het college de door eisers betaalde griffierechten van € 181,-- aan ieder van hen vergoedt.
8. Omdat de beroepen van eisers hiermee finaal zijn afgedaan, behoeven de overige beroepsgronden van eisers geen bespreking meer.
9. Op de zitting heeft de rechtbank partijen gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te komen. Dat kan op de manier zoals onderaan dit procesverbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter, en mr. J. Wolbrink en mr. ing. A. Rademaker, leden, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
(de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen)
griffier voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 29 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1832.