ECLI:NL:RBMNE:2022:5551

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
548684 / HA RK 22-249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van een rechter in een civiele procedure

Op 20 december 2022 heeft de verschoningskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot verschoning van mr. F.H. Charbon, civiel rechter, behandeld. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij zich niet vrij voelt om in de hoofdzaak op te treden, omdat er omstandigheden zijn die de schijn van onpartijdigheid kunnen oproepen. De hoofdzaak betreft een geschil tussen [onderneming 1] B.V. (eiser) en de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (gedaagde), waarbij [onderneming 2] als investeerder betrokken is. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een schijn van vooringenomenheid kan bestaan, wat een gegronde reden voor verschoning oplevert. De verschoningskamer heeft het verzoek tot verschoning gegrond verklaard en de beslissing is openbaar uitgesproken. De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 548684 / HA RK 22-249
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 20 december 2022
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. F.H. Charbon,
civiel rechter,
verder te noemen: verzoekster

1.De procedure

De verschoningskamer heeft op 29 november 2022 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen in de zaak met het zaaknummer 10012426 UC EXPL 22-4997 (hierna: de hoofdzaak).
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden. De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verschoningsverzoek.
In de hoofdzaak speelt de vraag of [onderneming 1] B.V. (eiser) onder de verplichte werkingssfeer valt van de Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (gedaagde). Uit het dossier volgt onder meer dat [onderneming 2] als investeerder (met een groot financieel belang) betrokken is bij [onderneming 1] B.V. en het daarom denkbaar is dat [onderneming 2] eveneens een belang heeft bij de uitkomst van de zaak. De investering in [onderneming 1] B.V. door [onderneming 2] heeft destijds plaatsgevonden onder eindverantwoordelijkheid van een persoon uit de directe omgeving van verzoekster. Deze persoon is weliswaar al langere tijd niet meer werkzaam bij [onderneming 2] , echter deze situatie leidt er wel toe dat verzoekster zich niet vrij voelt de zaak te behandelen vanwege de mogelijke schijn van vooringenomenheid die daarmee zou kunnen ontstaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoekster blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat zij zich niet meer voldoende vrij voelt om in de hoofdzaak op te treden dan wel te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoekster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het haar aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaren.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, en mrs. R.C. Stijnen en H.J. Bos als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. C.N. Aalders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
De griffier is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.