In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2022, staat de vraag centraal of eiser recht heeft op ziekengeld per 2 oktober 2021. Eiser had eerder een negatief besluit ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 11 november 2020, waarin werd gesteld dat hij arbeidsgeschikt was. Dit besluit werd in een later bezwaar op 12 januari 2021 door het Uwv gehandhaafd. De rechtbank had eerder op 12 augustus 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had het Uwv de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen.
Na de tussenuitspraak heeft het Uwv op 28 oktober 2021 een gewijzigd besluit genomen, waarin het bezwaar van eiser alsnog gegrond werd verklaard en werd geconcludeerd dat eiser per 2 oktober 2020 recht heeft op ziekengeld. Eiser heeft niet gereageerd op dit nieuwe besluit. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 31 januari 2022 gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv het geconstateerde gebrek in het eerdere besluit heeft hersteld en dat het nieuwe besluit in de plaats is gekomen van het eerdere besluit. Eiser heeft geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het eerste besluit, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiser geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtshulp. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.