In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing door de Belastingdienst/Toeslagen op haar aanvraag van 19 januari 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft op 22 oktober 2022 een verweerschrift ontvangen van verweerder. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat er geen geschil is over het feit dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder bij brief van 6 januari 2022 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 25 augustus 2022, beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank bepaalt dat verweerder dit moet doen binnen twaalf weken na de datum van het verweerschrift, met de mogelijkheid om hiervan af te wijken in bijzondere gevallen. De uiterste datum voor het nemen van een besluit is vastgesteld op 16 januari 2023. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50, en verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2022.