ECLI:NL:RBMNE:2022:5484

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
UTR 22 / 2809
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitblijven beslissing op Wob-verzoek gegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 november 2022, is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een beslissing op haar Wob-verzoek gegrond verklaard. Eiseres had op 18 februari 2022 een aanvraag ingediend, maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn, die maximaal vier weken bedraagt, is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 25 mei 2022 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen volledig besluit genomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 28 juli 2022 een deelbesluit heeft genomen, maar dit is niet voldoende om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen.

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een volledig besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 365,- en een vergoeding voor de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.

Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor betrokkenen om hiertegen in beroep te gaan. De rechtbank heeft in deze zaak de belangen van eiseres gewogen en de nodige maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat verweerder zijn verplichtingen nakomt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.J. Bosma en mr. W.M.A. Polders),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 18 februari 2022.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 18 februari 2022. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6, eerste lid van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft de beslistermijn twee keer verlengd met vier weken. Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Wob kan de beslistermijn slechts ten hoogste voor vier weken worden verlengd. Verweerder had dus uiterlijk 15 april 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 25 mei 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Verweerder heeft op 28 juli 2022 een deelbesluit genomen op het verzoek van eiser. Dat een deelbesluit is genomen, betekent niet dat volledig is beslist op het verzoek van eiser. [1] Daarom bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog volledig moet beslissen op het verzoek van eiseres. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
6. Voor zover eiseres heeft gevraagd om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, kan de rechtbank dit niet doen. Op grond van artikel 15 van de Wob (tegenwoordig artikel 8.2 van de Wet open overheid, Woo) is paragraaf 4.1.3.2 van de Awb, over de dwangsom bij niet tijdig beslissen, namelijk niet van toepassing op besluiten op grond van de Wob (of Woo) en op beslissingen op bezwaar tegen die besluiten.
7. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1/2. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een volledig besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie rechtsoverweging 12.3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2348).