ECLI:NL:RBMNE:2022:5457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
16-346294-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere afpersingen en diefstallen met gebruik van geweld

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van meerdere afpersingen en diefstallen. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer na een onderzoek ter terechtzitting op 12 augustus, 25 oktober en 6 december 2022. De officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, eiste een jeugddetentie van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.E.P. van Geelkerken, pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de aangevers geloofwaardig en de verdediging ongeloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing en diefstal door bedreiging met geweld, waarbij gebruik werd gemaakt van een machete. De rechtbank vond voldoende bewijs in de verklaringen van de slachtoffers en de omstandigheden van de feiten, waaronder het gebruik van een datingapp om slachtoffers te lokken. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 93 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 200 uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 1.710,44 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-346294-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 12 augustus 2022, 25 oktober 2022 en 6 december 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen de gemachtigde raadsman van verdachte mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat te Brunssum en benadeelde partij [slachtoffer 1] samen met mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland naar voren hebben gebracht.
Verdachte zelf is niet verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
feit 1
op 10 en/of 11 juli 2021 in Zeist samen met anderen door (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
feit 2
op 10 en/of 11 juli 2021 in Zeist, De Bilt en Bunnik samen met anderen door (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 2] heeft gestolen en
meerdere geldbedragen van [slachtoffer 2] heeft gestolen, door te pinnen met de door afpersing of diefstal verkregen pinpas (
valse sleutels);
feit 3
primair:op 7 juli 2021 in Zeist samen met anderen door (bedreiging met) geweld goederen van [slachtoffer 1] heeft afgeperst;
subsidiair:omstreeks 7 en 8 juli 2021 in Zeist een mobiele telefoon heeft geheeld;
feit 4
op 7 juli 2021 in Zeist samen met anderen door (bedreiging met) geweld 40 euro van [slachtoffer 1] heeft gestolen, door te pinnen met de afgeperste pinpas (
valse sleutels).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde en voert daartoe het volgende aan.
Wat betreft feit 1 en feit 2 ontbreekt overtuigend bewijs, nu de verklaring van aangever – dat hij is bestolen en afgeperst – als ongeloofwaardig moet worden beschouwd. Beide verdachten hebben verklaard dat ze op verzoek van aangever zijn gaan pinnen. Dit beeld wordt versterkt door het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die het voertuig in het verloop van de avond controleerden. Zij beschrijven dat sprake was van een goede sfeer en dat de drie inzittenden van het voertuig goed meewerkten. Aangever is toen nog door de verbalisanten apart genomen. Hij had op dat moment kunnen aangeven wat volgens hem aan de hand was, maar dat deed hij niet. Dit maakt zijn aangifte en aanvullende verklaringen ongeloofwaardig.
Wat betreft feit 3 en feit 4 ontbreekt ook overtuigend bewijs. Het door aangever geschetste signalement komt niet overeen met verdachte en de verrichte fotoconfrontatie heeft geen positieve herkenning opgeleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1, 2, 3 en 4 [1]
In de nacht van 10 op 11 juli 2021 rond 01.40 uur hebben twee verbalisanten in Zeist een zwarte Renault Twingo met kenteken [kenteken] gecontroleerd. De drie inzittenden bleken te zijn: [slachtoffer 2] (bestuurder), [medeverdachte] (bijrijder) en [verdachte] (passagier). De drie personen werkten mee aan de controle en er werden geen strafbare feiten geconstateerd. De verbalisanten besloten daarom de auto te laten gaan. [2]
Ruim een uur later, rond 02.59, uur kregen dezelfde verbalisanten de melding om naar het [hotel] in Zeist te gaan. Daar was een persoon het hotel binnen gelopen, die om hulp had gevraagd. Hij zou zijn gegijzeld en zou onder dwang hebben moeten pinnen. Deze persoon bleek de eerder gecontroleerde [slachtoffer 2] te zijn. Ter plaatse zagen de verbalisanten de zwarte Renault Twingo met kenteken [kenteken] voor het hotel staan. [slachtoffer 2] verklaarde dat de mannen die bij hem waren toen ze eerder die avond in de auto werden gecontroleerd, hem hadden bedreigd met een grote machete. Ook hadden ze zijn pinpas en telefoon afgenomen en moest [slachtoffer 2] zijn pincode afgeven. Hij vertelde dat hij met een jongen had afgesproken via [datingapp] en dat hij dacht dat deze jongen [verdachte] heette. [3]
Op 11 juli 2021 wordt van [slachtoffer 2] (hierna: aangever) een uitgebreide aangifte opgenomen. Hij verklaart dat hij in de avond van 10 juli 2021 rond 22.00 uur via de datingsapp [datingapp] een afspraak had op het [locatie] in Zeist met een persoon genaamd ‘ [naam] ’. Hij parkeerde zijn auto en liep samen met deze persoon (jongen 1) via een bospad richting de zijkant van het pand aan het [locatie] . Daar stonden in een inham plotseling twee personen (jongen 2 en jongen 3). Hij draaide zich om in de richting van jongen 1 en zag dat deze persoon een groot mes vast had, van ongeveer 40 centimeter groot. Jongen 1 zei dat aangever richting de inham moest lopen. Aangever moest zijn zakken leeg maken en heeft toen zijn telefoon en sleutelbos aan de jongens gegeven. Hij zei tegen de jongens dat hij geen portemonnee bij zich had. Jongen 2 is vervolgens naar de auto van aangever gelopen en kwam terug met zijn portemonnee. Hij zei dat aangever moest stoppen met liegen en mee moest werken, anders zou er wat gebeuren. Jongen 1 hield het mes omhoog en herhaalde dat hij mee moest werken. Aangever moest daarna de code van zijn telefoon afgeven.
Vervolgens moest aangever in zijn eigen auto stappen, op de plaats achter de bestuurder. Jongen 1 (met het mes) ging naast aangever zitten. De jongens hebben toen eerst geprobeerd om in Zeist te pinnen bij een pinautomaat, maar deze was niet meer open. Jongen 3 is toen uitgestapt en weggegaan. Aangever moest toen zelf naar Utrecht rijden. Jongen 2 zat naast hem, naar de rechtbank begrijpt, op de bijrijdersstoel en jongen 1 zat achterin met het mes. Aangever moest in Utrecht stoppen bij een plein, waar jongen 1 uitstapte en naar een pinautomaat liep. Toen jongen 1 weer terug kwam, moest aangever doorrijden naar een coffeeshop. Jongen 1 is toen weer uitgestapt en kwam na ongeveer vijf minuten weer terug. Aangever zag dat hij wiet in zijn handen had. Hierna moest aangever weer terugrijden naar Zeist en moest hij stoppen bij een restaurant/snackbar. Daar is jongen 2 uitgestapt en hij kwam na ongeveer 10 minuten weer terug. Elke keer als aangever ergens moest parkeren moest hij zijn autosleutels afgeven aan de persoon die naast hem zat.
Toen ze weer reden, kwam een politieauto achter de auto van aangever rijden. De jongens zeiden tegen hem dat hij rustig moest blijven en moest meespelen. Na de controle mochten ze hun weg weer vervolgen. Op aanwijzingen van jongen 2 is aangever weer ergens heen gereden en moest hij stoppen in een woonwijk. Aangever moest zijn autosleutels op het dashboard leggen. Jongen 2 stapte uit en kwam ongeveer tien à vijftien minuten later terug met een identifier. Aangever moest verder rijden en hij zag dat ze weer aankwamen bij het [locatie] in Zeist. Jongen 1 zat op de telefoon van aangever en vroeg om zijn inloggegevens van de ABN-AMRO app. Aangever heeft toen zijn inloggegevens gegeven. Jongen 1 en jongen 2 zijn toen weggegaan. Aangever is vervolgens naar [hotel] gegaan en heeft daar om hulp gevraagd. [4]
Uit onderzoek naar de bankrekening van aangever blijkt later dat in de nacht van 10 op 11 juli 2021 drie transacties met de bankpas van aangever zijn verricht. Op 10 juli 2021 om 23.26 uur is voor € 1,50 gepind bij [restaurant] in De Bilt, om 23.48 uur is vervolgens voor € 90,- gepind bij café [café] in Zeist en op 11 juli 2021 om 00.06 uur is voor € 10,- gepind bij tankstation Esso in Bunnik. [5]
Verdachte heeft bij de politie kort gezegd verklaard dat het klopt dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] en aangever in de auto heeft gezeten. [6] Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte en aangever in de zwarte auto heeft gezeten. Medeverdachte [medeverdachte] heeft daarnaast verklaard dat hij met de pas van aangever heeft gepind bij een eetzaakje in De Bilt en dat ze zijn gereden naar een tankstation in Bilthoven en naar coffeeshop [coffeeshop] en kroeg [café] in Zeist. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat ze bij een tankstation in Bunnik zijn geweest. [7]
Uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt dat op 12 juli 2021 om 22.06 uur een notitie is aangemaakt, waarin een raptekst is geschreven. In de tekst wordt beschreven dat ‘
er pap (geld) is gemaakt’, ‘
automaten dicht zijn’, ‘
kwart over 11 worden ze gestopt door de scotoe (politie) waarbij ze hun mondje dicht houden’. De verbalisant beschrijft dat deze raptekst overeenkomsten heeft met de aangifte. Bij dit voorval is namelijk geld buitgemaakt, zijn de verdachten pinautomaten afgereden die dicht bleken te zijn en zijn de verdachten door de politie gecontroleerd, waarbij aangever zijn mond moest dichthouden. [8]
Op 12 juli 2021 wordt door [slachtoffer 1] (hierna: aangever) aangifte gedaan van diefstal en afpersing. Hij verklaart dat hij op 7 juli 2021 om 21.45 uur via [datingapp] met een man had afgesproken in Zeist. De naam van deze man begon met een ‘ [naam] ’. De man (man 1) en aangever gingen een stukje wandelen en liepen het Laantje zonder Eind in. Op een gegeven moment zat er een inham in een muur, waar een andere man stond (man 2). Deze man had een machete in zijn hand. Hij zwaaide met het mes, terwijl man 1 zei dat hij de bankpas, pincode en mobiele telefoon van aangever wilde. Aangever heeft toen zijn mobiele telefoon en bankpasje afgegeven. Man 2 is met de bankpas van aangever weggegaan. Hij wist de pincode van aangever. Aangever moest bij man 1 blijven staan, omdat de mannen zeker wilde weten dat aangever de goede pincode had gegeven. Ongeveer een kwartier later kwam man 2 terug en zei hij dat de pincode klopte. Hij had een zwarte fiets bij zich. Hierna liepen de mannen weg. [9]
Uit onderzoek naar de bankgegevens van aangever is gebleken dat met de bankpas van aangever op 7 juli 2021 om 22.16 uur voor € 40,- is gepind. [10] ING heeft geregistreerd dat bij de AMT van Geldmaat aan de Meester de Klerkstraat 4-6 in Zeist is gepind. De politie ziet op de gevorderde camerabeelden van deze pinautomaat dat de pinner aan komt fietsen op een zwarte damesfiets. Hij draagt geen handschoenen en wat opvalt is dat de pinner brede en korte nagels heeft. Na het pinnen stapt de pinner weer op zijn fiets en fietst terug in de richting van de 1e Hogeweg in Zeist. [11] Op de beelden van de pinautomaat is te zien dat de pinner opvallend korte nagelbedden heeft. Verdachte heeft ook opvallend korte nagelbedden. [12]
Uit onderzoek blijkt dat de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer] op 7 juli 2021 tussen 23.10 uur en 23.13 uur in de telefoon van verdachte zat. Een paar minuten later, om 23.19 uur, zat dezelfde simkaart in de telefoon van aangever [slachtoffer 1] . Op 11 juli 2021 om 03.19 uur zat deze simkaart weer in de telefoon van verdachte. Een paar minuten later, om 03.22 uur, zat dezelfde simkaart in de weggenomen telefoon van aangever [slachtoffer 2] . [13] Verdachte heeft hier bij de politie niets over willen verklaren. [14]
Ten slotte is uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte gebleken dat hij op [datingapp] diverse chatgesprekken voerde. Zo zijn er op 17 juli 2021 drieënveertig en op 18 juli 2021 negen gesprekken gevoerd via [datingapp] , waarbij met de telefoon van verdachte berichten worden gestuurd waarin veelal wordt aangestuurd op het maken van een (seks)date. In negen van deze gesprekken wordt aan de andere partij verzocht om naar Zeist te komen en bij twee gesprekken wordt verzocht om naar het [locatie] in Zeist te komen. [15]
Alle hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2.
Beoordeling feit 1 en feit 2
De verdachte heeft verklaard dat aangever vrijwillig met verdachte en medeverdachte in de auto zat en dat aangever zelf aan verdachte vroeg of hij voor hem wilde pinnen. Verdachte verklaarde bij de politie dat aangever onder invloed was en daarom zelf niet meer kon pinnen. De rechtbank acht dit aangevoerde alternatieve scenario ongeloofwaardig. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat aangever vrijwillig zijn pinpas en pincode zou hebben afgegeven aan twee hem onbekende jongens en aan hen zou hebben gevraagd om voor hem met zijn pinpas geld te pinnen.
De rechtbank merkt de verklaring van aangever over wat zich in de nacht van 10 op 11 juli 2021 heeft afgespeeld aan als geloofwaardig. Dat aangever tijdens de controle de hulp van de aanwezige politieambtenaren niet heeft ingeroepen, maakt dit niet anders. Aangever heeft hierover verklaard dat hij de hoop had zijn spullen terug te krijgen en dat hij bang was (pagina 84). Gelet op de omstandigheden is dit een aannemelijke verklaring.
Hierbij vindt de rechtbank voor haar overtuiging onder meer de aangetroffen raptekst op de telefoon van verdachte van belang, die de verklaring van aangever over de diefstal en afpersing ondersteunt. Deze raptekst is kort na de feiten opgesteld en bevat concrete details die overeenkomen met de verklaring van aangever. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 en 11 juli 2021 schuldig heeft gemaakt aan diefstal en afpersing van aangever.
4.3.3.
Beoordeling feit 3 en feit 4
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat aangever [slachtoffer 1] op 7 juli 2021 slachtoffer is geworden van afpersing en diefstal. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte een van de personen is geweest die zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. HR 12 december 2017 NJ 2018/84) kunnen bewijsmiddelen in de ene zaak als ondersteunend bewijs dienen in een andere soortgelijke zaak, indien op essentiële punten overeenkomsten bestaan tussen beide zaken. Zo kan eenzelfde werkwijze (
modus operandi) als bij een ander soortgelijk strafbaar feit als ondersteunend schakelbewijs dienen. De rechtbank overweegt tegen die achtergrond het volgende.
Wanneer gekeken wordt naar de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ten aanzien van feiten 3 en 4, ziet de rechtbank grote overeenkomsten met de reeds bewezen geachte feiten 1 en 2. Zo hadden beide aangevers in de avond een afspraak via de datingapp [datingapp] in Zeist met een onbekende man. Tijdens die afspraak komt uit een inham een andere persoon tevoorschijn en wordt gedreigd met een machete. Beide aangevers zijn duidelijk en specifiek over het getoonde mes. Beide aangevers moeten hun telefoon, bankpas en pincode afgeven, waarna door (een van) de daders met de bankpas wordt gepind. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat bij feit 3 en feit 4 sprake is van een modus operandi die op essentiële punten overeenkomt met de modus operandi die is gevolgd bij feit 1 en feit 2. De modus operandi is bovendien voldoende uniek en onderscheidend. De rechtbank gebruikt deze zelfde modus operandi als schakelbewijs voor feit 3 en feit 4.
Daarnaast is gebleken dat de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer] anderhalf uur na de afpersing van [slachtoffer 1] binnen zes minuten van de telefoon van verdachte is overgegaan naar de telefoon van aangever [slachtoffer 1] , die [slachtoffer 1] aan de afpersers had afgegeven. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven hoe het kan dat deze simkaart zo kort na de afpersing van zijn telefoon in de telefoon van [slachtoffer 1] is terecht gekomen, kan het niet anders zijn dat verdachte heeft deelgenomen aan de afpersing van [slachtoffer 1] .
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de diefstal en afpersing van feiten 1 en 2 en de diefstal en afpersing van feiten 3 en 4 telkens door dezelfde dader, zijnde verdachte, zijn gepleegd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook feit 3 primair en feit 4 heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 10 juli 2021 en/of 11 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en de toegangscode van die telefoon en de pincode van zijn pinpas en de inloggegevens van zijn bankierenapp, die aan [slachtoffer 2] , toebehoorden, door
- met die [slachtoffer 2] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en
- vervolgens die [slachtoffer 2] een machete te tonen, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en toegangscode van die
telefoon en zijn portemonnee en pincode van zijn pinpas en/ inloggegevens
van zijn bankierenapp moet afgeven, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij moet stoppen met liegen en mee moet werken
en te zeggen dat er anders wat met hem, [slachtoffer 2] , zou gebeuren en daarbij
voornoemde machete te tonen en omhoog te houden;
feit 2op 10 juli 2021 en 11 juli 2021 te Zeist en De Bilt en Bunnik,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een portemonnee en een pinpas en geldbedragen, , die aan [slachtoffer 2] , toebehoorden, heeft weggenomen met
het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, door geld te pinnen met een pinpas en een pincode die zijn verkregen door middel
van afpersing en/of diefstal met geweld,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
door
- met die [slachtoffer 2] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en
- vervolgens die [slachtoffer 2] een machete te tonen, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en toegangscode van die
telefoon en zijn portemonnee en pincode van zijn pinpas en de
inloggegevens van zijn bankierenapp moet afgeven, en
- vervolgens de portemonnee uit de auto van die [slachtoffer 2] weg te nemen, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij moet stoppen met liegen en mee moet werken
en te zeggen dat er anders wat met hem, [slachtoffer 2] , zou gebeuren enf daarbij
voornoemde machete, te tonen en omhoog te houden,
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij in de auto moet stappen en
samen met verdachte en zijn mededader(s) op zoek moet gaan naar een
pinautomaat en door voornoemde machete althans een mes mee die
auto in te nemen, en
- vervolgens die [slachtoffer 2] diverse aanwijzingen te geven om naar pinautomaten en
een tankstation en horecagelegenheden te rijden en aldaar te stoppen en
de autosleutel af te geven aan verdachte en/of zijn mededader, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij bij controle door de politie rustig moet blijven
en mee moet werken;
feit 3
primairop 7 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een mobiele telefoon en een pinpas en de pincode van die pinpas, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorden
door
- met die [slachtoffer 1] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en
- vervolgens die [slachtoffer 1] een machete/ te tonen en daarmee te zwaaien, en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en pinpas
en pincode van die pinpas moet afgeven;
feit 4op 7 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een ander,
veertig euro, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
en dat onder hun bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, door geld te pinnen met een pinpas en
een pincode die zijn verkregen door middel van afpersing.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 3 primair:
telkens: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toepassing van het adolescentenstrafrecht (ASR).
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot
  • een jeugddetentie van 93 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en
  • een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte voert aan dat het ASR dient te worden toegepast en refereert zich met betrekking tot de straf aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten voor jeugd gaan voor een
diefstal met geweld/afpersinguit van 60 uur taakstraf of 30 dagen jeugddetentie. Bij strafverzwarende omstandigheden kan de rechter telkens de straf met 60 uur taakstraf of 30 dagen jeugddetentie verhogen.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich op twee verschillende momenten schuldig gemaakt aan een beroving. De aangevers werden als het ware ‘gelokt’ via de datingsapp [datingapp] , waarna zij onder dreiging met een machete van goederen en geld werden beroofd. Dit moet voor aangevers een beangstigende ervaring zijn geweest. Dat blijkt ook uit de aangifte van [slachtoffer 1] , waarin hij zegt dat hij erg overdonderd was en bang is geweest. Ter zitting heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij nog altijd kampt met een gevoel van onbegrip. Aangever [slachtoffer 2] heeft zelfs een tijd lang onder dwang in zijn eigen auto moeten rondrijden met zijn belagers, een ernstige inbreuk op de bewegingsvrijheid van aangever. Slachtoffers van berovingen kunnen daar nog lang last van hebben. Ook zorgt dit soort misdrijven voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank vindt het ernstig en zorgelijk dat verdachte op zijn jonge leeftijd dit soort strafbare feiten pleegt. Dat daarbij gebruik is gemaakt van een machete, neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 7 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Op 28 juli 2022 is over verdachte een reclasseringsrapportage opgesteld door D. van der Salm, reclasseringswerker. In dit rapport komt naar voren dat verdachte momenteel onder toezicht van de reclassering staat en dat het contact met zijn toezichthouder, de heer Nass, goed verloopt. Verdachte stelt zich begeleidbaar op en woont inmiddels ruim een jaar weer bij zijn ouders thuis. Dit wordt als een beschermende factor gezien. De reclassering adviseert de rechtbank om het jeugdstrafrecht toe te passen en een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat het reeds lopende toezicht (tot 2024) voldoende is. De heer J. Nass, reclasseringswerker, heeft ter terechtzitting van 6 december 2022 dit rapport onderschreven.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en past in deze zaak
het jeugdstrafrechttoe.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, kan met geen andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich mee brengt. De rechtbank zal daarom naast een onvoorwaardelijke taakstraf een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, conform de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 93 dagen met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 200 uur opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.710,44. Dit bedrag bestaat uit € 710,44 materiele schade en € 1.000 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hele vordering dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de raadsman dat het causale verband tussen de geleden schade en het strafbare feit niet is komen vast te staan. De benadeelde partij is één jaar na de feiten naar de huisarts gegaan en heeft toen pas om hulp gevraagd. Of in de tussentijd nog iets is gebeurd dat heeft bijgedragen aan de toestand van de benadeelde partij, kan niet worden vastgesteld. De vordering dient daarom te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt – anders dan de raadsman heeft aangevoerd – dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 primair en feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de medische verklaring van het Medisch Centrum Tollius blijkt dat bij de benadeelde partij op 1 augustus 2022 een Posttraumatische stress-stoornis (PTSS) is vastgesteld. Uit de brief van de psycholoog van 25 oktober 2022 blijkt dat zij met de benadeelde partij gesprekken voert over de overval die de benadeelde partij heeft meegemaakt in Zeist. De rechtbank stelt op basis van deze omstandigheden vast dat de hulpvraag van de benadeelde partij bij de psycholoog (voornamelijk) gericht is geweest op de gevolgen van de onder feit 3 primair en feit 4 bewezen verklaarde feiten. Het causale verband tussen de geleden schade en de feiten is daarmee gegeven.
De rechtbank waardeert de schade van de benadeelde partij op € 1.710,44, bestaande uit € 710,44 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, en zal de vordering in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 juli 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.710,44, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 juli 2021 tot de dag van volledige betaling. Omdat de rechtbank het jeugdstrafrecht toepast , zal deze verplichting
nietworden aangevuld met gijzeling als verdachte niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77c, 77g, 77i, 77gg, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van
Van rechtswege gelden de algemene voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toe tot een bedrag van € 1.710,44;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.710,44 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2021 tot de dag van volledige betaling, waarbij
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. E.J. van Rijssen en mr. S.M. Schothorst, rechters tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2022
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij op of omstreeks 10 juli 2021 en/of 11 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of de
toegangscode van die telefoon en/of de pincode van zijn pinpas en/of de
inloggegevens van zijn bankierenapp, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n)
door
- met die [slachtoffer 2] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] een machete/kapmes, althans een mes, althans een scherp
voorwerp te tonen, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en/of toegangscode van die
telefoon en/of zijn portemonnee en/of pincode van zijn pinpas en/of inloggegevens
van zijn bankierenapp moet afgeven, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij moet stoppen met liegen en mee moet werken
en/of te zeggen dat er anders wat met hem, [slachtoffer 2] , zou gebeuren en/of daarbij
voornoemde machete/kapmes, althans een mes te tonen en omhoog te houden;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 2hij op of omstreeks 10 juli 2021 en/of 11 juli 2021 te Zeist en/of De Bilt en/of Bunnik,
althans in de provincie Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee en/of een pinpas en/of een of meerdere geldbedragen, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door
door geld te pinnen met een pinpas en een pincode die zijn verkregen door middel
van afpersing en/of diefstal met geweld,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- met die [slachtoffer 2] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] een machete/kapmes, althans een mes, althans een scherp
voorwerp te tonen, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en/of toegangscode van die
telefoon en/of zijn portemonnee en/of pincode van zijn pinpas en/of de
inloggegevens van zijn bankierenapp moet afgeven, en/of
- (vervolgens) de portemonnee uit de auto van die [slachtoffer 2] weg te nemen, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij moet stoppen met liegen en mee moet werken
en/of te zeggen dat er anders wat met hem, [slachtoffer 2] , zou gebeuren en/of daarbij
voornoemde machete/kapmes, althans een mes te tonen en omhoog te houden,
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij in de auto moet stappen en/of
samen met verdachte en/of zijn mededader(s) op zoek moet gaan naar een
pinautomaat en/of door voornoemde machete/kapmes, althans een mes mee die
auto in te nemen, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] diverse aanwijzingen te geven om naar pinautomaten en/of
een tankstation en/of horecagelegenheden te rijden en/of aldaar te stoppen en/of Pagina 3
Parketnummer 16-346294-21
Naam [verdachte]
de autosleutel af te geven aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij bij controle door de politie rustig moet blijven
en/of mee moet spelen/werken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
feit 3hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een mobiele telefoon en/of een pinpas en/of de pincode van die pinpas, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
door
- met die [slachtoffer 1] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] een machete/kapmes, althans een mes, althans een scherp
voorwerp te tonen en/of daarmee te zwaaien, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en/of pinpas
en/of pincode van die pinpas moet afgeven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2021 en/of 8 juli 2021 te Zeist,
een mobiele telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
feit 4hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Zeist
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
veertig euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door geld te pinnen met een pinpas en
een pincode die zijn verkregen door middel van afpersing,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- met die [slachtoffer 1] via [datingapp] in Zeist af te spreken, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] een machete/kapmes, althans een mes, althans een scherp
voorwerp te tonen en/of daarmee te zwaaien, en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn mobiele telefoon en/of pinpas
en/of pincode van die pinpas moet afgeven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 december 2021 en 29 oktober 2022 genummerd PL0900-2021221343, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 197. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 86-89.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 89-92.
4.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 74-78.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 98.
6.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 67-68.
7.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 31-42.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 113.
9.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 163-165.
10.Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, pagina 196-198.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 167-171.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 172-173.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 160-162.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 70-74.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 112-149.