ECLI:NL:RBMNE:2022:5442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/438
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een beroep. Verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarin een boete was opgelegd wegens overtredingen van de Geneesmiddelenwet. Na het intrekken van het bestreden besluit door de minister, heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet tijdig om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase heeft verzocht, waardoor deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat de deskundige in redelijkheid is ingeschakeld, aangezien zij ook andere bewijsstukken had kunnen overleggen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, maar heeft verzoekster wel gewezen op het recht op vergoeding van het griffierecht door de verweerder. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] , directeur),
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport(als rechtsopvolger van de staatssecretaris van Volksgezondheid en Sport), verweerder
(gemachtigde: mr. I. Brink).

Procesverloop

In het besluit van 9 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd wegens twee overtredingen van de Geneesmiddelenwet.
In het besluit van 13 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 26 september 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, het primaire besluit herroepen en in plaats daarvan een schriftelijke waarschuwing opgelegd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 14 oktober 2022 gereageerd op dat verzoek.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten voor de deskundige die zij heeft ingeschakeld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat eiseres de deskundige in de bezwaarfase heeft ingeschakeld en zij in de bezwaarfase niet heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. [1]
4. De rechtbank stelt vast dat het juist is dat eiseres niet heeft verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten, voordat verweerder op het bezwaar had beslist. Het deskundigenverslag is opgemaakt en ingediend in de bezwaarfase. Verweerder stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook niet wordt voldaan aan het criterium dat eiseres de deskundige in redelijkheid heeft kunnen inroepen. Eiseres heeft met het deskundigenverslag (de berekening van het aantal werkzame fte’s, gecontroleerd door de accountant) beoogd aan te tonen dat het aantal bij haar werkzame fte’s minder is dan waar verweerder middels het handelsregister vanuit is gegaan. Eiseres had haar stellingen aangaande het aantal fte’s in eerste instantie ook kunnen onderbouwen door jaarstukken dan wel de salarisadministratie over te leggen.
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 7:15, derde lid, van de Awb