ECLI:NL:RBMNE:2022:5436

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
9682966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetten huurovereenkomst na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot een huurwoning

In deze zaak gaat het om de voortzetting van een huurovereenkomst na het beëindigen van een affectieve relatie tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1]. De kantonrechter heeft op 21 december 2022 geoordeeld dat het belang van [gedaagde sub 1] bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan dat van [eiseres sub 1]. De partijen hebben samen een huurwoning gehuurd van de Woningstichting Vecht en Omstreken, maar na de beëindiging van hun relatie zijn zij beiden in de woning blijven wonen. [eiseres sub 1] had eerder een kort geding aangespannen waarin werd bepaald dat zij voorlopig gerechtigd was tot het gebruik van de woning. In deze procedure vorderden beide partijen het exclusieve recht op de woning.

De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. [eiseres sub 1] voerde aan dat zij geen andere woning heeft en dat haar werk en sociale leven in de buurt van de woning zijn. [gedaagde sub 1] stelde dat hij zijn kinderen in de woning wil ontvangen en dat zijn volledige inboedel zich daar bevindt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] een langere woonhistorie in de omgeving heeft en dat hij, gezien zijn leeftijd en omstandigheden, moeilijker een nieuwe woning kan vinden. De rechter heeft daarom beslist dat [gedaagde sub 1] met ingang van 1 maart 2023 als huurder gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl [eiseres sub 1] de woning uiterlijk op die datum moet ontruimen.

Daarnaast heeft de kantonrechter partijen opgedragen om uiterlijk op 28 februari 2023 de gemeenschappelijke goederen in de woning te verdelen aan de hand van een inventarislijst. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9682966 UC EXPL 22-1075 SV/40160
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van:
[eiseres sub 1],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres sub 1] ,
eisende partij in conventie en in voorwaardelijke reconventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij sub 1 in conventie en in voorwaardelijke reconventie,
eisende partij sub 1 in reconventie,
gemachtigde: mr. R. Zwiers,
2. de stichting
Woningstichting Vecht en Omstreken,
gevestigd in Breukelen,
verder ook te noemen: de Woningstichting,
gedaagde partij sub 2 in conventie,
eisende partij sub 2 in reconventie,
gemachtigde: mr. G.S. Geurts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productie 1 tot en met 14
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagde sub 1] met productie 1 tot en met 10
- de conclusie van antwoord van de Woningstichting
- de akte van [eiseres sub 1] met productie 15
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens inhoudende (voorwaardelijke) tegeneis in reconventie van [eiseres sub 1] met productie 16 tot en met 30
- de brief van de gemachtigde van [eiseres sub 1] met productie 31 en 32.
1.2.
Op 18 november 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. [eiseres sub 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Andreae. [gedaagde sub 1] is verschenen met zijn vriendin [A] , en werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Zwiers. Namens de Woningstichting is, zoals van tevoren was bericht, niemand verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiseres sub 1] een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] hebben een affectieve relatie gehad. Zij waren niet gehuwd of als partners geregistreerd. Tijdens hun relatie hebben zij samengewoond in een huurwoning van [gedaagde sub 1] . Vanaf 19 januari 2018 hebben zij gezamenlijk een woning gehuurd van de Woningstichting. Deze woning is gelegen aan het adres aan de [adres] in [plaats 1] (hierna: de woning). De huurprijs bedraagt € 647,59 per maand, exclusief gas, elektra en water. Daarna, in 2018 of in 2019, is de relatie geëindigd. [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] zijn vervolgens beiden in de woning blijven wonen.
2.2.
Bij vonnis in kort geding van 18 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op vordering van [eiseres sub 1] bepaald dat [eiseres sub 1] , met uitsluiting van [gedaagde sub 1] , voorlopig gerechtigd is tot het gebruik en bewoning van de woning, tot het moment dat de huurrechten ten aanzien van de woning definitief aan [eiseres sub 1] zijn toebedeeld. Daarbij is ook bepaald dat [gedaagde sub 1] de woning samen met de inboedel ter beschikking van [eiseres sub 1] moet stellen.
2.3.
Zowel [eiseres sub 1] als [gedaagde sub 1] vorderen te bepalen dat zij, met uitsluiting van elkaar, gerechtigd zijn tot het gebruik en de bewoning van de woning en dat de ander de huurovereenkomst met betrekking tot de woning niet langer zal voortzetten. [eiseres sub 1] vordert dit ook te bepalen ten opzichte van de Woningstichting.
2.4.
[eiseres sub 1] heeft daarnaast verzocht te bepalen dat een aantal zaken in de woning aan [gedaagde sub 1] (het bed, de tv in de slaapkamer, de wasmachine, de koelkast en de vaatwasser), toebehoren en dat de overige zaken in de woning blijven indien bepaald wordt dat zij, met uitsluiting van [gedaagde sub 1] , gerechtigd is tot het gebruik en de bewoning van de woning. [gedaagde sub 1] stelt dat zich in de woning meer zaken bevinden die zijn eigendom zijn. [eiseres sub 1] heeft daarna voorwaardelijk gevorderd om de gemeenschappelijke zaken aan de hand van een inventarislijst te verdelen.
3. De standpunten van [eiseres sub 1] , [gedaagde sub 1] en de Woningstichting
3.1.
[eiseres sub 1] voert aan dat haar belang bij uitsluitend gebruik en bewoning van de woning zwaarder weegt dan dat van [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 1] wijst erop dat zij haar werkzaamheden als schoonmaakster grotendeels in [plaats 1] verricht, waardoor zij voor haar inkomen is aangewezen op de woning. Ook haar sociale omgeving bevindt zich grotendeels rondom [plaats 1] . [eiseres sub 1] heeft geen andere woning om naar toe te gaan en heeft geen familie in de buurt. [eiseres sub 1] heeft een kat, wat het voor haar moeilijker maakt om een andere woning te vinden. [eiseres sub 1] heeft, in tegenstelling tot [gedaagde sub 1] , voldoende inkomsten om de huur en vaste lasten van de woning te betalen. [gedaagde sub 1] heeft een uitkering maar ook veel schulden, zodat het risico bestaat dat hem vanwege een huurachterstand de woning alsnog wordt ontzegd. Daarbij komt dat [eiseres sub 1] er jarenlang voor heeft gezorgd dat de huur en de vaste lasten van de woning werden betaald, waarbij zij die kosten veelal voor haar rekening heeft genomen. [gedaagde sub 1] is agressief naar [eiseres sub 1] en heeft een drugsprobleem, wat ook tot overlast voor de buren heeft geleid. Overlast kan maken dat [gedaagde sub 1] het huurrecht verliest. Verder heeft [gedaagde sub 1] een vriendin bij wie hij vaak is.
3.2.
[gedaagde sub 1] voert aan dat hij weer in de woning wil terugkeren omdat hij geen andere huisvesting heeft en zijn volledige inboedel zich in de woning bevindt. Wanneer hij de huurovereenkomst voortzet kan hij zijn kinderen, nu 16 en 18 jaar oud, weer in de woning ontvangen. [gedaagde sub 1] heeft een ruime woonhistorie in de omgeving van de woning, sinds 2002, en heeft daar al zijn sociale contacten. Verder voert [gedaagde sub 1] aan dat hij zestien jaar stond ingeschreven voor een huurwoning en dat hij daardoor de woning met [eiseres sub 1] heeft kunnen krijgen. [gedaagde sub 1] ontvangt een WIA-uitkering, waarmee hij de huur voor de woning kan betalen. Tijdens de zitting heeft [gedaagde sub 1] toegelicht dat hij met zijn huidige vriendin wil gaan samenwonen, als hij de huurovereenkomst kan voortzetten. De vriendin van [gedaagde sub 1] heeft inkomen uit arbeid. [gedaagde sub 1] betwist dat hij drugs heeft gebruikt in de woning en dat hij overlast heeft veroorzaakt.
3.3.
De woningstichting stelt dat [eiseres sub 1] geen belang heeft bij de vorderingen die [eiseres sub 1] tegen haar heeft ingesteld omdat de toewijzing van het huurrecht aan één van beiden door de rechter werking heeft ten opzichte van de verhuurder, ook als de verhuurder niet in de procedure is betrokken. Zij vindt dat [eiseres sub 1] in de kosten moet worden veroordeeld.
4. Wat vindt de kantonrechter?
de huurovereenkomst:4.1. Uit de stukken en uit wat op de zitting is besproken, is naar voren gekomen dat zowel [eiseres sub 1] als [gedaagde sub 1] een groot belang hebben bij voortzetting van de huurovereenkomst. [gedaagde sub 1] woont sinds 2002 in [plaats 1] , wil zijn kinderen in de woning kunnen ontvangen en stond bij aanvang van de huurovereenkomst zestien jaar ingeschreven als woningzoekende. [eiseres sub 1] komt uit Polen, huurde eerst zelfstandig een woning in [plaats 2] , die zij heeft verlaten om met [gedaagde sub 1] te gaan samenwonen. Vanaf 2014/2016 woont [eiseres sub 1] in [plaats 1] . Zij werkt als zelfstandig schoonmaakster, in [plaats 1] en in de regio van [plaats 1] .
4.2.
Bij het afwegen van de belangen van [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] heeft de kantonrechter onder meer de volgende omstandigheden betrokken.
4.3.
[gedaagde sub 1] woont een stuk langer dan [eiseres sub 1] in [plaats 1] , waardoor het aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] meer sociale binding heeft met [plaats 1] dan [eiseres sub 1] . [gedaagde sub 1] , geboren in 1973, is dertien jaar ouder dan [eiseres sub 1] , zij is geboren in 1986. [gedaagde sub 1] ontvangt een WIA-uitkering terwijl [eiseres sub 1] werkt als zelfstandig schoonmaakster. De leeftijd van [eiseres sub 1] , nu 36 jaar, en de omstandigheid dat zij in staat is om te werken en niet arbeidsongeschikt is, vormen naar het oordeel van de kantonrechter aanwijzingen om aan te nemen dat [eiseres sub 1] na het verlaten van de woning beter in staat is om een andere woning te vinden dan [gedaagde sub 1] . Het is verder aannemelijk dat [eiseres sub 1] haar werkzaamheden als zelfstandig schoonmaakster, in deze tijd van personeelstekorten, ook vanuit een andere woonplaats kan verrichten. Gelet op haar leeftijd en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, is het te verwachten dat het inkomen van [eiseres sub 1] in de toekomst nog zal stijgen, waardoor haar kansen op de woningmarkt zullen toenemen.
4.4.
Verder hebben [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] destijds kunnen huren op basis van de lange inschrijvingsduur van [gedaagde sub 1] van zestien jaar. Het is niet redelijk om van [gedaagde sub 1] , bij zijn leeftijd van 49 jaar, te verwachten dat hij weer zo’n lange inschrijvingsperiode opbouwt om een vergelijkbare sociale huurwoning te kunnen huren. Daarbij komt dat de woning drie kamers heeft en geschikt is voor twee personen. [gedaagde sub 1] wil met zijn nieuwe vriendin gaan samenwonen, waardoor het aantal bewoners gelijk blijft aan de situatie bij aanvang van de huurovereenkomst. [eiseres sub 1] wil alleen in een woning blijven wonen die geschikt is voor twee personen. Verder heeft [gedaagde sub 1] de woning nodig om zijn minderjarige kind en een kind van 18 jaar thuis te kunnen ontvangen. [eiseres sub 1] heeft nog gesteld dat [gedaagde sub 1] overlast heeft veroorzaakt in de buurt, maar de kantonrechter heeft geen reden om aan te nemen dat deze overlast zo ernstig is geweest dat de Woningstichting zich op het standpunt zal gaan stellen dat [gedaagde sub 1] zal moeten vertrekken. Gelet op deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde sub 1] bij voortzetting van de huurovereenkomst en het uitsluitend gebruik van de woning, zwaarder weegt dan het belang van [eiseres sub 1] .
ontruimingstermijn
De kantonrechter zal [eiseres sub 1] een ruime termijn geven, tot 1 maart 2023, om een andere woning te vinden. Niet is gebleken dat [eiseres sub 1] aan deze beslissing geen uitvoering zal geven. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om een dwangsom op te leggen, zoals is gevorderd. Nu de vordering van [eiseres sub 1] jegens [gedaagde sub 1] in conventie wordt afgewezen, komt de kantonrechter niet meer toe aan een beoordeling van de vordering van [eiseres sub 1] jegens de Woningstichting.
de verdeling van de gemeenschappelijke goederen:4.5. Nu [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] van mening verschillen over de manier waarop de gemeenschappelijke goederen in de woning verdeeld moeten worden en een onderbouwde inventarislijst nog niet is overgelegd, zal de kantonrechter [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] opdragen uiterlijk op 28 februari 2023 de gemeenschappelijke goederen te verdelen aan de hand van een nog op te maken inventarislijst.
proceskosten:4.6. De proceskosten zullen gezien de aard en uitkomst van deze procedure worden gecompenseerd, in die zin dat alle partijen hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres sub 1] af;
in (voorwaardelijke) reconventie:
5.2.
bepaalt dat [eiseres sub 1] de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats 1] , gemeente [gemeente] , met ingang van 1 maart 2023 niet langer voortzet en dat [gedaagde sub 1] met ingang van die datum als huurder gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik en bewoning van deze woning;
5.3.
veroordeelt [eiseres sub 1] de woning met medeneming van haar eigendomen en onder overgifte van alle in haar bezit zijnde sleutels aan [gedaagde sub 1] , uiterlijk op 28 februari 2023 te ontruimen en te verlaten en de woning niet weer te betreden;
5.4.
draagt [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] op uiterlijk op 28 februari 2023 de gemeenschappelijke goederen in en rond de woning te verdelen aan de hand van een inventarislijst;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in conventie en in reconventie:
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.