ECLI:NL:RBMNE:2022:5431

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
10148292
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap [verweerster] B.V. Het geschil betreft een ontslag op staande voet dat aan [verzoekster] is gegeven op 19 september 2022. De werkgever heeft het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat [verzoekster] bedrijfseigendommen heeft weggenomen en verkocht zonder toestemming. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van het ontslag, doorbetaling van loon en wedertewerkstelling.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 12 oktober 2022 door de griffie is ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2022 waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de vraag of het ontslag onverwijld is gegeven en of er sprake was van een dringende reden voor het ontslag.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet onverwijld was gegeven, omdat de werkgever binnen een redelijke termijn na het ontdekken van de gedragingen van [verzoekster] tot ontslag is overgegaan. Daarnaast werd vastgesteld dat de gedragingen van [verzoekster] - het wegnemen en verkopen van bedrijfseigendommen - een dringende reden voor ontslag op staande voet vormden. De kantonrechter wees het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van het ontslag af en verklaarde dat er geen grond was voor toekenning van een billijke vergoeding of transitievergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10148292 UE VERZ 22-301 SV/40160
Beschikking van 16 december 2022
inzake
[verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekster, verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. de Boorder,
tegen:
de besloten vennootschap
[verweerster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. Z.N. Aliar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift dat door de griffie is ontvangen op 12 oktober 2022;
- het verweerschrift met (voorwaardelijke) tegenverzoeken;
- het verweer van verzoekster op de tegenverzoeken, met aanvullende producties;
- de e-mail van de gemachtigde van verzoekster van 24 november 2022 met drie bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2022. [verzoekster] was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. De Boorder. [verweerster] heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer [A] , bestuurder/directeur, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Aliar. De gemachtigden hebben beide een pleitnota voorgelezen en overhandigd. Van wat op de zitting is besproken zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1965, is vanaf 1 augustus 2007 voor onbepaalde tijd in dienst van [verweerster] als medewerkster voor 38 uur per week, laatstelijk tegen een salaris van
€ 2.547,58 bruto per maand en een autovergoeding van € 209,31.
2.2.
[verweerster] is een (groot)handel in schoenen [.] . [verweerster] heeft in Nederland een showroom in [plaats] waar zakelijke klanten de schoenencollecties kunnen bekijken en inkopen. Naast [verzoekster] heeft [verweerster] nog één medewerkster in dienst, [B] .
2.3.
[verzoekster] was hoofdverantwoordelijk voor het verkoopproces van de schoenen van het merk [....] Dit zijn kinderschoenen. [verzoekster] was onder meer verantwoordelijk voor het beheren van de voorraad en de presentatie van de schoenen in de showroom. [B] was hoofdverantwoordelijk voor het verkoopproces van de schoenen van het merk [achternaam van A] . [verzoekster] en [B] ondersteunden elkaar in hun werkzaamheden. Zowel [verzoekster] als [B] legden verantwoording af aan [A] .
2.4.
Op vrijdag 16 september 2022 heeft [verweerster] [verzoekster] telefonisch en schriftelijk meegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang op non-actief wordt gesteld in afwachting van nader onderzoek omdat zij heeft vernomen dat [verzoekster] (onder meer) bedrijfseigendommen heeft weggenomen.
2.5.
Tijdens een gesprek met [A] en [C] op maandag 19 september 2022 heeft [verweerster] [verzoekster] op staande voet ontslagen op grond van een dringende reden. Het ontslag is diezelfde dag aan [verzoekster] schriftelijk bevestigd. In de ontslagbrief heeft de gemachtigde van [verweerster] de dringende reden als volgt toegelicht:
“Cliënte heeft moeten constateren dat u:
  • zonder instemming en zonder medeweten van cliënte (structureel en op grote schaal) bedrijfseigendommen, waaronder schoeisel (zoals sneakers, laarzen en ballerina’s), heeft weggenomen dan wel zich heeft toegeëigend al dan niet met het doel om deze bedrijfseigendommen voor eigen gewin te verkopen;
  • zonder instemming en zonder medeweten van cliënte bedrijfseigendommen, waaronder schoeisel (zoals sneakers, laarzen en ballerina’s), voor eigen gewin verkoopt/heeft verkocht dan wel door derden laat verkopen/heeft laten verkopen;
  • zonder instemming en zonder medeweten van cliënte (structureel) niet op de werkvloer bent verschenen, (structureel en substantieel) te laat op de werkvloer bent verschenen en (structureel) tijdens de openingstijden van de showroom de werkvloer heeft verlaten. Als gevolg hiervan is de showroom meerdere malen onbeheerd gebleven en is cliënte een belangrijke klant, waaronder [klant] , misgelopen;
  • zonder instemming en zonder medeweten van cliënte (structureel) gebruik heeft gemaakt van uw privételefoon c.q. (structureel) privé heeft gebeld tijdens werktijd en/of openingstijden van de showroom;
  • tegen bezoekers van de showroom, klanten en/of relaties van cliënte zich zeer negatief heeft uitgelaten over cliënte.”
2.6.
Daarbij heeft de gemachtigde van [verweerster] vermeld dat de gedragingen voor [verweerster] tezamen, maar ook elk afzonderlijk, een dringende reden vormen om de arbeidsovereenkomst per
19 september 2022 te beëindigen.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair het ontslag nietig te verklaren, [verweerster] te veroordelen tot doorbetaling van het loon vanaf september 2022, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en wettelijke rente, tot aan het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, en [verweerster] te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verzoekster] . [verzoekster] verzoekt subsidiair enige andere voorziening te treffen die de kantonrechter passend oordeelt, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
3.2.
[verweerster] voert hiertegen verweer en verzoekt de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen. Van haar kant verzoekt [verweerster] de kantonrechter, voor het geval het ontslag op staande voet niet in stand blijft, de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] , een verstoorde arbeidsverhouding of een combinatie daarvan.

4.De beoordeling

Vervaltermijn:4.1. [verweerster] stelt dat het verzoekschrift van [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Volgens [verweerster] is de vervaltermijn als bedoeld in artikel 7:686a lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) verstreken omdat [verzoekster] de kantonrechter niet binnen twee maanden na het ontslag heeft verzocht het ontslag te vernietigen. [verzoekster] heeft verzocht om nietigverklaring van het ontslag maar dit is volgens [verweerster] op grond van artikel 7:681 BW niet mogelijk. De kantonrechter volgt deze stelling niet. In de aanhef van het verzoekschrift van [verzoekster] , dat tijdig is ingediend, wordt artikel 7:681 BW genoemd. Ook uit de verdere inhoud van het verzoekschrift blijkt dat het is gericht tegen het ontslag op staande voet en dat primair om vernietiging van het ontslag wordt gevraagd. Uit het verweerschrift blijkt dat [verweerster] het verzoekschrift ook zo heeft opgevat. In artikel 7:686a lid 4 BW worden geen nadere eisen gesteld aan de formulering van het verzoekschrift. Gelet op de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 BW is het op 12 oktober 2022 ingediende verzoekschrift dan ook tijdig ingediend.
Schending waarheidsplicht:4.2. [verweerster] stelt dat [verzoekster] in haar vorderingen ook niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat [verzoekster] in het verzoekschrift op meerdere punten een onvolledige en onjuiste weergave van de feiten en omstandigheden heeft gegeven. Volgens [verweerster] heeft [verzoekster] daardoor de waarheidsplicht als bedoeld in artikel 21 Rv geschonden. De kantonrechter volgt dit niet. [verzoekster] heeft in het verzoekschrift de stellingen en beschuldigingen van [verweerster] ontkend en daarbij haar weergave van de feiten gegeven, maar daaruit blijkt niet dat [verzoekster] met opzet heeft geprobeerd de kantonrechter op het verkeerde been te zetten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de waarheidsplicht door [verzoekster] niet is geschonden.
Moet het ontslag vernietigd worden?4.3. Kern van het geschil is de vraag of het op 19 september 2022 aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet vernietigd moet worden.
4.4.
De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij de werkgever hiervoor een dringende heeft. Dit volgt uit artikel 7:671 lid 1 BW. In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
Is het ontslag onverwijld gegeven?4.5. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet op 19 september 2022 niet onverwijld is gegeven. Gelet op de door [verweerster] heimelijk bij [verzoekster] gekochte schoenen, was [verweerster] op 13 september 2022 al op de hoogte van alle feiten. Het externe onderzoek van [verweerster] moet dan al vóór die datum zijn gestart. [verzoekster] heeft bij het gesprek met [verweerster] op 16 september 2022 haar handelen niet ontkend. Tussen 16 en 19 september 2022 heeft geen onderzoek meer plaatsgevonden. Het ontslag op 19 september 2022, zes dagen na de heimelijke aankoop door [verweerster] , is daarom niet onverwijld gegeven.
4.6.
[verweerster] heeft dit betwist en stelt dat zij binnen vier werkdagen na de melding over de vermoedelijke gedragingen van [verzoekster] tot ontslag is overgegaan. Er moest een uitgebreid feitenonderzoek worden gedaan over een periode van twee jaar en er was extra zorgvuldigheid geboden, onder meer vanwege het lange dienstverband.
4.7.
Voor het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de feiten die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd bekend zijn geworden bij degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien een werkgever vermoedt dat sprake is van een dringende reden tot ontslag van een werknemer, maar hij eerst een onderzoek wil instellen naar de juistheid van dat vermoeden, dan dient hij daarbij met de grootst mogelijke voortvarendheid te handelen. Of de werkgever voldoende voortvarend heeft gehandeld, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij valt onder meer te denken aan de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van dat onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, het verzamelen van bewijsmateriaal, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van (juridisch) advies, het horen van de werknemer en het plegen van intern overleg. Daarnaast moet de werkgever zorg in acht nemen om te vermijden dat de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad, indien het vermoeden onjuist blijkt. Waar het dus om gaat is dat de werkgever na het ontdekken van de als dringende reden gekwalificeerde feiten onverwijld ontslag verleent.
4.8.
Tijdens de zitting heeft de directeur van [verweerster] , de heer [A] , gesteld dat hij op 12 of 13 september 2022 door [B] is geïnformeerd dat [verzoekster] vermoedelijk schoenen van [verweerster] heeft weggenomen en heeft verkocht. Uit de door [verweerster] overgelegde What’s app-berichten tussen [verzoekster] en [B] die op zondag 11 september en dinsdag 13 september 2022 zijn verstuurd, blijkt dat [B] [verzoekster] op deze dagen heeft gewaarschuwd dat zij moet stoppen met de verkopen op Vinted en dat als [A (voornaam)] ( [A] ) erachter komt, zij op staande voet zal worden ontslagen. Deze What’s app-berichten bevestigen het standpunt van [verweerster] dat zij pas op 12 of 13 september 2022 door [B] op de hoogte is gesteld van het verkopen van bedrijfseigendommen door [verzoekster] . De stelling van [verzoekster] dat [verweerster] al eerder op de hoogte moet zijn geweest van haar handelen, is niet onderbouwd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [verweerster] pas op 12 of 13 september 2022 bekend is geworden met de gedragingen die hebben geleid tot het ontslag op staande voet. Gelet op de ernst van de gestelde gedragingen en de mogelijke verweren van [verzoekster] hiertegen, ligt het voor de hand dat [verweerster] dan eerst zorgvuldig onderzoek doet naar de juistheid daarvan. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat met twee verschillende accounts - van [verzoekster] en van haar zoon - op het internetplatform Vinted, over een periode van twee jaar schoenen van de merken [achternaam van A] en [....] zijn verkocht, waarbij het mogelijk gaat om 300 paar schoenen. Door de duur van de periode waarin [verzoekster] via Vinted schoenen heeft verkocht, het aantal verkopen dat is verricht en het gebruik van verschillende gebruikersaccounts, is het aannemelijk dat voor het onderzoek enige tijd nodig is geweest. [verweerster] heeft in het kader van haar onderzoek op 13 september 2022 via Vinted ook een anonieme aankoop bij [verzoekster] gedaan voor een paar kinderschoenen en heeft die bezorging afgewacht. [verweerster] heeft deze aankoop op vrijdag 16 september 2022 ontvangen. Vervolgens heeft [verweerster] [verzoekster] diezelfde dag op non-actief gesteld en na het weekend, op maandag 19 september 2022, ontslag op staande voet gegeven. De kantonrechter is onder deze omstandigheden van oordeel dat [verweerster] vanaf het moment van bekend worden met de gedragingen van [verzoekster] voldoende voortvarend heeft gehandeld en na het verrichte onderzoek met het geven van het ontslag op staande voet op 19 september 2022 niet te lang heeft gewacht.
4.9.
Dit brengt mee dat het ontslag op staande voet voldoet aan het vereiste dat het onverwijld moet zijn gegeven.
Dringende reden:4.10. [verzoekster] heeft verder betwist dat sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij moeten ook worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
4.11.
Zoals hiervoor al weergegeven heeft [verweerster] verschillende gedragingen van [verzoekster] genoemd, die volgens [verweerster] op zichzelf en tezamen een dringende reden voor ontslag op voet vormen. Onder meer het zonder instemming en medeweten van [verweerster] wegnemen en verkopen of door derden laten verkopen van bedrijfseigendommen, waaronder schoeisel, voor eigen gewin, vormen volgens [verweerster] een dringende reden.
4.12.
[verzoekster] ontkent niet dat zij bedrijfseigendommen, kinderschoenen, van [verweerster] heeft meegenomen en heeft verkocht via Vinted en dat zij de opbrengst daarvan voor zichzelf heeft gehouden. Dit is volgens [verzoekster] geen dringende reden voor ontslag omdat het ging om schoenen die in vuilniszakken in de kelder van het bedrijf klaarstonden om weggegooid te worden. De verkoop van deze schoenen is daarom niet concurrerend geweest voor [verweerster] .
4.13.
De kantonrechter overweegt hierover dat het zonder toestemming van de werkgever wegnemen van bedrijfseigendommen moet worden beschouwd als diefstal. Wanneer een werknemer zich hieraan schuldig maakt, levert dit voor de werkgever een dringende reden voor ontslag op. De omstandigheid dat de schoenen weggegooid zouden worden, wat door [verweerster] is betwist, maakt dit niet anders. [verzoekster] stelt dat [A] zou hebben gezegd dat het hem niet uitmaakte of zij de schoenen weggooide of zelf zou verkopen, maar dat wordt niet onderbouwd, en door [verweerster] uitdrukkelijk betwist. Volgens [verweerster] worden onverkoopbare schoenen niet weggegooid, maar teruggestuurd naar Spanje om daar te verkopen. [verzoekster] heeft verder gesteld dat haar collega [B] met medeweten van [verweerster] ook schoenen van [verweerster] via Vinted verkocht. [verzoekster] ging er daarom vanuit dat zij op die manier ook schoenen van [verweerster] mocht verkopen. De kantonrechter overweegt hierover dat ook als een collega van een werknemer bedrijfseigendommen met toestemming van de werkgever heeft weggenomen en heeft verkocht, dit nog niet betekent dat andere werknemers dit dus ook mogen doen. [verweerster] heeft wel bevestigd dat [B] inderdaad schoenen voor haar heeft verkocht via Vinted, maar heeft daarbij uitgelegd dat [B] de opbrengst van deze verkopen aan [verweerster] heeft gegeven. De verkoopactiviteiten van [verzoekster] , waarvan [verzoekster] de opbrengst steeds zelf heeft gehouden, zijn daardoor niet hetzelfde als de verkoopactiviteiten van [B] die met toestemming van [verweerster] zijn verricht.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat [verweerster] zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat met het wegnemen en verkopen van bedrijfseigendommen door [verzoekster] sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Aan een bespreking van de overige door [verweerster] genoemde gedragingen, die [verzoekster] heeft betwist, komt de kantonrechter daarom niet meer toe.
4.15.
De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , staan aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. De handelwijze van [verzoekster] wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op haar rustende verplichting zich jegens [verweerster] als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat [verweerster] in haar moest kunnen stellen, dat van haar redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter heeft hierbij meegewogen dat [verweerster] heeft onderbouwd dat [verzoekster] gedurende meerdere jaren honderden schoenen te koop heeft aangeboden.
4.16.
[verweerster] heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op 19 september 2022 dan ook om een dringende reden onverwijld mogen opzeggen, zodat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de door [verzoekster] verzochte wedertewerkstelling, de loonvordering vanaf 19 september 2022 en de daaraan gekoppelde nevenvorderingen.
Billijke vergoeding:
4.17.
[verzoekster] heeft verzocht om aan haar een billijke vergoeding toe te kennen ten bedrage van € 66.237,08. Nu geoordeeld is dat er geen sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, bestaat er geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Loonvordering tot 19 september 2022/gefixeerde schadevergoeding:4.18. [verzoekster] stelt dat haar loon over september 2022 niet is uitbetaald. Zij vordert daarom de veroordeling van [verweerster] tot betaling van het loon over deze maand, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
4.19.
[verweerster] heeft verzocht dit verzoek van [verzoekster] tot betaling van het achterstallige loon niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen.
4.20.
Nu geoordeeld is dat [verweerster] [verzoekster] met recht op staande voet heeft ontslagen, kan zij aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding. Uit de eindafrekening en het verweerschrift blijkt dat [verweerster] een bedrag van € 523,39 netto voor een deel van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, rekening houdend met de beslagvrije voet, heeft verrekend met het salaris over september 2022. Gelet op de aanspraak van [verweerster] op een gefixeerde schadevergoeding, die gedeeltelijk al is verrekend met het salaris, ziet de kantonrechter geen aanleiding om het verzoek tot nabetaling van het salaris over september 2022 toe te wijzen.
Transitievergoeding:4.21. Ook het verzoek om de transitievergoeding toe te kennen, zal niet worden toegewezen. De gedragingen van [verzoekster] op grond waarvan het ontslag op staande voet stand houdt, kunnen ook aangemerkt worden als ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] . Op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW is voor het als gevolg daarvan eindigen van de arbeidsovereenkomst geen transitievergoeding verschuldigd. Niet is gebleken van omstandigheden die maken dat het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster] :4.22. De voorwaarde waaronder dit verzoek is gedaan, is niet in vervulling gegaan. Het tegenverzoek hoeft daarom niet beoordeeld te worden.
Proceskosten:4.23. De proceskosten zullen gezien de aard en uitkomst van deze procedure worden gecompenseerd, in die zin dat partijen hun eigen proceskosten dragen.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring:4.24. De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst af wat [verzoekster] heeft verzocht en gevorderd;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2022.