Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
18 maart 2019. In het strafproces over de tramaanslag heeft [eiser] zich als benadeelde partij gevoegd. [eiser] wil in deze procedure dat een deel van het strafvonnis dat na de tramaanslag tegen de schutter is gewezen, wordt herroepen en dat aan hem € 21.650,- aan smartengeld - op basis van bewezenverklaring van poging tot moord - wordt toegekend. Volgens [eiser] is bij de beoordeling van zijn civiele vordering in de strafzaak sprake geweest van bedrog en/of het achterhouden van camerabeelden door het openbaar ministerie.
3.Wat is er tot nu toe gebeurd?
20 juni 2019 is [eiser] een 2D-visualisatie getoond waarin is weergegeven hoe de inzittenden zich door de tram verplaatsen, voorafgaand en tijdens het schieten. Daarbij is [eiser] geïnformeerd dat de camerabeelden te schokkend zijn bevonden om tijdens het strafproces in de zittingszaal te worden getoond, zodat daar een 3D-visualisatie zal worden getoond.
27 februari 2020 een klaagschrift op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [eiser] heeft daarin onder meer verzocht het openbaar ministerie te bevelen dat vervolging wordt ingesteld wegens poging tot moord op hem, meermalen gepleegd. De behandeling van het klaagschrift is daarna aangehouden.
- [eiser] , (.., .. en ..), telkens door met een vuurwapen in de hand dreigend op de voornoemde personen af te lopen en daarbij te schieten met het vuurwapen,
- (..),
- (..),
- (..),
In de tram
Buiten de tram’:
4.De vordering en het verweer
€ 21.650,- als gevolg van een bewezenverklaring van een poging tot moord op hem als slachtoffer bij de tramaanslag in Utrecht op 18 maart 2019, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
€ 15.721,08 als gevolg van bewezenverklaring van bedreiging van hem met een terroristisch misdrijf. Volgens [eiser] zou de rechtbank zonder dat bedrog of achterhouden van stukken in het strafvonnis hebben beslist dat sprake was van een poging tot moord met een terroristisch misdrijf op hem.
5.De beoordeling
382 sub a en sub c Rv volgt dat een vonnis kan worden herroepen indien het berust op bedrog door de wederpartij of indien stukken van beslissende aard door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden. Onder ‘wederpartij’ moet worden verstaan de partij die de wederpartij was in de procedure, waarin het vonnis is gewezen waarvan herroeping wordt gevorderd. In de procedure tegen de schutter die tot het strafvonnis heeft geleid, heeft de officier van justitie namens het openbaar ministerie wel een standpunt ingenomen over de civiele vordering van [eiser] tegen de schutter, maar de Staat was in die procedure niet de wederpartij van [eiser] . Dit betekent dat [eiser] voor zijn vordering tot herroeping van (een deel van) het strafvonnis op grond van artikel 382 sub a en sub c Rv, met het dagvaarden van de Staat in deze procedure niet de juiste wederpartij heeft betrokken. Als [eiser] in de strafzaak al een wederpartij had die kan worden beschouwd als de wederpartij zoals bedoeld in artikel 382 Rv en er van uitgaande dat ook de benadeelde partij in een strafproces een beroep op dit artikel kan doen, dan ligt het voor de hand dat de schutter die wederpartij was, omdat de civiele vordering ten laste van hem is gevorderd en aan [eiser] is toegewezen. [eiser] heeft daarom de verkeerde partij gedagvaard, zodat de kantonrechter [eiser] al om die reden niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering. Indien [eiser] het openbaar ministerie op (onrechtmatig) handelen zou willen aanspreken zijn daar in het civiele recht wel mogelijkheden voor, maar de kantonrechter ziet niet in dat [eiser] als benadeelde partij in een strafproces dit op grond van artikel 382 Rv kan doen.
622,00(2 punten x tarief € 311,00)