ECLI:NL:RBMNE:2022:542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
16/057554-20 (hoofdzaak), 16/185019-20 (gev. ttz.),
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland inzake bedreiging, diefstal en heling

Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met brandstichting, diefstal van gereedschap en een auto, en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 november 2019 de aangeefster heeft bedreigd met de woorden: 'ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij'. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende data in 2019 en 2020 samen met anderen geprobeerd goederen te stelen en heeft hij een auto gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een rijontzegging van 12 maanden. Twee benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat hun vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar de straf lager opgelegd dan geëist, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/057554-20 (hoofdzaak), 16/185019-20 (gev. ttz.), 16/237425-19 (gev. ttz.), 01/845744-16 (vord. tul), 96/039411-20 (gev. ttz.), 21/006672-16 (vord. tul), 21/006673-16 (vord. tul) en 21/0006674-16 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 19 november 2021 en 2 februari 2022. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaken plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/057554-20
feit 1
op 6 november 2019 te [woonplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd door tegen haar “ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij” en/of “ik kom zo terug en doe jullie wat aan” te zeggen;
feit 2
op 2 november 2019 te [vestigingsplaats] samen met een of meer anderen heeft geprobeerd gereedschap en/of goederen, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1] , te stelen;
feit 3
in de periode tussen 15 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [vestigingsplaats] samen met een of meer anderen een slijptol en/of een blokkenknipper, toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] B.V., heeft gestolen (
primair), dan wel samen met een of
meer anderen een slijptol en/of blokkenknipper heeft geheeld (
subsidiair);
feit 4
in de periode tussen 21 november 2019 en 22 november 2019 te [vestigingsplaats] , samen met een of
meer anderen, steigermateriaal en steigers, toebehorende aan [aangever 1] , heeft gestolen;
feit 5
op 8 december 2019 te [woonplaats] samen met een of meer anderen een personenauto (Ford Mondeo met kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [aangever 3] , heeft gestolen (
primair), dan wel samen met een of meer anderen deze personenauto heeft geheeld (
subsidiair);
feit 6
op 4 februari 2020 te Nieuwegein samen met een of meer anderen een statief en/of een landmeter en/of een boormachine en/of een tacker heeft geheeld;
16/185019-20
feit 1
op 14 juli 2020 te [vestigingsplaats] samen met een of meer anderen een bladblazer en/of kettingzagen en/of een zaagmachine, toebehorende aan [bedrijf 4] , heeft gestolen;
feit 2
in de periode tussen 26 juni 2020 en 14 juli 2020 te Nieuwegein en/of De Meern een slijptol heeft geheeld;
16/237425-19
in de periode tussen 1 november 2018 en 30 november 2018 te Harmelen 379 kazen heeft geheeld;
96/039411-20
op 4 februari 2020 te Nieuwegein opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering om mee te werken aan een bloedonderzoek.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/057554-20 de feiten 1, 2, 3 subsidiair, 5 en 6 wettig en overtuigend te bewijzen. Het onder 3 primair en onder 4 tenlastegelegde acht de officier van justitie niet te bewijzen, zodat volgens hem vrijspraak van deze feiten dient te volgen. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/185019-20 acht de officier van justitie het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Tot slot acht de officier van justitie de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummers 16/237425-19 en 96/039411-20 wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 16/057554-20 het volgende naar voren gebracht.
Volgens de raadsvrouw dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt. Subsidiair heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan om de getuige [getuige 1] als getuige te horen. Ten aanzien van het onder 2 en 6 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wat betreft de heling van de slijptol vrijspraak bepleit. De heling van de blokkenknipper kan volgens de raadsvrouw wel wettig en overtuigend worden bewezen. Het onder 4 ten laste gelegde acht de raadsvrouw niet wettig en overtuigend te bewijzen zodat zij verzoekt verdachte van dat feit vrij te spreken. De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 16/185019-20 heeft de raadsvrouw het volgende naar voren gebracht. Volgens de raadsvrouw dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Niet kan worden bewezen dat verdachte één van de twee mannen is geweest, die goederen uit de bestelwagen heeft weggenomen. Subsidiair heeft de raadsvrouw het voorwaardelijk verzoek gedaan om de moeder van verdachte, [getuige 2] , te horen als getuige, nu zij een verklaring kan afleggen over het alibi van verdachte. Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu de ten laste gelegde wetenschap en redelijk vermoeden bij verdachte niet kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 16/237425-19 naar voren gebracht dat slechts schuldheling van 125 kazen in de periode van 11 tot en met 12 november 2018 bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 96/039411-20 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair (parketnummer 16/057554-20)De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, tussen 15 en 18 november 2019 te [vestigingsplaats] een slijptol en een blokkenknipper heeft gestolen. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2.
.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4 (parketnummer 16/057554-20)
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met een of meer anderen, tussen 21 en 22 november 2019 te Beesd steigermateriaal en/of steigers heeft gestolen. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 (parketnummer 16/185019-20)
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 26 juni 2020 tot en met 14 juli 2020 te Nieuwegein of De Meern een slijpmachine heeft geheeld. Uit het dossier volgt niet dat verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de betreffende slijpmachine van diefstal afkomstig was. Dat op de slijpmachine een sticker van een bedrijf zat, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.4.
Ten aanzien van parketnummer 16/057554-20
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 2 februari 2022:
Op 6 november 2019 was ik bij de woning van aangeefster [slachtoffer] te [woonplaats] . Ik was boos.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] :
Ik woon aan de [adres] te [woonplaats] . Op 6 november 2019 hoorde ik dat er op het raam van de woonkamer werd geklopt. Ik zag dat er een man voor de deur stond. [2] Ik hoorde hem schreeuwen: “ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij”. [3]
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] :
Op 6 november 2019 bevond ik mij in de woonkamer van mijn woning gelegen te [woonplaats] . [4] Ik zag dat er twee mannen voor mijn voordeur stonden. Ik zag dat een van de mannen tekeer ging tegen mijn vrouw. Vervolgens hoorde ik hem zeggen: “ik steek je zooi in de brand met je autobedrijf erbij”. [5]
Bewijsoverweging
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 november 2019 te [woonplaats] aangeefster [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting door “ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij” tegen haar te zeggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en de getuige [getuige 3] , mede nu uit het dossier blijkt, hetgeen de verdachte zelf ook heeft erkend – dat verdachte (agressief en) boos was.
Te bespreken verzoek verdediging
De verdediging heeft subsidiair verzocht om [getuige 1] als getuige te horen. Nu de rechtbank het horen van deze getuige niet noodzakelijk acht voor de bewezenverklaring wijst de rechtbank dit verzoek af.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 november 2019, genummerd PL0600-2019488281-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 1] namens [bedrijf 1] , doorgenummerde pagina’s 208 tot en met 210.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 subsidiair
Verdachte heeft het onder 3 subsidiair tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een afschrift van aangifte van 19 november 2019, genummerd PL0900-2019346549, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 2] , doorgenummerde pagina’s 636 en 637.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 2 februari 2022:
Op 8 december 2019 ben ik met de Ford Ka met kenteken [kenteken] in de parkeergarage te [woonplaats] geweest. Toen ik de parkeergarage uitreed, ben ik voor een Ford Mondeo uitgereden. Later op de dag had ik een telefoongesprek met een persoon aan wie ik een auto te koop heb aangeboden. Dat was de betreffende gestolen Ford Mondeo die achter mij aanreed, toen ik eerder die dag de parkeergarage uitreed.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] :
Ik ben eigenaar van een personenauto van het merk Ford, Mondeo voorzien van kenteken [kenteken] . Op 8 december 2019 om 12:24 uur reed ik met mijn auto de parkeergarage in, gelegen te [woonplaats] . Bij binnenkomst parkeerde ik mijn auto in de parkeervakken. Ik heb bijna honderd procent zeker mijn auto afgesloten door middel van de centrale deurvergrendeling maar ik weet zeker dat ik mijn autosleutel in mijn rechter jaszak heb gedaan. Toen ik in de richting van de parkeerautomaat liep om te betalen, zag ik dat er een witte auto op de parkeerplaats stond waar ik mijn auto had geparkeerd. Ik zag mijn auto nergens anders staan. [6]
Bewijsoverweging
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat aangever, rijdend in zijn Ford Mondeo met kenteken [kenteken] , op 8 december 2019 om 12:24 uur de parkeergarage in [woonplaats] inrijdt. Als aangever enige tijd later weer in de parkeergarage terugkomt is zijn auto weg. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met de Ford Ka met kenteken [kenteken] vóór een Ford Mondeo de parkeergarage is uitgereden en dat hij later die dag die gestolen Ford Mondeo te koop heeft aangeboden.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 8 december 2019 te [woonplaats] samen met een of meer anderen de Ford Mondeo met kenteken [kenteken] heeft gestolen. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de Ford Mondeo direct achter hem de parkeergarage uitreed en derhalve niets wist van de diefstal van de auto, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu hij enige uren later die dag zélf die betreffende auto te koop aanbood. Doordat de Ford Mondeo samen met verdachte, rijdend in de Ford Ka, de parkeergarage uitreed, kan het volgens de rechtbank niet anders dan dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s) die in de kern bestond uit het gezamenlijk wegrijden uit de parkeergarage. Daarmee acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
Verdachte heeft het onder 6 tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 februari 2020, genummerd PL0900-2020035729-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 5] , doorgenummerde pagina’s 688 tot en met 689.
4.3.5.
Ten aanzien van parketnummer 16/185019-20
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [7]
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] namens [bedrijf 4]:
Ik doe aangifte namens hoveniersbedrijf [bedrijf 4] . Ik ben bij dit bedrijf werkzaam. Op 14 juli 2020, omstreeks 08:45 uur, parkeerde ik mijn bedrijfswagen op de [straat] te [woonplaats] . Omstreeks 09:30 uur was ik in de achtertuin aan het werk. Er kwam vervolgens een vrouw de achtertuin in gerend, die mij vertelde dat er zojuist een Ford Ka achter
mijn bestelwagen geparkeerd had en gereedschappen uit het voertuig had zien halen en
vervolgens snel wegreden. [8] Ik ben naar de bestelbus gelopen en zag dat de achterdeur open stond. In de bestelbus zag ik dat er in ieder geval een bladblazer, 2 kettingzagen en een tegelzaag waren weggenomen. Van een collega van u had ik foto's gezien van gereedschappen. Ik herkende de gereedschappen direct als de gereedschappen welke uit de bestelbus waren weggenomen. [9]
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4]:
Op 14 juli 2020 fietste ik omstreeks 09.25 uur op mijn fiets over de [straat] te [woonplaats] . Ter hoogte van de [straat] zag ik een auto geparkeerd staan. Ik zag dat deze auto geparkeerd stond naast een werkbus. Ik zag dat er een persoon iets uit de werkbus haalde. Ik zag dat de persoon een stuk gereedschap pakte en dit in de kofferbak van de Ford Ka deed. [10] Ik zag dat deze persoon vervolgens in de Ford Ka stapte en dat hij aan de bestuurderszijde ging zitten. Ik fietste met een snelheid van ongeveer 25 kilometer per uur, dus van dichterbij kon ik een andere persoon redelijk goed zien. Ik zag dat die persoon iets uit de werkbus pakte via de schuifdeur en via de passagiersdeur op de achterbank van de Ford Ka legde. Ik zag dat de persoon zo snel mogelijk instapte en dat beide personen in de Ford Ka zo snel mogelijk weg reden. Toen ik langsfietste, gaf ik mezelf de opdracht om het kenteken te onthouden van de Ford Ka, dit kenteken is [kenteken] . [11]
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5]:
Op 14 juli 2020 omstreeks 09:45 uur zag ik twee jongens op de stoep staan op de
[straat] in [woonplaats] tegenover huisnummer [nummer] . Ik zag dat zij bij een grijze Ford
Ka stonden die stond geparkeerd op de stoep naast een brandgang. Ik zag dat zij beiden grote
bouw- en tuinmaterialen vasthielden in hun handen. Ik zag dat ze beiden met hun handen vol de brandgang inliepen die zich bevindt achter de woningen aan de [straat] . Ongeveer tien minuten later zag ik beide jongens weer uit de brandgang lopen met hun handen leeg. [12]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 14 juli 2020 te 09:31 uur kregen wij de opdracht om te gaan naar de [straat] alwaar zojuist goederen waren weggenomen uit een bestelauto. Melder had een kenteken genoteerd
waarin de verdachten waren weggereden. Dit betrof het kenteken [kenteken] , Ford Ka,
grijs van kleur. Bij ons als wijkagenten is bekend, dat het genoemde kenteken in gebruik is bij [verdachte] . [verdachte] verblijft regelmatig in de woning van zijn ouders gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op 14 juli 2020 te 09:50 uur treffen collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , [verdachte] en [medeverdachte] aan met de eerder genoemde Ford Ka op de [straat] te [woonplaats] . De Ford Ka stond geparkeerd op de stoep, met de voorkant richting de brandgang. De brandgang geeft toegang tot de achterzijde van de woning op
de [adres] . [13] De brandgang achter de woning aan de achterzijde van de woning [adres] betreft een doodlopende brandgang. Gezien de informatie van de getuige hebben wij hierop de in de brandgang de aangrenzende tuinen bekeken. In de achtertuin van de woning aan de [straat] 6 lag een stuk blauw afdekzeil. Onder het afdekzeil, lagen de eerder weggenomen goederen. [14]
Bewijsoverweging
Op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend
bewezen dat verdachte zich op 14 juli 2020 te [woonplaats] samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal. Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 14 juli 2020 omstreeks 09:30 uur een getuige heeft gezien dat er goederen uit de werkbus worden gepakt en in een Ford Ka met kenteken [kenteken] worden gelegd, waarna twee personen in deze auto zo snel mogelijk wegrijden. Ongeveer 15 minuten later zag een andere getuige dat twee mannen bij een Ford Ka stonden, die stond geparkeerd op de stoep naast de brandgang die zich achter de woningen aan de [straat] bevond. Beide mannen hadden bouw- en tuinmaterialen vast, gingen de brandgang in en kwamen met lege handen terug bij de Ford Ka. Weer 5 minuten later trof de politie verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen aan bij de brandgang, terwijl zij bezig waren met het voorwiel van de Ford Ka met kenteken [kenteken] . De politie liep vervolgens de brandgang in en trof de weggenomen goederen aan in de tuin van de woning naast de woning van de ouders van verdachte.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen dat verdachte een van de twee genoemde
mannen is geweest, die in de Ford Ka zaten en samen goederen uit de werkbus hebben weggenomen. De rechtbank acht hierbij met name het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen door de politie van verdachten bij de Ford Ka van belang, de aanwezigheid van de verdachten in de directe nabijheid van de plaats delict, alsmede het feit dat uit niets blijkt dat onbekend gebleven derden hierbij betrokken zijn geweest.
Te bespreken verzoek verdediging
De verdediging heeft subsidiair verzocht om de moeder van verdachte, [getuige 2] , als getuige te horen. Nu de rechtbank het horen van deze getuige niet noodzakelijk acht voor de bewezenverklaring wijst de rechtbank dit verzoek af.
4.3.6.
Bewijsmiddelen parketnummer 16/237425-19 [15]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit onder parketnummer 16/237425-19 bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 december 2018, genummerd PL0900-2018315686-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever 6] namens [bedrijf 6] , doorgenummerde pagina’s 10 tot en met 12.
4.3.7.
Bewijsmiddelen parketnummer 96/039411-20 [16]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit onder parketnummer 96/039411-20 bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed van 4 februari 2020, genummerd PL0900-2020037099-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina’s 4 tot en met 7.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/057554-20
feit 1
op 6 november 2019 te [woonplaats] , gemeente Woerden, [slachtoffer] heeft bedreigd met brandstichting door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij";
feit 2
op 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente West Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of goederen van zijn/hun gading, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen door middel van braak,
- de (afgesloten) bouwplaats gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] heeft betreden en
- het slot van één container heeft opengeknipt en/of opengebroken en
- goederen uit de container in een kruiwagen heeft gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 subsidiair
in de periode van 15 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Harmelen, gemeente Woerden, een goed, te weten een blokkenknipper voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5 primair
op 8 december 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een personenauto (Ford Mondeo met kenteken [kenteken] ), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik maken van een bij die personenauto horende autosleutel;
feit 6
op 4 februari 2020 te Nieuwegein , goederen, te weten een statief en een landmeter en een boormachine en een tacker voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
16/185019-20
feit 1
op 14 juli 2020 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een bladblazer en meerdere kettingzagen en een zaagmachine, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan de [bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16/237425-19
in de periode van 1 november 2018 tot en met 30 november 2018 Harmelen, gemeente Woerden, goederen, te weten meerdere kazen heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
96/039411-20
op 4 februari 2020 te Nieuwegein, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/057554-20
feit 1
bedreiging met brandstichting;
feit 2
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3 subsidiair
opzetheling;
feit 5 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 6
opzetheling;
16/185019-20
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen;
16/237425-19
opzetheling;
96/039411-20
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest;
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden, met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie fors en verzoekt de rechtbank rekening te houden met de open proceshouding van verdachte, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van aangeefster [slachtoffer] door haar te bedreigen met het in de brand steken van haar woning. Uit de aangifte blijkt dat zij erg bang is geweest dat verdachte haar en haar gezin iets aan zal doen, mede omdat verdachte weet waar aangeefster woont. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen rekening heeft gehouden met het effect dat zijn woorden op het slachtoffer en haar gezin zouden hebben.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt een diefstal, al dan niet met braak en een valse sleutel. Het ging om diefstal van gereedschap, diefstal van een auto en een poging tot diefstal van gereedschap. Daarmee heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendommen. Verder zorgt dit soort feiten voor overlast en financiële schade bij de slachtoffers. Ook heeft verdachte zich meerdere keren schuldig gemaakt aan heling door verschillende goederen voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. Verdachte lijkt bij het plegen van dit soort feiten alleen aan zijn eigen verlangen naar geld te denken en zich niet druk te maken over de gevolgen van zijn gedrag voor anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het niet opvolgen van een bevel door te weigeren mee te werken aan een bloedonderzoek.
De persoon van verdachte
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn strafblad van 22 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Uit het strafblad blijkt verder dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegepast dient te worden. Dit houdt in dat de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening houdt met het feit dat verdachte na het plegen van het bewezen verklaarde is veroordeeld voor andere feiten en de voorschriften toepast moeten worden die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De straf
Kijkend naar de aard en de hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten en het strafblad van verdachte, dan is een gevangenisstraf de enige passende straf. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Dit is een lagere straf dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop. Het zijn oudere feiten, gepleegd in 2018 tot en met 2020. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte had al vier voorwaardelijke straffen boven zijn hoofd hangen ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten. Dit heeft hem niet ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal verdachte daarnaast voor het feit met parketnummer
96/039411-20
een rijontzegging opleggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest. Dat dit minder is dan door de officier van justitie is geëist, heeft te maken met het feit dat dit een ouder feit betreft, uit 2020.

9.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij vonnis, met parketnummer 01/845744-16, van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 25 september 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen gevorderd.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij arrest, met parketnummer 21/0006672-16, van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken gevorderd.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij arrest, met parketnummer 21/0006673-16, van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken gevorderd.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de bij arrest, met parketnummer 21/0006674-16, van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen vanwege het tijdsverloop, nu de feiten die zien op de vorderingen ten uitvoerlegging zes jaar geleden plaats hebben gevonden. Ten aanzien van de vordering met parketnummer 21/006672-16 heeft de raadsvrouw bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de oproeping zich niet in het dossier bevindt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
01/845744-16
Bij de stukken bevindt zich de op 3 oktober 2019 ontvangen vordering van de officier van justitie, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 25 september 2017 van de rechtbank Oost-Brabant. Bij dit vonnis is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met het bevel dat een deel van deze straf, te weten 43 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het feit onder parketnummer 16/237425-19, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen te gelasten. Dat het strafbare feit waarvoor de deels voorwaardelijk opgelegde straf lang geleden is gepleegd maakt dit oordeel niet anders. Verdachte was een gewaarschuwd man en wist dat het voorwaardelijk opgelegde strafdeel boven zijn hoofd hing op het moment dat hij zich schuldig maakte aan heling van meerdere kazen.
21/006672-16, 21/006673-16 en 21/006674-16
Bij de stukken bevinden zich de op 9 maart 2020 ontvangen vorderingen van de officier van justitie, betreffende de onherroepelijk geworden arresten van 22 februari 2018 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Bij deze arresten is verdachte veroordeeld tot telkens een hechtenis voor de duur van drie weken, met telkens het bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een telkens op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich meermalen voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen te gelasten. Dat de strafbare feiten waarvoor de voorwaardelijk opgelegde straffen lang geleden zijn gepleegd maakt dit oordeel niet anders. Zoals hiervoor al is genoemd, geldt ook hier dat verdachte een gewaarschuwd man was. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verdachte niet in zijn verdediging is geschaad doordat de oproeping ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 21/006672-16 ontbreekt. Verdachte en zijn raadsvrouw wisten immers dat deze vordering aanhangig was en zij hebben zich hier op kunnen voorbereiden.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[aangever 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert € 374,00 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het onder 5 van de zaak met parketnummer 16/057554-20 bewezen verklaarde feit.
[bedrijf 4] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert € 272,25 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten gevolge van het onder 1 van de zaak met parketnummer 16/185019-20 bewezen verklaarde feit.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel benadeelde partij [aangever 3] als benadeelde partij [bedrijf 4] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vorderingen van beide benadeelde partijen onvoldoende zijn onderbouwd.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
[aangever 3]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het nader onderbouwen van de vordering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaken moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu [aangever 3] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal hij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[bedrijf 4] B.V.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Het nader onderbouwen van de vordering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaken moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu [bedrijf 4] B.V. niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal zij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 63, 285, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Verzoeken verdediging
  • wijst het verzoek om [getuige 1] als getuige te horen af;
  • wijst het verzoek om [getuige 2] als getuige te horen af;
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair en 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16/057554-20 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16/185019-20 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder parketnummer 96/039411-20 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 maanden;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/845744-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant bij vonnis van 25 september 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/006672-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 3 weken;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/006673-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 3 weken;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/006674-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 22 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 3 weken;
Benadeelde partij [aangever 3]
  • verklaart [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [aangever 3] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [bedrijf 4] B.V.
  • verklaart [bedrijf 4] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [bedrijf 4] B.V. in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A.J. Reitsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2022.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/057554-20
feit 1
hij op of omstreeks 6 november 2019 te [woonplaats] , gemeente Woerden, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je huis in de fik en je bedrijf erbij" en/of "Ik kom zo terug en doe jullie wat aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij op of omstreeks 2 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- de (afgesloten) bouwplaats gelegen aan de [straat] te [vestigingsplaats] heeft betreden en/of
- het slot van één of meer container(s) heeft opengeknipt en/of opengebroken en/of
- goederen uit de container in een kruiwagen heeft gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 15 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een slijptol en/of een blokkenknipper, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 3 subsidiair
hij in of omstreeks 15 november 2019 tot en met 18 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een slijptol en/of een blokkenknipper heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 4
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 21 november 2019 en 22 november 2019 te [vestigingsplaats] , gemeente West Betuwe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (Altrex) steigermateriaal en/of een of meer (Altrex Fiber-Deck) steiger(s), in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 5 primair
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Nieuwegein , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, personenauto (Ford Mondeo met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel door onbevoegd gebruik maken van een bij die personenauto horende autosleutel;
feit 5 subsidiair
hij op of omstreeks 8 december 2019 te Nieuwegein , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (Ford Mondeo met kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 6
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Nieuwegein , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een statief en/of een landmeter en/of een boormachine en/of een tacker heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
16/185019-20
feit 1
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bladblazer en/of meerdere kettingzagen en/of een zaagmachine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [bedrijf 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2020 tot en met 14 juli 2020 te Nieuwegein en/of de Meern, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een slijpmachine heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
16/237425-19
hij, in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 30 november 2018 Harmelen , gemeente Woerden, in elk geval in Nederland een goed, te weten meerdere kazen (in totaal 379) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
96/039411-20
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Nieuwegein , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 februari 2019, genummerd PL0900-2019362035 Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 760. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 553.
3.Idem, p. 554.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 558.
5.Idem, p. 559.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , p. 587.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van16 juli 2020, genummerd PL0900- 2020225512, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , p. 4.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , p. 5.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 10.
11.Idem, p. 11.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 15.
13.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 21.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 22.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 oktober 2019, genummerd PL0900-2019039653, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 166. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 februari 2020, genummerd PL0900-2020037099, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 32. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.