Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
Inleiding
Overwegingen
Inhoudelijke medische beoordeling
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van eiser, die zich op 24 juli 2019 ziek meldde na een periode van werk als shiftleader horeca. Na een medische beoordeling door het Uwv, waarin de belastbaarheid van eiser werd vastgesteld, besloot het Uwv op 23 juli 2020 dat de ZW-uitkering per 24 augustus 2020 zou eindigen. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, wat leidde tot een nieuw onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Ondanks aanpassingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) concludeerden zij dat eiser nog steeds meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen.
Eiser ging in beroep tegen de beslissing van het Uwv, en de rechtbank oordeelde op 1 maart 2022 dat het eerdere medische onderzoek niet zorgvuldig was geweest. Het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Na een nieuw onderzoek concludeerde het Uwv echter opnieuw dat de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was. Eiser ging opnieuw in beroep, en de rechtbank behandelde de zaak op 15 november 2022.
De rechtbank oordeelde dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had de relevante medische informatie in overweging genomen en gemotiveerd waarom er geen verdere beperkingen moesten worden aangenomen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering van eiser per 24 augustus 2020 had beëindigd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug.