In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van een woning na het verbreken van hun relatie. De partijen hebben tussen 1999 en 2001 een relatie gehad en hebben in 2001 samen een woning gekocht. Na de verbreking van hun relatie in april 2001 zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de woning, die in een overeenkomst zijn vastgelegd. De man vordert dat de vrouw zijn aandeel in de woning overneemt tegen 60% van de taxatiewaarde, terwijl de vrouw stelt dat zij het aandeel van de man altijd tegen de oorspronkelijke koopprijs kan overnemen. De rechtbank heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om de overeenkomst te interpreteren en heeft geoordeeld dat de vrouw de gelegenheid moet krijgen om het aandeel van de man over te nemen tegen de taxatiewaarde. De rechtbank heeft de vordering van de man tot het betalen van een gebruiksvergoeding afgewezen, omdat de man geen gebruik of genot van de woning heeft misgelopen. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van de vrouw om een verklaring voor recht af te geven afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.