ECLI:NL:RBMNE:2022:5382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/16/536863 / HA ZA 22-206
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Haviltex-maatstaf in een geschil over de verdeling van een woning na verbreking van een relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van een woning na het verbreken van hun relatie. De partijen hebben tussen 1999 en 2001 een relatie gehad en hebben in 2001 samen een woning gekocht. Na de verbreking van hun relatie in april 2001 zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de woning, die in een overeenkomst zijn vastgelegd. De man vordert dat de vrouw zijn aandeel in de woning overneemt tegen 60% van de taxatiewaarde, terwijl de vrouw stelt dat zij het aandeel van de man altijd tegen de oorspronkelijke koopprijs kan overnemen. De rechtbank heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om de overeenkomst te interpreteren en heeft geoordeeld dat de vrouw de gelegenheid moet krijgen om het aandeel van de man over te nemen tegen de taxatiewaarde. De rechtbank heeft de vordering van de man tot het betalen van een gebruiksvergoeding afgewezen, omdat de man geen gebruik of genot van de woning heeft misgelopen. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van de vrouw om een verklaring voor recht af te geven afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/536863 / HA ZA 22-206
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna: man,
advocaat mr. S. Mestrini ,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna: vrouw,
advocaat mr. K.G.I.M. Schröder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 10,
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 t/m 10,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 1 december 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 1 december 2022 zijn partijen in persoon verschenen. De man werd bijgestaan door mr. [A] , als waarnemer van mr. Mestrini. De vrouw werd bijgestaan door haar advocaat voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen hebben in een periode tussen 1999 en 2001 een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben na het verbreken van hun relatie in april 2001 een woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] gekocht (hierna: de woning). De woning is op
1 november 2001 bij notariële akte aan hen geleverd. De koopprijs van de woning was volgens de koopakte 368.500 gulden, zijnde € 167.218.
2.3.
Ten behoeve van de financiering van de woning zijn partijen voor een totaalbedrag van 415.000 gulden, zijnde € 188.318,79, een geldlening aangegaan bij de Nationale Nederlanden. De lening bestaat uit 2 delen; een deel ter hoogte van € 113.445,05 onder nummer [nummeraanduiding 1] en deel ter hoogte van € 74.873,74 onder nummer [nummeraanduiding 2] . Ter zekerheid van betaling hebben partijen aan de Nationale Nederlanden een recht van eerste hypotheek verstrekt op de woning.
Verder blijkt uit de hypotheekakte dat partijen, ter zekerheid van betaling, aan de hypotheeknemer hun rechten en vorderingen bij de hypotheeknemer voortvloeiende uit de levensverzekeringen met polisnummers [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 4] hebben verpand.
2.4.
Op 25 september 2001, voorafgaand aan de levering van de woning, zijn partijen een overeenkomst aangegaan (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“-Wanneer [gedaagde (voornaam)] of [eiser (voornaam)] het aandeel in de woning aan [adres] wil verkopen, dan zal het deel van de verkopende partij eerst aangeboden dienen te worden aan de andere partij tegen de koopprijs.
- [gedaagde (voornaam)] heeft het recht om tot 1 september 2005 het belang van [eiser (voornaam)] in de woning gaan de [adres] te verwerven voor de koopprijs.
- Structurele wijzigingen aan de woning worden bij een eventuele verkoop verrekend ten gunste van de partij die deze wijzigingen (verbeteringen) heeft betaald. De waarde van de wijzigingen wordt bepaald door een onafhankelijke taxateur van onroerende goederen.
- Wanneer beide partijen in gezamenlijk overleg besluiten de woning te verkopen dan zal de overwaarde of onderwaarde naar verhouding van het belang in de woning verdeeld worden.
- Op het moment dat [eiser (voornaam)] geconfronteerd wordt met een structurele verhoging van kosten zal de gehele regeling worden herzien en/of beëindigd.”.

3.De vorderingen

In conventie

3.1.
De man vordert, kort samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
  • primairhem machtigt de woning te gelde te maken en al het nodige te doen tot verkoop van de woning te komen op een door hem voorgestelde wijze, waarbij dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw en de vrouw de woning dient te ontruimen op straffe van een dwangsom;
  • subsidiairde vrouw veroordeelt haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning op een door hem voorgestelde wijze, op straffe van een dwangsom, waarbij dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw;
  • meer subsidiairde verdeling van de woning conform 3:185 BW vaststelt;
- een verklaring voor recht geeft dat hij 60% van de netto opbrengst van de woning ontvangt
en de vrouw 40%;
- bepaalt dat de vrouw aan de man een gebruiksvergoeding verschuldigd is van € 202,10 per maand met ingang van 1 september 2005 totdat de woning is verdeeld;
- de vrouw veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen, althans tot afwijzing van zijn vorderingen.
In reconventie
3.3.
De vrouw vordert op haar beurt een verklaring voor recht dat aan haar een vordering (tot verrekening) toekomt op de man van € 27.358,47, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag onder veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.4.
De man concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen in reconventie, althans tot ontzegging van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

In conventie

De woning
4.1.
De rechtbank zal de wijze van verdeling van de woning vaststellen zoals in het dictum is omschreven, waarbij de vrouw allereerst de gelegenheid krijgt het aandeel van de man in de woning over te nemen tegen 60% van de taxatiewaarde. Als dit niet lukt, dient de woning verkocht te worden, waarbij de man 60% van de netto-overwaarde toekomt en de vrouw 40%. Het overige door de man gevorderde zal de rechtbank afwijzen.
4.2.
De woning behoort tot een zogenaamde eenvoudige gemeenschap van partijen. De man wil van zijn aandeel in de woning af, hij wil uit de onverdeeldheid raken. Uit de processtukken en het verhandelde op de zitting begrijpt de rechtbank dat de man hiertoe de verdeling van de woning vordert op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 3:185 BW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij ook belang bij zijn vordering tot verdeling. Partijen verkeren ruim twintig jaar in onverdeeldheid en hebben meerdere pogingen ondernomen om uit deze onverdeeldheid te raken, zonder resultaat. Van de man kan niet verwacht worden dat hij langer in onverdeeldheid blijft, temeer omdat hij grote schulden heeft. Zijn mogelijkheden een regeling te treffen met zijn schuldeisers, worden ingeperkt door zijn voortdurende hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire schuld.
4.3.
Volgens de man hebben partijen met de bepalingen zoals hiervoor bij 2.5. beschreven, afspraken gemaakt over de situatie waarin hij van zijn aandeel in de woning af wil. De man, die de overeenkomst heeft opgesteld, stelt hierover het volgende. De vrouw had het aandeel van de man in de woning tot 1 september 2005 over kunnen nemen tegen de koopprijs. Na 1 september 2005 dient zij voor ’s mans aandeel de marktwaarde te betalen. Partijen hebben deze datum aangehouden in verband met de leeftijd van [B (voornaam)] , de zoon van partijen. [B (voornaam)] zou in 2005 vier jaar worden. Vanaf dat moment zou hij naar school gaan en zou de vrouw niet meer de dagelijkse zorg voor hem dragen, waardoor ze (meer) kon gaan werken en dus ook meer zou verdienen. Als gevolg van de extra inkomsten zou zij dan ook vanaf 1 september 2005 in staat moeten zijn het aandeel van de man in de woning tegen de marktwaarde over te nemen. Als de woning uiteindelijk verkocht zou worden, zouden partijen volgens de man de over- of onderwaarde moeten delen naar verhouding van het belang van partijen in de woning, zoals genoemd in de overeenkomst (60% voor de man en 40% voor de vrouw). Omdat de vrouw aan de man heeft laten weten dat zij het aandeel van de man niet tegen de marktwaarde wil overnemen, dient de woning verkocht te worden en moet de opbrengst naar rato gedeeld worden.
De vrouw ziet dit anders. Volgens haar houden de bepalingen uit de overeenkomst iets anders in. Namelijk dat als de man zijn aandeel in de woning wil verkopen, zij dat aandeel altijd kan overnemen tegen de koopprijs, ongeacht het moment. Dit komt volgens haar ook overeen met de bevestiging van de afspraak tussen partijen in 2009 aan de notaris, zoals blijkt uit het schrijven van partijen aan de notaris van 31 augustus 2009, waarin is opgenomen dat de koopprijs van de woning op € 188.318,- is bepaald en de vrouw het aandeel van de man in de woning voor dat bedrag zou verkrijgen. Deze overname is niet doorgegaan als gevolg van conservatoir beslag op de woning door schuldeisers van de man.
De in de overeenkomst genoemde termijn tot 1 september 2005 heeft volgens de vrouw betrekking op de periode waarin zij het aandeel van de man tegen de koopprijs kon overnemen - ook als hij dat niet wilde, althans dit in rechte zou kunnen afdwingen. Volgens de vrouw dient in het geval van verkoop de over- of onderwaarde bij helfte tussen partijen verdeeld te worden. Volgens de leverings- en hypotheekakte van de woning zijn partijen namelijk ieder 50% eigenaar van de woning. Omdat de man zijn aandeel in de woning niet tegen de koopprijs aan de vrouw heeft aangeboden, dient de vordering van de man, afgewezen te worden.
Voor zover de rechtbank wel aanleiding ziet de woning te verdelen, vindt de vrouw dat zij alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld het aandeel van de man tegen de koopprijs over te nemen.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat partijen een geschil hebben over de uitleg van de overeenkomst waarover zij onderhandeld hebben. De uitleg van een dergelijke overeenkomst moet mede plaatsvinden aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Deze luidt als volgt:
“De vraag hoe in een contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.”
In deze maatstaf ligt besloten dat de uitleg moet plaatsvinden aan de hand van de wils-vertrouwensleer, zoals neergelegd in de artikelen 3:33 en 3:35 BW. Het gaat er niet om te bepalen wat letterlijk in de overeenkomst is neergelegd, maar om wat partijen over en weer uit elkaars verklaringen redelijkerwijze mochten afleiden. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval, gewaardeerd naar dat wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de woning samen met de vrouw heeft gekocht om haar en hun zoon na het verbreken van hun relatie eigen onderdak te bieden. De vrouw en [B (voornaam)] woonden namelijk, ook na het uiteengaan van partijen, nog in het huis van de man. De vrouw kwam niet in aanmerking voor een sociale-huurwoning en een huurwoning in de vrije sector dan wel een koopwoning was voor haar alleen niet te betalen.
Tegen deze achtergrond is de door de man bepleite uitleg ten aanzien van de bepalingen in de overeenkomst goed te volgen. Hij wilde de vrouw financieel helpen, maar het was wel de bedoeling dat ze uiteindelijk op eigen benen zou komen te staan. In dit licht is ook de uitleg van de man over de termijn waarbinnen de vrouw zijn aandeel tegen de koopprijs zou kunnen overnemen, goed te volgen. Het lag niet in de lijn der verwachting dat het inkomen van de vrouw de eerste vier jaar zou stijgen, gezien de dagelijkse zorg die zij voor [B (voornaam)] zou hebben. [B (voornaam)] zou niet naar een dagverblijf gaan. Partijen gingen ervan uit dat tegen de tijd dat [B (voornaam)] vier jaar zou worden en naar school zou gaan, de vrouw de tijd had meer eigen inkomsten te genereren, waardoor zij na vier jaar dan ook in staat zou moeten zijn om de man tegen de marktwaarde uit te kopen.
De redenering over de termijn van de vrouw, dat deze is opgenomen om afgifte van het aandeel van de man aan de vrouw af te dwingen, vindt de rechtbank onaannemelijk. Het was juist de man die de vrouw wilde helpen met een eigen woning. Het ligt dan niet voor de hand dat de man de vrouw zou tegenwerken om zijn aandeel te verkrijgen. Tussen partijen staat ook niet ter discussie dat het nooit de bedoeling is geweest dat de man in de woning zou wonen, of hij het aandeel van de vrouw zou overnemen.
De afspraken tussen partijen die zijn opgenomen in de brief aan de notaris van 31 augustus 2009, kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot een uitleg van de overeenkomst leiden als de vrouw stelt. De man wilde in 2009 zo snel mogelijk van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening af. Hij had hoge schulden en was in overleg met zijn schuldeisers. De vrouw was niet in staat het aandeel van de man tegen een (veel) hoger bedrag dan de helft van de hypotheeksom over te nemen. Daar komt bij dat de man feitelijk geen profijt zou hebben van een eventueel hoger bedrag dat de vrouw voor zijn aandeel zou betalen, omdat dit rechtstreeks naar zijn schuldeisers zou gaan. Het ligt voor de hand dat de man destijds, uit coulance, zijn aandeel aan de vrouw had willen overdragen tegen zijn ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. Deze afspraak is uiteindelijk niet tot uitvoering gekomen.
Concluderend ziet de rechtbank dus geen, althans onvoldoende aanknopingspunten aan te nemen dat de vrouw redelijkerwijs mocht verwachten dat zij het aandeel van de man ook twintig jaar later nog tegen de koopprijs mocht overnemen als hij van zijn aandeel af zou willen.
4.6.
In tegenstelling tot de man vindt de rechtbank dat de vrouw, na taxatie van de woning, nog in de gelegenheid gesteld moet worden binnen de in het dictum vastgestelde termijnen het aandeel van de man in de woning over te nemen. De rechtbank acht een reële kans aanwezig dat zij dat aandeel, ook tegen de huidige waarde, kan overnemen. Hoewel de vrouw heeft gezegd dat zij voor het aandeel van de man niet veel meer dan de helft van de hypotheeksom kan betalen, is op de zitting ook gebleken dat er mogelijk nog sprake is van een verzekeringspolis die tot uitkering komt als de hypotheek wordt overgesloten.
4.7.
Uit de overeenkomst blijkt dat het aandeel van de man in de woning 60% is en het aandeel van de vrouw 40%. Deze bepaling heeft verbintenisrechtelijke werking tussen partijen. Dat partijen later in de leveringsakte van de woning in goederenrechtelijke zin geen uitvoering hebben gegeven aan deze afspraak, doet daar niet aan af. Het is duidelijk dat partijen beoogd hadden dat de man een groter aandeel in de woning zou toekomen dan de vrouw. Het bedrag waarvoor de vrouw het aandeel van de man in de woning kan overnemen, dient dan ook op 60% van de taxatiewaarde gesteld te worden. In het geval van verkoop van de woning komt aan de man 60% van de netto overwaarde van de woning toe.
4.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding de door de man gevorderde dwangsommen en de vordering op grond van 3:300 BW toe te wijzen. De rechtbank gaat ervan uit dat de vrouw, omdat vast staat tegen welke waarde zij het aandeel van de man kan overnemen en dat zij, als zij in staat is dat aandeel over te nemen, dit ook zal doen of anders mee zal werken aan de verkoop.
Gebruiksvergoeding
4.9.
De rechtbank zal de vordering tot het betalen van een gebruiksvergoeding afwijzen.
4.10.
Een dergelijke vergoeding moet gezien worden als een schadeloosstelling voor gederfd gebruik en genot. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze situatie geen sprake van een dergelijke derving. De woning is namelijk alleen gekocht om de vrouw en de zoon aan een eigen woning te helpen. Het was van meet af aan niet de bedoeling dat de man in de woning zou wonen. De man heeft dus geen gebruik of genot van de woning misgelopen waarvoor hij schadeloos gesteld hoeft te worden.
4.11.
Gelet op voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het beroep van de vrouw op verjaring van de gevorderde gebruiksvergoeding.
In reconventie
4.12.
De rechtbank zal de vordering van de vrouw om een verklaring voor recht afwijzen.
4.13.
Artikel 3:302 BW bepaalt dat de rechter op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon over die rechtsverhouding een verklaring voor recht kan uitspreken. Hierbij ligt het op de weg van de vrouw om haar stellingen, die door de man gemotiveerd zijn betwist, te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is de vrouw hierin niet, althans onvoldoende geslaagd.
4.14.
De vrouw stelt dat de man aan haar een bedrag van € 27.358,47 aan kinderalimentatie verschuldigd is over de periode van december 2012 tot de 18e verjaardag van [B (voornaam)] . Naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk of en zo ja, welk bedrag de man aan kinderalimentatie aan de vrouw verschuldigd is over de door de vrouw genoemde periode. Volgens de wet is de man wel verplicht naar draagkracht van zijn inkomen (en behoefte van [B (voornaam)] ) bij te dragen aan de kosten van diens opvoeding en verzorging, maar de rechtbank kan de hoogte van een eventuele vordering uit hoofde van deze verplichting niet vaststellen. Er is geen sprake van een overeenkomst waaruit de hoogte van het bedrag eenduidig kan worden vastgesteld. De door de vrouw gemaakte berekening is weliswaar gebaseerd op de overeenkomst tussen partijen, maar in deze overeenkomst zijn ook (financiële) voorbehouden gemaakt. Zo spraken zij af dat de maandelijkse alimentatieverplichting van de man met een bepaald percentage zou verminderen als zijn jaarinkomen zou dalen. Voorts is in de regeling opgenomen dat op het moment dat de man geconfronteerd wordt met een structurele verhoging van kosten, de hele regeling zal worden herzien of beëindigd. De rechtbank kan de hoogte van een eventuele verplichting uit hoofde van de kinderalimentatie in deze procedure ook niet vaststellen. Hiervoor moeten partijen een verzoekschriftprocedure volgen.
In conventie: uitvoerbaar bij voorraad
4.15.
De rechtbank zal een deel van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat die beslissing moet worden nagekomen, ook als een van partijen hoger beroep instelt. Zij vindt namelijk dat van de man niet langer verwacht kan worden dat hij in onverdeeldheid blijft. Hij heeft ook zwaarwegend belang bij de verdeling en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld die aan de woning is verbonden. Immers heeft hij hoge schulden en hij probeert al geruime tijd een regeling te treffen met zijn schuldeisers. Zolang hij verantwoordelijk blijft voor de hypotheekschuld, wordt hij aanzienlijk beperkt in zijn mogelijkheden een regeling te treffen met zijn crediteuren. Hier komt bij dat de vrouw ruim de tijd krijgt te onderzoeken of zij het aandeel van de man in de woning over kan nemen, dan wel op zoek te gaan naar een andere woning voor haar en [B (voornaam)] .
In conventie en in reconventie
4.16.
Omdat dit geschil voortvloeit uit de afwikkeling van de relatie van partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de woning als volgt:
a. de woning zal worden toegedeeld aan de vrouw tegen een nog te taxeren marktwaarde per datum taxatie, onder de voorwaarde dat de vrouw binnen drie maanden na de datum van het taxatierapport aan de man aantoont dat zij in staat is zijn aandeel in de woning over te nemen en hem te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;
b. de woning dient uiterlijk zes weken na vandaag te zijn getaxeerd door een door partijen nog aan te wijzen makelaar. Ten behoeve van de aanwijzing van de makelaar die de woning bindend zal taxeren, zal de man binnen een week na vandaag schriftelijk drie NVM- en/of VBO-makelaars voorstellen aan de vrouw, die er op haar beurt binnen een week één uit zal kiezen. Partijen zullen de gekozen makelaar vervolgens binnen een week na die keuze gezamenlijk een opdracht tot taxatie geven. Partijen dienen de kosten van de taxatie bij helfte te dragen;
c. als aan de hiervoor onder a. genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de man zijn aandeel in de woning overdragen aan de vrouw uiterlijk drie maanden nadat zij heeft aangetoond dat zij ’s mans aandeel in de woning kan overnemen, onder de voorwaarde dat hij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening wordt ontslagen en dat bij een overwaarde aan hem wordt uitgekeerd een bedrag gelijk aan 60% van de overwaarde van de woning (de taxatiewaarde verminderd de hypothecaire leningen en vermeerderd met een eventuele uitkering uit een de woning/hypotheek verbonden verzekering(en)). De kosten van de notariële overdracht dienen door de vrouw te worden gedragen;
d. indien en voor zover niet aan de hiervoor onder a. genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de woning worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen gezamenlijk een verkoopopdracht zullen verstrekken aan de onder b. bedoelde makelaar, die partijen, als zij daarover geen overeenstemming bereiken, bindend zal adviseren over de vraag- en laatprijs. Bij verkoop en levering van de woning dient uit de verkoopopbrengst de op de woning rustende hypothecaire geldlening te worden afgelost en dienen de kosten verbonden aan de verkoop te worden voldaan. De man is vervolgens gerechtigd tot de 60% van de resterende opbrengst en de vrouw tot 40% daarvan;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst af dat wat meer of anders is gevorderd,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.